Deel 3 Flashcards

1
Q

Hegemonie

A

Overheersing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hervorming

A

Geleidelijke, geweldloze verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hetze

A

Ophitsing, lastercampagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heulen met

A

Stiekem samengaan met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hiaat

A

Ontbrekend deel, lacune

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hiërarchie

A

Rangorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ideëel

A

Denkbeeldig, alleen in de gedachten bestaand ; gericht op verwezenlijking van een ideaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Identiteitscrisis

A

Toestand waar men onzekere is over wie men eigenlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ideologie

A

Het geheel van beginselen van een bepaalde leer of een bepaald stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Illegaal

A

In strijd met wettelijke voorschriften, iemand die zonder verblijfsgunning in het land verblijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Illegitiem

A

Onwettig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Illusie

A

Droombeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Imiteren

A

Nabootsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Identiek

A

Precies hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Immaterieel

A

Onstoffelijk, niet financieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Immoreel

A

Zonder normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Impasse

A

Moeilijkheid waarvoor men geen oplossing ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Imperialisme

A

Streven naar machts- en gebiedsuitbreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Impliciet

A

Stilzwijgend, niet uitdrukkelijk gezegd of geschreven maar er wel in begrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Imposant

A

Indrukwekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Impressie

A

Indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Improvisatie

A

Onvoorbereid, ter plekke verzonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Impulsief

A

Onbezonnen, in een opwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Incapabel

A

Niet in staat tot, onbekwaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

In casu

A

In dit geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Inclusief

A

Erbij inbegrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Incidenteel

A

Toevallig, af en toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Incompetent

A

Onbekwaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Indicatie

A

Aanwijzing

30
Q

Indifferent

A

Onverschillig

31
Q

Indoctrineren

A

Iemand een leer kritiekloos leren aanvaarden, hersenspoelen

32
Q

Jargon

A

Vaktaal; woordgebruik behorend bij een selecte sociale groep

33
Q

Kapittelen

A

Terechtwijzen, slecht berispen

34
Q

Katheder

A

Spreekgestoelte

35
Q

Kavel

A

Perceel van te verdelen of te verkopen grond

36
Q

Kleptomaan

A

Iemand met een ziekelijke neiging tot diefstal plegen

37
Q

Kosmopoliet

A

Wereldburger

38
Q

Labiel

A

Onevenwichtig, onstandvastig

39
Q

Laconiek

A

Zonder merkbare emotie, doodkalm

40
Q

Lamentabel

A

Beklagenswaardig

41
Q

Lasteren

A

Kwaad van iemand spreken dat niet waar is

42
Q

Latent

A

Onmerkbaar aanwezig

43
Q

Legio

A

Zeer veel, talrijk

44
Q

Legitiem

A

Volgens de wet, rechtmatig

45
Q

Licentie

A

Vergunning

46
Q

Lijvig

A

Omvangrijk

47
Q

Limiet

A

Uiterste grens

48
Q

Liquide

A

Direct beschikbaar geld

49
Q

Macaber

A

Afschuwwekkend, in relatie tot de dood

50
Q

Magistraal

A

Meesterlijk

51
Q

Magnaat

A

Rijk en invloedrijk persoon

52
Q

Mandaat

A

Een volmacht tot een bepaalde taak

53
Q

Malafide

A

Onbetrouwbaar

54
Q

Manipuleren

A

Mensen trachten te beïnvloeden om zo zijn eigen doel te bereiken

55
Q

Manuscript

A

Getypt of met de hand geschreven tekst

56
Q

Marchanderen

A

Handelen, afpingelen

57
Q

Marginaal

A

Aan de rand, op de grens

58
Q

Maritiem

A

Betreffende de zeevaart

59
Q

Markant

A

Opvallend door eigenheid/karakter

60
Q

Martiaal

A

Krijgshaftig

61
Q

Mastodont

A

Reusachtig gevaarte

62
Q

Mausoleum

A

Praalgraf

63
Q

Mecenas

A

Iemand die kunstenaars financieel ondersteund

64
Q

Mediterraan

A

Behordend bij de middellandse zee

65
Q

Melancholiek

A

Weemoedig

66
Q

Mentaal

A

Geestelijk

67
Q

Naarstig

A

Ijverig

68
Q

Nagenoeg

A

Bijna

69
Q

Naïef

A

Onnozel, trouwhartig

70
Q

Narcisme

A

Ziekelijke eigenliefde