défi 3 voc. Flashcards
een tegenstander
un adversaire, une adversaire
een ziel, een geest
une âme
een goed doel
une bonne cause
een burpee, een krachtoefening
un burpee
het lopen (de running)
la course à pied
een hindernissenloop
une course d’obstacles
een beginner
un débutant
een uitdaging
un défi
een verkwister
un dépensier, une dépensière
de vastberadenheid
la détermination
het uithoudingsvermogen
l’endurance (f.)
een training
un entrainement
een spierversterkende oefening
un exercise de renforcement musculaire
een kracht
une force
een vechter
un guerrier, une guerrière
een doel
un objectif
een obstakel, een hindernis
un obstacle
een traject
un parcours
een deelnemer, een deelneemster
un participant, une participante
een deelname
une participation
een boete, straf, sanctie
une pénalité
een rijbewijs
un permis
een voornemen
une résolution
een rond stuk hout, een boomstam
un rondin de bois
de voldoening
la satisfaction
een trend
une tendance
gewapend met
armé, armée de
gevestigd, ervaren
confirmé, confirmée
gemoedelijk, gezellig
convivial, conviviale
vermoeiend
fatigant, fatigante
vereist
requis, requise
opgven
abandonner
uitgeven, spenderen
dépenser
besparen
économiser
overschrijden, passeren langs
franchir
snoepen, knabbelen
grignoter
vermageren, afslanken
maigrir
zich inzetten, zich engageren (voor)
s’engager (pour)
overwinnen
surmonter
een ijzeren wil hebben
avoir un mental d’acier
zijn grenzen overschrijden
dépasser ses limites
in een landelijk gebied
en zone rurale
het hoofd bieden aan zijn angsten
faire face à ses peurs
obstakels overwinnen
franchir des obstacles
in netten klauteren
grimper à des filets
speerwerpen
lancer un javelot
gewicht verliezen
perdre du poids/ des kiloso
onder prikkeldraad kruipen
ramper sous des barbelés
een uitdaging aangaan
relever un défi
zijn grenzen verleggen
repousser ses limites
zich een doel stellen
se fixer un objectif
uit zijn comfortzone komen
sortir de sa zone de confort
een obstakel overwinnen
surmonter un obstacle
zich aan zijn voornemens houden
tenir ses résolutions
wat ook
quel que soit, quelle que soit
een (hart)aanval
une attaque (cardiaque)
een weldaad, voordeel
un bienfait
een internationaal bouwproject
un chantier international
de liefdadigheid
la charité
de bloedsomloop
la circulation sanguine
een fondsenwerving, een geldinzameling
une collecte de fonds
de fysieke conditie
la condition physique
een voedingsadvies
un conseil alimentaire
een medewerker, een bijdrager, een medewerkster, een bijdraagster
un contributeur, une contributrice
de teleurstelling
la déception
een depressie, een inzinking
la dépression
een sociaal engagement
un engagement social
de opwinding
l’excitation (f.)
de vermoeidheid
la fatigue
een ongemak, schaamte
une gêne
een vrijhevigheid
une générosité
de vreugde
la joie
een motivatie
une motivation
de sponsoring
la parrainage
een preventie, maatregelen ter bescherming
une prévention
een remedie, een oplossing
un remède
een bospad
un sentier forestier
een gevoel van voldoening, een vervulling
un sentiment d’accomplissement
een palliatieve zorg
un soin palliatif
de solidariteit
la solidarité
een ondersteuning
un soutien
de stress
le stress
een immuunsysteem
un système immunitaire
efficiënt, doeltreffend
efficace
humanitair, menslievend
humanitaire
gemotiveerd
motivé, motivée
dagelijks
quotidien, quotidienne
solidair
solidaire
stedelijk
urbain, urbaine
verbeteren
améloirer
bereiken
atteindre
overtuigen
convaincre
bekijken, overwegen
envisager
opgeven, loslaten
lâcher
doorzetten, volhouden
persévérer
versterken
renforcer
ademen
respirer
zichzelf overtreffen
se dépasser
zichzelfovertreffen
se surpasser
overwinnen
vaincre
overwinnen
vaincre
een bijdrage leveren
apporter une conribution
het verschil maken
apporter sa pierre à l’édifice
calorieën verbranden
bruler des calories
geld inzamelen
collecter de l’argent
getroffen door, betrokken bij
être concerné par, être concernée par
stabiel houden
garder stable
een oprpoep doen om te handelen
lancer un appel à l’action
geld inzamelen
récolter de l’argent
ten voordele van
au profit de
een leerling
un apprenant, une apprenante
een leerbehoefte
un besoin d’apprentissage
een visuele beperking
une déficience visuelle
de discriminatie
la discrimination
de diversiteit
la diversité
een recht
la droit
de uitsluiting
l’exclusion (f.)
een handicap
un handicap
buiten de norm, het buiten de norm zijn
le hors-norme
de inclusie
l’inclusion (f.)
de integratie
l’intégration (f.)
een wet
une loi
een handboek
un manuel
de marginalisering, het aan de rand van de maatschappij zijn
la marginalisation
de uitsluiting, het buitensluiten
la mise à l’écart
een levensstijl, leefgewoonte
un mode de vie
een norm
une norme
een werkmiddel
un outil
financiële middelen
des resources financières (f.)
de segregatie, afscheiding van een groep
la ségrégation
blind
aveugle
kansarm, kwetsbaar
défavorisé, défavorisée
ontheemd
déplacé, déplacée
horend
entendant, entendante
uitgesloten
exclu, exclue
mindervalide
handicapé, handicapée
inclusief, waartoe iedereen behoort
inclusif, inclusive
slechtziend
malvoyant, malvoyante
nasaal
nasal, nasale
ras-
racial, raciale
doof
sourd, sourde
valide, gezond
valide
wat betreft het zicht, visueel
visuel, visuelle
genieten van, aanspraak maken op
bénéficier
uitsluiten, buitensluiten
exclure
begunstigen
favoriser
oplossen
résoudre
zich aanpassen
s’adapter
medelijden hebben met
avoir pitié de
allen aanbelangen
être l’affaire de tous
deel uitmaken van
faire partie de
aan de behoeftes voldoen
répondre aux besoins de quelqu’un
zich welkom voelen
se sentir le, la, les bienvenu(e)(s)
omwille van, vanwege
en raison de