Deel 1.1 Psychodiagnostiek Flashcards
Welke instrumenten heeft een psycholoog tot zijn beschikking om psychodiagnostische vragen te beantwoorden?
- Onderzoeksgesprekken
- (Gedrags)observaties
- Psychologische tests en vragenlijsten
Wat is de kern van psychodiagnostiek?
De integratie van de drie bronnen om antwoorden op onderzoeksvragen te krijgen. Factoren in de persoon, in het gedrag en in de omgeving worden
daarbij in samenhang beschouwd.
Vaak leveren het . . . en de . . . al voldoende informatie op om op basis daarvan een behandeling te starten.
Soms is echter aanvullend testonderzoek
nodig, om de context en achtergrond van de klachten en problemen beter te kunnen plaatsen,
of om de juiste behandeling of ondersteuning te indiceren.
Onderzoeksgesprek
(Gedrags)observaties
Wat is het principe van het stepped-care model?
Afhankelijk van de ernst en hardnekkigheid
van de klachten kan worden gekozen voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek.
Uitgebreid onderzoek is zinvol wanneer:
- Problemen toe te schrijven zijn aan intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheid of cognitief (dis)functioneren
- Al meerdere behandelingen gevolgd zonder gewenste resultaat
- Langere / intensievere behandeling nodig vanwege persoonlijkheidsproblematiek
Bij het onderzoek hanteert de psychodiagnosticus de empirische cyclus, hoe gaat deze?
Op basis van vermoedens ontwerpt hij hypothesen, toetst deze en bouwt zo kennis op om de hypothesen aan
te nemen of te verwerpen.
Uit welke 4 stappen bestaat de diagnostische cyclus?
- Klachtanalyse
- Probleemanalyse
- Verklaringsanalyse
- Indicatieanalyse
Wat vindt plaats voor de klachtanalyse?
Psychodiagnostisch onderzoek begint meestal vanuit een doorverwijzing. In de ▌aanmelding
wordt aangegeven wat de aanleiding voor de verwijzing is en wat de onderzoeksvraag of hulpvraag van de cliënt is. De psychodiagnosticus gaat als eerste stap van de ●» ▌klachtanalyse na
wat de achtergrond is van de aanvrager: de aanleiding, de motieven en de verwachtingen. De
tweede stap is de analyse van de hulpvraag van de cliënt: het moment, het doel en het ervaren
probleem. Vaak is al meer informatie bekend vanuit het dossier.
Wat houdt de klachtanalyse in?
De klachtanalyse volgt op de aanmelding, en leidt tot een ▌verhelderende diagnose: er is duidelijkheid over aanleiding, verwachtingen en hulpvraag, en over eventueel eerder onderzoek.
De kaders waarbinnen het diagnostisch onderzoek kan plaatsvinden zijn nu bekend.
Wat houdt de probleemanalyse in?
In de ●» ▌probleemanalyse past de onderzoeker zijn kennis over psychische problemen toe
op de hulpvragen, om te begrijpen wat er aan de hand is. Op basis van het geheel aan beschikbare informatie en theorie kunnen goede onderzoeksvragen worden opgesteld. Om te
beginnen zal de onderzoeker een beeld moeten krijgen van de situatie en de belevingswereld
van de cliënt. Tijdens de ▌anamnese worden gegevens over de voorgeschiedenis en het functioneren van de cliënt uitgevraagd. Vaak is het nuttig om ook een ▌heteroanamnese uit te
voeren, waarbij personen die de cliënt kennen gevraagd wordt om aanvullende informatie.
Ter ondersteuning van de probleemanalyse zijn vaak al gegevens vanuit vragenlijstonderzoek
beschikbaar, zoals van gestandaardiseerde vragenlijsten die breed screenen op klachten, of
specifieke ▌symptoomvragenlijsten die de ernst van symptomen uitvragen.
Waar worden deze vragenlijsten afgenomen? En van welke procedure maken zij onderdeel uit?
Deze vragenlijsten
worden vaak standaard in het kader van de intake afgenomen, of maken onderdeel uit van de
▌Routine Outcome Monitoring (ROM)-procedure. Die procedure is binnen veel ggz-instellingen gestandaardiseerd en primair bedoeld voor het waarborgen van de zorg. ROM-instrumenten zijn ook geschikt voor het monitoren van de behandelresultaten.
Er is ruime wetenschappelijke ervaring opgedaan met de inzet van de ▌Outcome Questionnaire (OQ-45). Die
meet drie functiedomeinen:
intrapsychisch, interpersoonlijk en sociale rolvervulling.
In het ▌intakegesprek met de cliënt brengt de intaker tijdens de ▌speciële anamnese de specifieke klachten in beeld, waarbij het accent ligt op de huidige problemen.
Hoe doet hij dat?
Door te vragen naar
eventuele ▌luxerende factoren en de aanloop van de problemen wordt duidelijk wat de volgorde, de aard en de ernst is van de problemen en waarom de cliënt nu hulp zoekt.
Vervolgens
gaat de intaker na wat voor verklaring de cliënt zelf heeft en of er sprake is van ▌interferentie
Wat is interferentie?
In welke mate sociale, relationele en functionele aspecten belemmerd worden door de
problemen
`Wat doet de intaker tot slot tijdens de speciele anamnese?
Ten slotte informeert de intaker naar de maatregelen die de cliënt zelf al dan niet
genomen heeft, en wat het effect daarvan was. Hierdoor kan hij zich een eerste beeld vormen
van het beoordelingsvermogen en het ziekte-inzicht van de cliënt.
De ▌psychiatrische anamnese richt zich op het systematisch samenvatten van de psychiatrische symptomen van de cliënt, waarbij zowel objectieve als subjectieve symptomen in acht
worden genomen. De intaker bestudeert onderstaande aspecten van de cliënt:
- Verschijning, gedrag en psychomotoriek
- Oriëntatie in tijd, plaats en persoon
- Aandacht en geheugen
- Waarneming
- Spraak en denken
- Stemming en affect
- Persoonlijkheid
Waar let de intaker op tijdens observaties tijdens onderzoeksgesprekken?
De psychiatrische anamnese omvat veelal waarneembare manifestaties in het contact met de
cliënt. Bij psychodiagnostisch onderzoek dient ook een indruk te worden gevormd van minder
tastbare aspecten, zoals hoe stevig of kwetsbaar de cliënt overkomt, of hoe hij omgaat met
gevoelens. Iedere persoon weert namelijk op eigen wijze ongewenste gevoelens af, door rijpere of meer primitieve afweermechanismen. De psychodiagnosticus heeft de beschikking
over testinstrumenten, maar is ook zelf een instrument in het onderzoek.
Tijdens de biografische anamnese en/of heteroanamnese vraagt de intaker naar factoren die
de cliënt beschermen of juist ontvankelijk maken voor het ontwikkelen van psychopathologie.
Hoe wordt deze info uitgevraagd?
Dmv de biografische anamnese en de heteroanamnese.
De intaker besteedt ook aandacht aan eventuele gedragsstoornissen,
aandachtsproblemen, leerproblemen of psychische stoornissen.
Ten slotte brengt hij eventuele belangrijke life events in kaart, evenals eventuele psychiatrische stoornissen in de familie.
Hoe bepaalt de intaker het huidig functioneren?
Als afsluiting van de anamnese is de belangrijkste vraag hoe de cliënt op dit moment functioneert: hoe hij vorm geeft aan sociale relaties en vrije tijd, wat zijn maatschappelijke situatie is
en hoe tevreden hij is met zijn functioneren. Tot slot is het belangrijk dat de intaker zich bewust is van het gegeven dat medische factoren vaak een rol spelen bij psychiatrische problemen, en zo nodig een lichamelijk onderzoek laat uitvoeren.
De probleemanalyse leidt tot een diagnose waarin antwoord wordt gegeven op de vraag ‘Wat
is het probleem?’. De intake kan worden afgesloten met deze ▌. . . . Dit
niveau van diagnostiek, waarin een beschrijving wordt gegeven maar geen verklaring, wordt
ook wel . . . genoemd.
Beschrijvende diagnostiek
Onderkennende diagnostiek
Met de beschrijvende diagnostiek alleen is meestal nog onvoldoende duidelijk geworden hoe
het komt dat juist bij deze persoon in deze situatie problemen zijn ontstaan. We weten nog
weinig van de persoon zelf of van zijn gedrag. In de ●» ▌. . . is de belangrijkste
vraag waar de klachten vandaan komen en hoe die te verklaren zijn. Hiertoe worden verschillende instrumenten ingezet: vragenlijsten, interviews en tests.
Verklaringsanalyse
Hoe kan men nu de problemen van de cliënt verklaren door zijn persoonlijkheid of door zijn
gedrag?
Om dergelijke onderzoeksvragen te beantwoorden, worden hypothesen opgesteld,
die empirisch getoetst kunnen worden en dus falsifieerbaar zijn.
Hoe overweegt men de keuze van instrumenten en methode?
De hypothesen worden geoperationaliseerd, waarna passende methoden en meetinstrumenten worden gekozen om de hypothesen te toetsen. Bij elke hypothese moet vooraf duidelijk
zijn onder welke voorwaarden, bij welk criterium, deze kan worden verworpen. De keuze voor
de instrumenten en methoden kan verschillen per theoretische benadering en per toepassingsgebied. De keuze van de instrumenten is afhankelijk van verschillende factoren. Bij elke
methode moet worden overwogen in hoeverre het instrument aansluit bij de onderzoeksvragen en hypothesen. Daarnaast geldt de kwaliteit van het instrument als een belangrijke factor.
In Nederland beoordeelt de ▌COTAN de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten.
Welke verschillende instrumenten en methodes bestaan er?
- Het (semi)gestructureerde interview
- Capaciteitentest
- Vragenlijsten
- Indirecte methoden
- Het structurele persoonlijkheidsinterview