definities examen 1 Flashcards
seismologie
wetenschap over aardbevingen en aardbevingsgolven
isostasie
drijvend evenwicht van de lithosfeer ten opzichte van de asthenosfeer
isostatische beweging
verticale bewegingen om evenwicht te herstellen zijn isostatische aanpassingen die leiden tot een isostatisch evenwicht
oceanische plaat
enkel OK en grotere dichtheid
continentale plaat
CK (+ OK)
kleinere dichtheid
endogene krachten
energie uit inwendige aardwarmte
exogene krachten
verwering, erosie, sedimentatie
energie vooral uit de zon
hoe oud is de aarde?
4,6 miljard jaar
discontinuïteiten
moho-discontinuïteit
guthenberg-discontinuïteit
gelaagde structuur
aardbol kreeg deze structuur na herschikking materialen door warmte
dampkring aarde
gassen door zwaartekracht vastgehouden
chemosynthese
koolstofdioxide omzetten met warmte ipv zonlicht
fotosynthese
omzetten van zonlicht + CO2 in O2
ozonvorming
door inwerking van zonlicht op zuurstof wordt ozon gevormd
seismograaf
gebruikt om trillingen in aarde te bestuderen
vulkanisme
verschijnsel waarbij vloeibaar mantelmateriaal naar de oppervlakte komt via breuken in de lithosfeer
ring of fire
sikkelvormig gebied waar veel actieve vulkanen en vulkaanuitbarstingen zijn
hotspot = gloeipunt
plaats in het midden van een rifster waar gesmolten magma naar boven komt
slenk = riftarm
vertakking van riftster. verschillende slenken verbinden en op deze plaats scheurt de lithosfeer -> platentektoniek
rugduwkracht
opwarmend materiaal in de asthenosfeer stijgt
subductietrekkracht
magma dat op de lithosfeer terecht is gekomen -> plaat terug in de aarde door zwaartekracht
subductie
proces waarbij O plaat onder ander O plaat of C plaat schuift
kustgebergte
gebergte gevormd op CK door gesmolten materiaal van subducerende plaat
mid-oceanische rug
tussen divergerende platen ontstaat een kloof die gevuld wordt met water
trog
smalle, erg ondiepe kloof in de zeebodem die ontstaat bij destructieve plaatranden
platentektoniek
geologisch verschijnsel waarbij delen van de aardkorst ten opzichte van elkaar verschuiven
continentaal gebergte
convergerende platen CK te licht voor subductie
hotspotvulkanisme
vulkanen die niet ontstaan op plaatranden maar midden op tectonische plaat
vulkanische eilandenboog
boog gevormd door verschillende vulkanische eilanden
zeebodemspreiding
bij divergerende grenzen gaat de zeebodem uit elkaar
schildvulkaan
type vulkaan dat een vlakke helling heeft
- vloeibare lava
- gassen ontsnappen gemakkelijk
(boven midoceanische ruggen + boven hotspots onder OK)
stratovulkaan = kegelvulkaan
- magma rijker aan SiO2
- visceus, slecht vloeibare lava
- hogere gasdruk
- prop
- caldera
(vooral bij subducerende plaatranden en hotspots onder C plaat
magma
vloeibaar gesteente onder aardoppervlak
lava
vloeibaar gesteente boven aardoppervlak
aardbeving
onderlinge wrijving plaatranden + spanning door schoksgewijze verplaatsing -> schokgolven
hypocentrum
plaats in lithosfeer waar de weerstand het grootste was en aardbevingsgolven vertokken
epicentrum
plaats op het aardoppervlak loodrecht boven het hypocentrum
anticline
plooi naar boven met naar beneden wijzende flanken (aardlagen aan binnenzijde = oudste)
syncline
plooi in het gesteentelaag waarbij materiaal aan binnenkant jonger is
V-vorm
orogenese
gebergtevorming
geothermische gradiënt
toename van temperatuur met de diepte