Diagnostic cycle Flashcards

1
Q

Welke 4 stappen worden doorlopen in de diagnostische cyclus?

A
  1. Complaint analysis
  2. Problem analysis
  3. Diagnosis
  4. Indication for treatment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nadat je een gesprek met een cliënt heb gehad zijn er een aantal verschillende resultaten tot je beschikking. Wat zijn deze soorten resultaten?

A

Antwoorden op een vragenlijst of test.
Antwoorden op doorgevraagde onderwerpen.
Een impressie van de cognitieve vaardigheden van de patiënt door middel van observeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voor- en nadelen van het interviewen van een naaste?

A

Voordeel: Je krijgt een duidelijker beeld van de situatie en de klachten. De patiënt in kwestie zou wellicht geen goed ziekte beeld kunnen hebben.

Nadeel: Je hebt verschillende biases waar je tegen aan kan lopen, waardoor de gegeven antwoorden niet betrouwbaar zijn.

 - De informant kan de patiënt niet gekend hebben voordat de klachten ontstaan zijn, waardoor dit genegeerd kan worden als klacht.
- De informant kan de patiënt ook al zo lang kennen dat de informant gewend is geraakt aan de symptomen die de patiënt vertoont.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is er belangrijk om te bedenken als er observaties tijdens een interview worden gedaan door de psycholoog?

A

Je krijgt een vollediger beeld van het cognitief functioneren van de patiënt. Je weet daardoor ook of de resultaten van de test in lijn zijn met de vaardigheden die de patiënt dan laat zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het boek spreekt van twee soorten testen. Welke zijn dit en wat houden ze in?

A

Fixed test –> Meerdere testen die nooit veranderen of aangepast worden.
Standardized test –> richtlijnen voor hoe de test uitgevoerd en aangepast kan worden aan de patiënt. Hierbij moet wanneer er een vraag aangepast moet worden zodat de cliënt het begrijpt, opgenomen worden in de observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer wordt een test bestempelt als “abnormaal”?

A
  1. Zijn de test resultaten betrouwbaar en representatief voor het functioneren van de patiënt? (Is het in lijn met de gemaakte observaties en aangehoorde klachten?)
  2. Zit de patiënt onder de algemene norm-waarde?
  3. Zijn de scores van de patiënt verschillend van de aangepaste norm-waarde? (aan bijvoorbeeld leeftijd)
  4. Zijn deze resultaten aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een impairment or disorder?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Helemaal aan het einde van de diagnostische cyclus mag de psycholoog een rapport maken van de diagnose. Op welke twee manieren kan hij/zij dit doen?

A

geschreven rapport –> Naar de referrer. De testscores worden eerst besproken met de patiënt.
Verbaal rapport –> Altijd naar de patiënt, vaak zit er iemand bij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen sensitivity en specifity?

A
Sensitivity = the likelihood that the results will identify a person with a disordr as "disturbed"
Specifity = the likelihood that the results will identify a person without a disorder as "not disturbed"
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen prevelance en incidence?

A
Prevelence = the proportion of a particular population found to be affected by a medial condition.
Incidence = How many new cases arise for a certain disorder in a particular time fram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly