Dialoghi Flashcards
1
Q
Wat kiest u?
A
Cosa desidera?
2
Q
Ik zou graag ‘een primo’ willen
A
Vorrei un primo
3
Q
Wat hebben jullie vandaag?
A
Che cosa avete oggi?
4
Q
Zou u mij nog een … kunnen brengen?
A
mi porta ancora …?
5
Q
Is het mogelijk een tafel te reserveren?
A
È possibile prenotare un tavolo?
6
Q
De rekening, alstublieft
A
Il conto, per favore/cortesia
7
Q
Ik neem …
A
Io prendo …
8
Q
Voor mij …
A
Per me …
9
Q
Hebben de heren beslist?
A
I signori desiderano?
10
Q
Wat neemt u?
A
Che cosa prende?
11
Q
Wilt u het menu?
A
Vuole il menù?
12
Q
Om te drinken?
A
da bere?
13
Q
Het is goed zo
A
va bene così
14
Q
misschien een koffie?
een sterke misschien die aangeeft dat je het wil
A
magari un caffè?
15
Q
Zeker!
A
Certo!