Deel 1 Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Phatogeniteit

A

Het ziekteverwekkende vermogen van microben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Commensalen

A

In de lichaam aanwezige bacteriën die in symbiose met ons leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bacteriën

A

Grootste groep ziekteverwekkers, eencellige plantaardige organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende vormen bacteriën

A

1) kokken, bolvormige bacteriën
2) bacillen, staafvormige bacteriën
3) spirillen of spirocheten, kurkentrekkerachtige bacteriën
4) vibrionen, kommavormige bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeeld kokken bacteriën

A

1) stafylokokken, in vorm druiventrosje bij elkaar, veroorzaken steenpuisten
2) streptokokken, als kralensnoer bij elkaar, veroorzaken belroos en roodvonk
3) gonokokken, koffieboonvormige twee bij twee, veroorzaken gonorroe
4) meningokokken, verwekkers van nekkramp,
5) pneumamakokken, veroorzaken pneumonieen en broncitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bacillen

A

Bewegen door middel van trilharen, verwekken salmonella, tentanus, difterie, tuberculose, miltvuur en Tyfus.

Spitillen veroorzaakt syfilis en ziekte van weil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lactobacterien

A

Bacterie die veelvuldig in het menselijk organisme voorkomt, belangrijke rol in de spijsvertering.

Propionzuurbacterie behoort ook tot deze groep, veroorzaakt acne.

Komma vormige bacterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anaeroob

A

Bacteriën die nog zijn overgebleven uit de oertijd, toen de atmosfeer nog geen zuurstof bevatte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aeroob

A

Bacteriën die ontstaan zijn toen de atmosfeer al zuurstof bevatte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mycelium

A

Meercellige schimmels die vlak onder grond lange graden weven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eencellige schimmel die schadelijk is voor de mens

A

Dermatofyten en candida zijn bekendste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dermatofyten

A

Veroorzaken allerlei huidaandoeningen. Zoals de dermatomycosen(huidschimmels),
Favus (aandoening van de hoofdhuid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Candida

A

Leven voornamelijk in allerlei slijmvliezen, de Candida albicans veroorzaakt de witte bloed bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gisten

A

Saccharomyces, soms worden candidasoorten ook tot deze groep gerekend.

Zowel aërobe als anaërobe organismen.

Belangrijkste functie: omzetten zetmeel in suikers.

Zelfstandig, biergist veel vitaminen
Groepen, spruitzwammen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Protozoën

A

Onderverdeeld door manier van voortbewegen

1) rhizopoda
2) mastigoforo
3) ciliofora
4) sporozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amoeben

A

Protozoën, rhizopoda.

Voortbeweging door voortdurend van vorm veranderen.

Veroorzaken malaria, toxoplasmose, amoebendysenterie

17
Q

Virussen

A

Geen levende wezens maar eencellige organisme met incompleet dna-streng.

18
Q

Hepatitis a

A

Hepatitis epidemica

Vooral bij kinderen en jonge mensen

19
Q

Hepatitis b

A

Serum hepatitis,

20
Q

Aids (acquired immuno deficiency syndrom)

A

is een virusziekte door bloedcontact en sperma kan worden overgebracht.

21
Q

Inwendige afweersysteem

A

De fagocyten, cellen die uit hun omgeving vaste deeltjes in zich opnemen en verteren.

En de antilichamen (antistoffen)

22
Q

Vier soorten ontstekingen

A

1) plaatselijke ontsteking, (open) kan het gevolg zijn van fysische en chemische factoren of door micro organismen
2) steriele ontsteking, (gesloten) kan veroorzaakt zijn door straling, stoten, drukken of aanhoudend wrijven waardoor een slijmbeurs (bursa mucosa) wordt gevormd
3) chemische ontsteking, door inwerking van chemische stoffen op het lichaam, overgevoeligheden, allergieën en vergiftigen
4) bacteriële ontsteking, meestal open, door bacterie ontstaan, dit noemen we infectie

23
Q

Atrofie

A

Verkleining en verschrompeling van weefsel, door verminderde voedingstoestand.

24
Q

Deformatie

A

Wildgroei of misvorming van bestaande vorm.

25
Q

Degeneratie

A

Ziekelijke verandering in de cellen of weefsels waardoor ze minder kwaliteit hebben. Organen worden eerst groter daarna gaan ze verschrompelen.

26
Q

Dystrofie

A

Groeistoornis van cellen, weefsels en organen waardoor deze abnormaal kunnen functioneren.

27
Q

Hypertrofie

A

Bovenmatig groei in dikte en omvang weefsel of organen

28
Q

Necrose

A

Weefselversterf, geen doorbloeding daardoor geen stofwisseling

29
Q

Neoplasma

A

Groei van cellen of weefsels tot goed of kwaadaardige tumoren

30
Q

Regeneratie

A

Natuurlijke vervanging van beschadigde cellen

31
Q

Reparatie

A

Proces waarbij beschadigd weefsel wordt vervangen door granulatieweefsel, er ontstaat litteken.