Deel E Hoofdstuk 3 woorden en zinnen FA-NE Flashcards
Blz. 131 Deel E woorden en zinnen
1
Q
les devoirs m mv
A
het huiswerl
2
Q
le musée
A
het museum
3
Q
le secret
A
het geheim
4
Q
le rendez-vous
A
de afspraak
5
Q
riche
A
rijk
6
Q
il fait chaud
A
het is warm
7
Q
je finis
A
ik eindig/ben klaar
8
Q
travailler
A
werken
9
Q
pas mal
A
niet slecht
10
Q
dans
A
in
11
Q
vrai
A
waar
12
Q
préféré(e)
A
lievelings-
13
Q
marrant(e)
A
grappig
14
Q
enthousiaste
A
enthousiast
15
Q
terrible
A
vreselijk
16
Q
comme
A
zoals
17
Q
en plus
A
bovendien
18
Q
ajourd’hui
A
vandaag
19
Q
toujours
A
altijd
20
Q
tout le monde
A
iedereen
21
Q
Qui est ton prof de français?
A
Wie is je leraar frans?
22
Q
C’est monsieur Duval.
A
Dat is meneer Duval.
23
Q
Il est sévère?
A
Is hij streng?
24
Q
Non, il est sympa.
A
Nee, hij is aardig