deel 1 begrippen kerst ex Flashcards

1
Q

Paleiseconomie

A

vanuit het centrum, het paleis, leidt de elite het economisch leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cyclopische muren

A

muren van reusachtige, massieve steenblokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lokaal

A

Plaatselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gesloten landbouwsamenleving

A

gemeenschap dat weinig contact heeft met andere samenlevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beroepsspecialisatie

A

zich richten op een bepaald beroep met eigen kennis en kunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

open landbouwsamenleving

A

gemeenschap dat handelscontacten heeft met andere samenlevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

regionaal

A

een bepaalde regio of streek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

antropomorfisme

A

goden voorstellen als mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tempel

A

gebouw ter ere van een god, waar offers werden gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

heiligdom

A

plek dat door een groep mensen als goddelijk werd beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rituelen

A

plechtige handelingen rond belangrijke momenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

altaar

A

offertafel waar geofferd werd aan de goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

offer

A

geschenk aan de goden om hen te danken of gunstig te stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pan-Helleens

A

voor alle Grieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

orakel

A

plaats waar mensen advies aan de goden vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

filosofie

A

het streven naar kennis en wijsheid

17
Q

statisch

A

stijf, geen of weinig beweging

18
Q

dynamisch

A

beweeglijk

19
Q

rechten

A

wat je als burger mag vb. stemrecht

20
Q

plichten

A

wat je als burger moet vb. belastingsplicht

21
Q

standenmaatschappij

A

hiΓ«rarchische samenleving met een smalle top en een brede basis, in deze samenleving kom je terecht in een bepaalde stand of sociale groep op basis van je afkomst of geboorte

22
Q

elite

A

klein groepje bevoorrechten, vooraanstaande, grondadel, aristocraten

23
Q

hoplieten

A

zwaarbewapende Griekse soldaten

24
Q

falanx

A

aaneengesloten rijen soldaten die elkaar beschermen

25
Q

magistraten

A

burgers in dienst van de polis

26
Q

schervengericht

A

of ostracisme, een politicus die de democratie bedreigde, werd voor 10 jaar uit de polis verbannen (verwijderd)

26
Q

schervengericht

A

of ostracisme, een politicus die de democratie bedreigde, werd voor 10 jaar uit de de polis verbannen of verwijderd

27
Q

rechtstreekse democratie

A

burgers mogen zelf rechtstreeks hun stem uitbrengen in de volksvergadering

28
Q

solidariteit

A

samenhorigheid rivaliteit, vijandigheid