Didactiek Flashcards
definitie didactiek
- didactiek
- theorie vorming & onderzoek
- over voorbereiden, uitvoeren & toetsen van intructie activiteiten
- didactisch handelen = verbaliseren, demonstreren, observeren, begeleiden, … - focus op microniveau
- actoren
- context
- begeleiding
- organisatie
- leer & instructie activiteit
begrippen didactiek
- actoren
- student, leerkracht, doelgroep
- kenmerken = leeftijd, visie, intresseses, voorkennis, … - context
- ouders van lerende, omgeving, … - begeleiding
- lerende = bijles, verpleegster
- intructievoorantwoordelijke = collega’s, secretariaat, … - organistatie = aantal leden, doelgroep, lokalen, …
- leer & instructie activietien = gevolg van instructies
de beginsituatie
= het vertrekpunt van het onderwijsleerprocess = kloof tussen beginsituatie & doelstelling
- constante factoren
- lesgever
–> eigenkunnen: ervaring, pedagogische & organisatorische kwaliteiten, onderwijsviscie, stijl, …
- aard & samenstelling van de groep
–> grootte, leeftijd, milieu, …
- voorwaardenstructuur
–> locatie, materiaal, EHBO - actuele gegevens
- motorische vaardigheden
- inspanningsmogelijkheden
- plezier & motivatie
- medische gegevens
- kennins & inzichten
de doelen
= de bewering die weergeeft wat van de lerende als resultaat verwacht wordt
waarde-oriëntatie
1) taakgericht = techniek & tactiek
2) prestatiegericht = hoeveel, score
- intrapersoonlijke vooruitgang
- interpersoonlijke norm
3) resultaatsdoelen
- SMART-doelen
- specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden
persoonsgebonden refentiekader voor doel
- cognitieve doelen = weten wat doel is
- motorische doelstellingen = het doel kunnen
- dynamische-affectieve doelstellingen
- leiderschap kunnen nemen
- spontaniteit van helpen & samenwerken
- eigen mogelijkheden aanvaarden, beurtrollen respecteren
- respect, begrip, … - metacognitieve doelstellingen
- reflectie
- regulerende doelen vb: plannen
waarde-orientering
focus leerprocess
1. dicipline beheersing = doelbeheersing
2. leerprocess georienteerd = focus op vooruitgang naar doel
- meer focus leerling
- feedbackgeven & aanleren
focus leerling = zelfactualisatie
- werken aan positief zelfbeeld
- wat ze zelf nuttig vinden
focus context = sociale voorantwoordelijkheid
- repect, samenwerken & helpen
focus alle = ecologische intergratie
- plezier & sociale context
- leerstof & context/leerling even belangerijk
doel van de instructie
- de instructie
- meer dan klassieke aankondiging & demonstratie
- multi-media leren vb: kijkwijzeers - inhoud
- informatie overdragen
- organisatie & management
- kennis vb: praktisch bruikbare kennis, waarden, regels, ..
- leren stimuleren - informatie = booschap komt vaak niet over
- oriënteren = goal-setting & gerichte aanpak
- verwachtingen stellen
- aandacht vragen & behouden
- tijdsmanagement, ruimte management & klimaat
- aanbieden van informatie
- vermijden paralyse door analyse
communicatie middelen
- verbaal = algemene richtlijnen
- duidelijk & kort = opslitsen van instructie
- vage termen vermijden & omzetten in voorbeelden
- duidelijke regels
- herhalen van moeilijke dingen + intonatie & nonverbaal - verbaal + visueel = multi-media aanbod
- cognitive theory of multi-media learning
- veel beter leren - kijkenwijzers
- tijdens circuits
- niet eerste les
- eerst zelfstandigheid opbouwen
beste kijkwijzers
- multimedia-effect = beter leren van woorden + beelden als alleen woorden
- modaliteitsprincipe = beter leren van uitleg + beelden als alleen uitleg
- segmentatie = redundantie-principe = beter leren als de taak is opgedeeld in relevante deeleenheden
- contiguïtieitprincipe = ruimtelijke dichtheid = de woorden staan in de buurt van het uitgebeelde concept
- signalisatie = de woorden & bewegingen worden verbonden door pijlen
- coherentieprincipe = gemakkelijker leren wanneer overbodig materiaal verwijderd wordt
- personalisatieprincipe = beter leren wanneer in de ik-vorm wordt getoond
- differentiatie principe = moeilijkheidsgraden
- interactiviteitsprincipe vb: digitaal
feedback
= informatie aan de lerende over de leeropdracht geven
- interne bron = leerling zelf
- door zichtbaar resultaat
- of sensorische feedback = ontwikkeling voor nodig
- motiveren door relevante openvragen te stellen
- timing & bepaalde fouten negeren - externe bron
door
- tutor-feedback = van leerkracht
- peer-feedback = van leerlingen
- + video feedback
over
- kennis van prestatie & resultaten
- kennis van uitvoering
aan
- directe feedback = enkele personen
- indirecte feedback = collectief aan groep
competenties lesgever -> coach
process van feedback
1. kennis over specifiek vakgebied
2. ervaring bij de taak
3. goede persoonlijke lesgeefstijl
4. observatieprocess
5. beslissingsprocess
6. feedbackprocess
soorten feedback
1. communicatie wijze = verbaal vs non-verbaal
2. inhoud = informatief vs controlerend
3. valentie
- negatief = zeggen wat slecht is
- correctief = aandachtspunten meegeven = beste
- positief = zeggen wat goed is
- sandwich methode = positief-correctief-positief
4. specificiteit = algemeen vs specifiek
5. focus van feedback = persoon vs taak vs gevoel
6. referentie standaard = procesgericht
- intrapersoonlijk vs interpersoonlijk
beste feedback
- beste feedback
- individueel
- specifiek & beperkt tot belangerijkste zaken
- positief / correctief
- congruent
- progressief gedetailleerder - hoeveelheid & timing
- afhankelijkheid van feedback = afbouwen
- alreeds voldoende info = afbouwen
- geen zintuigelijke info of relatie met doel = opbouwen
didactiesche werkvormen
- oefenstofkeuze
- doelgericht
- ontwikkelings gebonden & haalbaar (aangepast aan niveau)
- aangepast aan ruimte & materiaal
- boeiend, uitnodigend & motiverend
- voldoende variatie
- logisch & progessief opgebouwd - spelvormen
- meer uitleg = werking, begeleiding, aanbrengen
- eenvoudige regels
- voldoende opvolgen & respecteren van regels maar flow behouden
leerstijlen
- ervaringsleren volgend Kolb
- cirkel
- ervaren -> observeren/reflecteren -> begrijpen -> experimenteren -> …
- 2 dimensies = opnemen & transporteren van info - 4 polen
- CE = concrete ervaring = ondervindend
- RO = reflectieve observatie = reflecterend
- AC = abstracte conceptualisering = begripsmatig
- AE = actief experimenteren = experimenterend
sterktes & zwaktes van verschillende leerstijlen
- accomotator = AE x CE
- ondernemen/doen
- sterk = uitvoeren plannen & aanpassen
- preferen trial & error met weinig instructies
- teveel = perfectionist
- tekort = al rap tevreden - divergeerder = CE & RO
- beschouwer/dromer
- sterk = brede intresse & creatief
- preferen reflectie-aanpak = waarnemen & reflecteren - assimulator = RO & AC
- sterk = redeneren & theoretische modellen verwoorden
- preferen zelf-studie aanpak
- teveel = niet-realistische ideen
- tekort = oppervlakkige leerhouding - convergeerder AE & AC
- beslisser/toepasser
- kracht = toepassen ideen & modellen
- preferen gesloten instructie-aanpak
- teveel = verkeerde problemen oplossen & te snel
- tekort = ongetoeste theoriën gebruiken & geen werkfocus