begrippen examens juni Flashcards

1
Q

landbouweconomie

A

de belangrijkste economische activiteit is landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

import

A

invoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

export

A

uitvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitbuitingseconomie

A

profiteren van de rijkdommen uit de veroverde gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geldeconomie

A

een economie waarbij de handel wordt afgerekend met geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

slaveneconomie

A

economie waarbij slaven werden ingezet.
In Rome had je staatslaven maar ook privéslaven namelijk profijtslaven (produceren goederen of diensten) en comfortslaven (vergroten het leefcomfort van de meester)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tolerant

A

verdraagzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

continuïteit

A

dat een bepaald gegeven voortduurt in een volgende periode, ononderbrokenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

staatsgodsdienst

A

de enige toegelaten godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kelten

A

ook Galliërs genoemd door de Romeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heuvelfort

A

of oppidum versterkte Keltische nederzetting bewoond door de elite, vluchtoord voor de plattelandsbevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gallië

A

Keltisch woongebied in West-Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

druïden

A

Keltische priesters, hadden taken van priester, arts, wetenschapper, rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

barden

A

Keltische dichters en zangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gestileerd

A

eenvoudig weergegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kritisch omgaan met

A

nauwkeurig onderzoeken, waar en onwaar onderscheiden