Develop Azure Platform as a Service Compute Solutions: Azure Functions Flashcards

1
Q

Leg kort uit wat Azure Functions inhoud.

A
  • Azure Functions verlicht de nood van onderliggende infrastructuur.
  • Je hebt enkel jouw code draaien.
  • Je moet niets onderhouden, geen Virtueel netwerk, subnet of de VM.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je kan verschillende programmeertalen gebruiken, benoem ze.

A
  • C#
  • F#
  • Node.js
  • Java
  • PHP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een van de overheersende features in Azure Functions?

A
  • Triggers.
  • Functies worden gestuurd door gebeurtenissen, wat betekent dat ze worden uitgevoerd als reactie op een gebeurtenis.
  • U moet een functie configureren met exact één trigger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem alle soorten triggers en zeg kort wat ze doen.

A
  • HTTP - Een functie starten via een HTTP-aanvraag.
  • Blob Storage - Een functie starten wanneer een nieuwe of bijgewerkte blob wordt gedetecteerd.
  • Queue Storage - Een functie starten wanneer een nieuw item in een wachtrij wordt ontvangen. Het wachtrijbericht wordt geleverd als invoer voor de functie.
  • Azure Cosmos DB - Een functie starten wanneer invoegingen en updates worden gedetecteerd.
  • Event Grid - Een functie starten wanneer een gebeurtenis wordt ontvangen van Event Grid.
  • Service Bus - Een functie starten als reactie op berichten uit een Service Bus-wachtrij.
  • Timer - Een functie starten volgens een schema.
  • Microsoft Graph-gebeurtenissen - Een functie starten als reactie op een binnenkomende webhook van Microsoft Graph. Elke instantie van deze trigger kan reageren op één Microsoft Graph-resourcetype.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor de kosten kan je kiezen tussen een consumption plan of een app service plan, wat zijn de verschillen?

A
  • Bij een Consumption plan betaal je volgens aantal runs, uitvoeringstijd en hoeveelheid geheugen gebruik.
  • Bij een Consumption plan heb je een maximale uitvoeringstijd van 5 minuten
  • Bij een app service plan heb je gealloceerde instanties, de functie kan langer draaien en meer geheugen gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor worden Bindings gebruikt?

A

Om een andere Azure Resource te binden aan de function.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als een function app data wil zenden naar Application Insights, moet het de instrumentation key kennen van een Application Insights resource. Waar moet je de key toevoegen?

A

In de application settings van de application insights die is gekoppeld aan je function.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een ontwikkelingsteam heeft een verzameling van applicaties die worden gehost in Azure. Sommige zijn gehost met de Azure Function service. Het team wil Application Insights inschakelen voor Azure Functions.
Je moet de hoeveelheid telemetry items die worden verzonden per seconde instellen. Waar configureer je dit?

  • In de Function App code
  • In de host.json file
  • In de application.json file
  • In de settings.xml file
A

In de host.json file

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan een Azure Function automatisch schalen?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kan je ontwikkelen en testen in de browser met een Azure Function?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kan je betalen per gebruik met een Azure Function?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kan je Azure Functions integreren met Azure Logic Apps?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kan een Azure Function deel uitmaken van een App Service-toepassing

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biedt een Azure Function nauwe controle over JobHost?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet het JobHost object?

A

Object dat luistert naar gebeurtenissen die de code activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie-apps kunnen gebruikmaken van een van twee typen serviceplannen, benoem ze.

A
  • Verbruiksserviceplan
  • Azure App Service plan
17
Q

Wat zijn de verschillen tussen het verbruiksserviceplan en Azure App Service plan?

A
  • Het Verbruiksplan heeft een configureerbare time-outperiode voor het uitvoeren van functies. Standaard is de periode 5 minuten, maar deze kan worden geconfigureerd met een time-out met maximaal 10 minuten.
  • Methet Azure App Service-plan voorkomt u time-outs doordat u uw functie doorlopend kunt uitvoeren op een door u gedefinieerde virtuele machine.
  • Het Verbruiksserviceplan biedt automatisch schalen en facturatie op basis van het daadwerkelijk uitvoeren van uw functies.
  • Wanneer u een App Service-plan gebruikt, bent u verantwoordelijk voor het beheren van de app-resources waarmee de functie wordt uitgevoerd, dus technisch gezien is dit geen serverloos plan.
18
Q

Wanneer u een functie-app maakt, moet deze worden gekoppeld aan een opslagaccount. Wat wordt hierin allemaal opgeslagen?

A
  • logboekregistratie van het uitvoeren van de functie
  • beheren van uitvoeringstriggers
  • functiecode en configuratiebestanden (App Service plan)
19
Q

Wat zijn bindingen?

A
  • Bindingen vormen een verklarende manier om gegevens en services met uw functie te verbinden.
  • Bindingen weten hoe ze moeten communiceren met verschillende services.
  • Dit betekent u geen code hoeft te schrijven in de functie om met gegevensbronnen verbinding te maken en om verbindingen te beheren.
  • Het platform handelt die complexiteit voor u af als onderdeel van de bindingcode.
20
Q

Elke binding heeft een richting, benoem de mogelijke richtingen.

A
  • code leest gegevens uit een invoerverbinding
  • code schrijft gegevens naar een uitvoerverbinging
21
Q

Hoeveel bindings kan een function hebben?

A

nul of meer

22
Q

Benoem een speciaal type van invoerverbinding en zeg waarom het speciaal is.

A
  • Trigger
  • het heeft de aanvullende mogelijkheid de functie te starten
23
Q

Je kan het autorisatieniveau van een functie instellen in het configuratiebestand function.json, benoem alle autorisatieniveaus en leg kort uit.

A
  • Function - vereist een functiespecifieke API-sleutel
  • Anonymous - geen sleutel vereist
  • Admin - gebruikt een algemene hoofdsleutel
24
Q

Aan elke functie moet exact één trigger zijn gekoppeld. Wat moet je doen als je een stukje logica onder verschillende omstandigheden wilt uitvoeren?

A

Dan moet je meerdere functies met dezelfde kernfunctiecode maken.

25
Q

Zijn bindingen bij Azure Functions verplicht?

A

Neen, ze zijn optioneel.

26
Q

Voor de autorisatieniveaus Functie en Beheerder van een Azure Function is een sleutel vereist. Als u een HTTP-aanvraag wilt verzenden, moet u een sleutel voor verificatie opgeven. Er zijn twee soorten sleutels: functiesleutels en hostsleutels. Wat is het verschil tussen de 2?

A

Het verschil tussen de twee sleutels is het bereik.
Functiesleutels zijn specifiek voor een functie.
Hostsleutels worden gebruikt voor alle functies in de functie-app.

27
Q

Wat is een bindingexpressie?

A

Een bindingexpressie is een speciale tekst in function.json, functieparameters of code die wordt geëvalueerd wanneer de functie wordt aangeroepen om een waarde te verkrijgen.

De meeste expressies worden geïdentificeerd door ze tussen accolades te plaatsen. Bindingexpressies voor de app-instelling zijn omgeven door procenttekens in plaats van accolades.

28
Q

Benoem all typen bindingexpressie.

A
  • App-settings
  • Trigger-bestandsnaam
  • Trigger-metagegevens
  • JSON-payload
  • Nieuwe GUID
  • Huidige datum en tijd