Deel 2.2 Flashcards
een koper
un acheteur/un acquéreur
een korting
un rabais
een aanbetaling
un acompte
een toestroom
un afflux
een kwijtschelding/afschrijving
une annulation
een afdelingshoofd
un chef de rayon
een benaming
une appellation
stortingen doen
verser der arrhes
een voorschot
une avance
voordelig
avantageux
een consumptiegoed
un bien de consommation
een brochure
une brochure
de prijzen verlagen
casser les prix
een catalogus
un catalogue
de kamer van koophandel
la chambre de commerce
duur
cherté
de huis aan huis verkoop
le colportage
een huis aan huis verkoper
un colporteur
een bestelling
une commande
contant betalen
payer au comptant
de verpakking
le conditionnement
een statiefles
une bouteille consignée
een aanmaning
un constat d’huissier
in schulden gaan
contracter une dette
tegen de prijs verkopen
vendre à prix coûtant
met verlies verkopen
vendre à perte
vendre aux enchères
op een veiling verkopen