deel 1 Flashcards
1
Q
een verslag
A
an account
2
Q
een bloemlezing, een verzameling
A
an anthology
3
Q
een baken
A
a beacon
4
Q
een embleem, een symbool
A
an emblem
5
Q
een wonder, een meesterwerk
A
a marwel
6
Q
een smeltkroes
A
a melting pot
7
Q
vervolging
A
persecution
8
Q
welvaart
A
prosperity
9
Q
een pronkstuk
A
a showpiece
10
Q
vergezellen
A
to accompany
11
Q
vluchten
A
to flee
12
Q
lastigvallen
A
to hassle
13
Q
bijeenkruipen
A
to huddle
14
Q
hartverscheurend
A
heartrending
15
Q
zeer beroemd, iconisch
A
iconic