deck_1360203 Flashcards
Noem 5 ziekten gekenmerkt door ontsteking in het bewegingsapparaat.
– Reumatoide artritis – Jicht – Septische artritis – M. Bechterew – Myositis
Noem de 5 kleine dorsale heupspieren. Innervatie Origo -> Insertie Functie
Functie: exorotatie van de heup Innervatie: plexus sacralis -> rr. musculi (..) 1. m. piriformis - os sacrum -> tr. major + exo, retroflexie, adductie 2. mm. gemelli inf. en sup. - os ischium -> tr. major + exo 3. m. obturatorius internus - membrana obturatorium -> fossa trochanterica + exo 4. m. quadratus femoris (n. musculi quadrati femoris) - os ischium -> crista intertrochanterica + exo + adductie
Neuromusculaire Kinderziekten / Overzicht 1. Noem 6 neuromusculaire kinderziekten
- Spinale musculaire atrofie (SMA) a. SMA I: Ernstig, baby’s b. SMA II: 6-18 maanden c. SMA III: Mild, na 18 maanden 2. Myotubulaire myopathie 3. Myotone dystrofie (ook: dystrophia myotonica (DM) of ziekte van Curschmann-Steinert) 4. Mitochondrial encephalomyopathy 5. HMSN 6. Spierdystrofie van Duchenne / Becker
Neuromusculaire Kinderziekten / SMA 1. Wat is het? b. Oorzaak c. Overerving 2. 3 typen (+ a.k.a’s) 3. Noem een specifiek diagnostisch onderzoek, naast de algemene diagnostiek voor neuromusculaire ziekten. 4. Beloop 5. Vaak voorkomend gevolg 6. Behandeling (4)
- SMA = verzamelnaam voor een groep progressieve spierziekten, ook wel neuromusculaire aandoeningen genoemd. b. Aantasting van de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg (voorhoorn) -> slechte spierfunctie tot gevolg. c. Autosomaal recessief (chromosoom 5) - Defect SMN-gen -> aantasting motorische voorhoorncellen. 2. 3 typen: a. SMA type I = ziekte van Werdnig-Hoffmann - Alleen bij baby’s, progressief - Verlamming: ademhalingsspieren, schouder/hals/bekken gordel –> slikstoornissen, ademstoornissen - Ernstig: dood geboren of overlijden voor het tweede levensjaar. - Kippenborst, pronatiestand handen - levendige mimiek b. SMA type II. - 6 - 18 maanden - Door latere openbaring kunnen kinderen nog wel normaal leren zitten. - Komen niet tot zelfstandig lopen c. SMA type III = ziekte van Wohlfart-Kugelberg-Welander. - Ouder dan 18 maanden. - Zelfstandig lopen mogelijk, meest milde vorm - Meest voorkomende vorm. - atrofische benen, valgusvoeten, hyperlordose 3. DNA-onderzoek: SMA 4. Beloop - 3 types hebben gelijk beloop - De spierfunctie van patiënten neemt vrijwel normaal toe tot de openbaring van de ziekte, dan: + spieren kunnen niet gebruikt worden door zenuwaantasting. - De directe gevolgen zijn afhankelijk van de leeftijd waarop de ziekte zich openbaart. + Baby: minder spierkracht kunnen ontwikkelen -> dodelijk + Ouder kind: meer spierkracht -> milder verloop. - Beloop is afhankelijk van het gebruik van de spieren: immobilisatie -> slechter beloop 5. Scoliose 6. Geen oorzakelijke behandeling mogelijk b. Fysiotherapie: beweging + houdingsadvies c. Ergotherapie: hulpmaterialen d. Kunstmatige beademing bijna altijd nodig in latere stadia van de ziekte.
Neuromusculaire Kinderziekten / Myotubulaire myopathie 1. Wat is het? 2. Overerving? b. Symptomen (3) 3. Diagnostiek (2)?
Myotubulaire myopathie: 1. Zeer zeldzame X-gebonden vorm van myopathie ofwel spierziekte. 2. De aandoening is X-gebonden recessief: a. Vrouwen zijn draagster b. Jongetjes- gegeneraliseerde spierzwakte - overlijden meestal direct na de geboorte - polyhydramnios 3. De ziekte kan tijdens de zwangerschap als volgt worden vastgesteld: a. bij 9 weken: door middel van een geslachtsbepalend bloedonderzoek b. bij jongetjes: vlokkentest: ziekte aantonen
Neuromusculaire Kinderziekten / Myotone dystrofie 1. Wat is het (a.k.a.)? 2. Symptomen 3. Welke 2 myotonieen zien we? 4. Wat is anticipatie?
- Myotone dystrofie = ziekte van Curschmann-Steinert - is een zeldzame erfelijk overdraagbare spierziekte. - autosomaal dominant 2. Spierzwakte distaal en in het aangezicht - Cataract (staar, soms) - myotone flexoren onderarm - dystrofsiche extensoren onderarm - parese van: m. masseter, m. temporalis - atrofie van: m. sternocleidomastoideus - Overig: frontale kaalheid, faciale hypomimie, cataract, gynaecomastie, testisatrofie en cardiomyopathie. 3. Actie-myotonie: = vertraagde relaxatie na contractie - Hand-schudden -> niet meer kunnen extenderen b. Percussie-myotonie: - waarbij een kuil blijft staan op de plaats waar op de handmuis geslagen is met de reflexhamer. 4. Ernst wordt erger naarmate de ziekte wordt doorgegeven aan verschillende generaties. Dit heet “ anticipatie”. - Dit betekent dat bij elke generatie de lengte van de herhaling (trinucleotide repeat) toeneemt en hiermee ook de ernst. - Soms begint de ziekte dan ook eerder. - De kans op anticipatie is vooral aanwezig bij maternele overerving. - Dit heeft als gevolg dat jonge vrouwen met Steinert een neonatus kunnen hebben die reeds is aangetast door de ziekte (deze congenitale vorm heeft een slechte prognose).
Neuromusculaire Kinderziekten / Mitochondriale encephalomyopathy 1. Wat is het?
Mitochondriele schade -> spierzwakte
Neuromusculaire Kinderziekten / HMSN 1. Wat is het (a.k.a.)? 2. 3 types 3. Symptomen
- Hereditaire motorische en sensorische neuropathieën = Ziekte van Charcot-Marie-Tooth - meest voorkomende PERIFERE hereditaire neuropathie (polyneuropathie) - vertraagde motore geleidingssnelheden - de- en remyelinisatie van perifere zenuwen - bekende typen geassocieerd met deficiëntie in myeline eiwitten - langzaam progressief - autosomaal dominant, chromosoom 17 2. Typeren adhv EMG: a. type 1a en 1b: ernstig vertraagde zenuwbanen b. type 2: minder ernstige vertraging c. type 3: zeer ernstig vertraagde zenuwbanen = syndroom van Dejerine Sottas - Begint al bij jonge kinderen - Verergert sneller dan de andere types 3. Symptomen beginnen distaal (ver van het ruggemerg af) - klompvoeten, holvoeten, hamertenen - klauwhanden, dropping hand - spierzwakte onderbenen en onderarmen - klapvoet door voetheffers aangedaan - lokale a-sensibiliteit van de huid –> meer moeite -> spierkramp 4. Fysio, ergotherapie.- evt. medicatie tegen spierkrampen.
Neuromusculaire Kinderziekten / Spierdystrofie van Duchenne 1. Wat is het? b. Beginleeftijd c. Lopen onmogelijk op (..) jaar. d. Beademing noodzakelijk op (..) jaar e. Overlijden gemiddeld op (..) jaar. 2. Overerving? b. Incidentie c. Deficientie d. Overerving vs nieuwe mutatie 3. Preventie 4. Symptomen (3) 5. Complicaties (4), met uiteindelijke gevolg. 6. Waar moet op worden gelet, als een Duchenne-patient ooit een operatie krijgt?
- Afwezigheid van Dystrofine -> spierkrachtverlies b. Begin: 0.5 - 7 jaar c. Lopen onmogelijk rond 11e levensjaar d. Beademing rond 25e levensjaar e. Overlijden rond de 30 jaar. 2. - Overerving: Autosomaal recessief, X-gebonden -> (bijna) alleen bij jongens b. Incidentie: 1 : 3500 c. Deficiëntie van Dystrofine (membraan-gebonden eiwit); Xp21; serum creatine kinase d. 70% door overerving, 30% nieuwe mutatie 3. Juiste diagnose is van belang voor alle betrokkenfamilieleden b. Preventie is mogelijk door DNA-onderzoek 4. Symptomen: a. Pseudohypertrofie kuiten - toename vet + bindweefsel - kuitspieren zijn erg zwak -> Symptoom van Gowers b. Atrofie schouders c. Hyperlordose 5. Complicaties: a. Scoliose b. Pathologische fracturen door osteoporose c. Vettige infiltratie van de hartspier d. Ademhalingsinsufficiëntie - met respiratoire infecties —–> DOOD 6. OK-complicaties: Bij algehele anesthesie: kans op maligne hyperthermie.–> levensbedreigend!
BELANGRIJK Neuromusculaire Kinderziekten / Algemeen / Symptomen 1. Noem 3 prenatale verschijnselen 2. Noem 5 neonatale verschijnselen 3. Noem 2 verschijnselen bij een zuigeling 4. Noem 4 verschijnselen bij een kleuter 5. Noem 2 hoofdsymptomen bij kleuters of oudere kinderen (!!!!)
- Hydramnion (veel vruchtwater) b. Contracturen c. Arthrogryposis (gewrichtscontracturen) 2. Ademhalingsproblemen / Asfyxie b. Contracturen door immobilisatie in utero c. Dunne ribben d. Diafragma hoogstand e. Slikproblemen 3. afgeplatte thorax of kippenborst b. abductie- of adductiecontractuur heupen 4. platvoeten b. contracturen c. scoliose d. leerproblemen 5. Spierzwakte - traplopen, rennen, - overeindkomen (Gowers symptoom) - ptosis b. Spierkramp
BELANGRIJK Neuromusculaire Kinderziekten / Algemeen / Diagnostiek 1. Noem 5 diagnostische onderdelen, bij kinderen die verdacht worden op een neuromusculaire ziekte
- Anamnese, somatisch en cognitief onderzoek 2. Elektromyografie (EMG) b. Elektroneurografie c. Cardiologisch onderzoek 3. Lab: bloed en urine a. creatine kinase in serum (spierafbraak) b. metabool onderzoek, gericht op: - energiestofwisseling (mitochondriale ziekten) - glycogeenziekten 4. Spierbiopsie 5. Chromosomenonderzoek (Prader-Willi) b. DNA-onderzoek- SMA
Neuromusculaire Kinderziekten / Algemeen 1. Op Welke 3 dingen beoordeel je een kind met een neuromusculaire ziekte?
- Mentale ontwikkeling 2. Verdeling paresen - gelaatsspieren - bulbaire spieren - ademhalingsspieren - contractuurvorming 3. Natuurlijk beloop - stationair - intermitterend - progressief
Neuromusculaire Kinderziekten / Becker spierdystrofie 1. Wat is het?
- Lijkt op Spierdystrofie van Duchenne, maar: * a. Dystrofine-eiwit nog wel aanwezig (al zij het in verminderde mate) * b. Begint rond 10 levensjaar (ipv. < 7) * c. Minder beloop
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Algemeen 1. Wat is JIA? * b. Epidemiologie 2. Welke ziektebeelden vallen hieronder?
- JIA = Juveniele Idiopathische Artritis = Jeugdreuma * Meest voorkomende oorzaak van blijvende gewrichtsschade op kinderleeftijd * 1:1000 kinderen * Oorzaak onbekend, meer meisjes dan jongens 2. Systemische JIA (10%) * b. Oligoartritis (30%) c. Polyartritis- RF-negatief (>50%) * RF-positief (5%) * d. Psoriatische artritis * e. Artritis + Enthesitis
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Symptomen 1. Noem 4 symptomen van gewrichtsontsteking 2. Noem 7 aanvullende symptomen 3. JIA is een (..) diagnose * bc. Leg uit waarom lab en rontgen weinig zin hebben. * d. Welk onderzoek kan het wel aantonen, en welke 2 dingen zien we dan?
- Symptomen gewrichtsontsteking: * a. Zwelling * b. Warmte * c. Pijn * d. Verminderde beweeglijkheid 2. Aanvullende symptomen * ochtendstijfheid * pijn in rust * uveitis * huidrash * buikklachten * vermoeidheid * spierkracht 3. JIA is een klinische diagnose: * Anamnese en Lichamelijk onderzoek Lab: bij JIA meestal normaal * RF en anti-CCP zijn vaak negatief
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Gewrichtsschade 1. Welke gewrichten zijn frequent aangedaan? 2. Waarom is vroege herkenning belangrijk? * b. Vroege behandeling zorgt voor een (..)?
- Meestal: knieen: * gevolgd door handen, polsen, enkels, voeten 2. Langdurige gewrichtsontsteking geeft gewrichtsschade, zichtbaar op röntgenfoto * b. Vroege behandeling –> betere uitkomst
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Definitie 1. Welke 5 criteria, voordat JIA als diagnose gesteld mag worden?
* 1. Artritis van een of meer gewrichten > 6 weken duurt * 2. Ontstaat voor 16e levensjaar * 3. Koorts, exantheem * 4. Alle andere aandoeningen zijn uitgesloten * 5. Gewrichtsontsteking blijft JIA heten ook op volwassen leeftijd
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Systemische JIA 1. Hoeveel procent van alle JIA’s? 2. Leeftijd en geslacht 3. Symptomen (4)
- 10 % van de kinderen met JIA 2. jongens = meisjes b. jonger dan 4 jaar, kan op alle leeftijden (ook volw) 3. Symptomen: * piekende koorts (> 2 weken) * ziek * gewrichtspijn reumatisch huiduitslag (vlekjes) * vooral zichtbaar tijdens koortspiek
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Oligoarticulaire JIA 1. Hoeveel procent van alle JIA’s? 2. Leeftijd en geslacht 3. Aantal gewrichten en symptomen 4. Onderscheidende labwaarde 5. Bij deze vorm van JIA zien we vaak (..). * Noem een handeling die moet worden gedaan, en waarom.
- 30% kinderen JIA 2. meisjes Kan eerste manifestatie van JIA zijn!!
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Polyarticulaire JIA 1. 2 types 2. Welke factoren hebben deze types met elkaar gemeen (3) .3. Noem factoren, waarin deze types van elkaar verschillen.
- 2 types: * RF-negatief (>50% van alle JIA) * RF-positief (5% van alle JIA) 2. Gemeenschappelijke factoren * 5 of meer gewrichten aangedaan * meisjes > jongens * symmetrische artritis 3. Onderscheidende factoren: * RF-neg. JIA: Wisselend beloop, jonge kinderen * RF-pos. JIA: Snel botschade (als bij R.A.), oudere kinderen
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Psoriatische artritis 1. Mono/oligo/poly articulair? * b. Symmetrie 2. Noem 2 typische symptomen.
- Poly-articulair * a-symmetrisch 2. Nagels en dactylitis
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Artritis en enthesitis 1. Leeftijd, geslacht 2. Symptomen en co-morbiditeit.
- Vooral bij jongens na het 6e jaar 2. Artritis plus peesontsteking òf b. Artritis òf peesontsteking met: * ontsteking SI gewricht of rug * HLA-B27 positief * darmziekte (Crohn, colitis) * oogontsteking (acute uveitis anterior) Co-morbiditeit: Ziekte van Bechterew
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Behandeling 1. Noem 4 behandeldoelen 2. Wanneer start je de behandeling? 3. Wat is de behandeling (3)? 4. Wanneer controleer je de effectiviteit? 5. Welke 4 dingen doe je, als patient in remissie is gebracht?
- Behandeldoelen: * Onderdrukken ziekteactiviteit * verminderen van pijn * behouden normale groei en ontwikkeling * voorkomen van lange termijn schade 2. Direct bij diagnose * Leeftijd: “geen ondergrens” 3. Behandeling: Vergelijkbaar aan R.A. behandeling, maar lagere dosering en andere toedieningsvorm: * NSAIDs (o.a. ibuprofen, diclofenac, naproxen) * Plaatselijk injectie corticosteroïden Snel introduceren van 2e lijns medicatie: * methotrexaat, SSZ, prednison, anti-TNF, en z.n. andere biologicals 4. enig effect: 3-6 maanden wachten * niet genoeg effect -> volgende medicijnen stap 5. in remissie: * doorgaan behandeling * motiveren * uitbreiden belasting * aantal medicijnen minderen
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / Prognose 1. Beloop? 2. Hoeveel procent van JIA heeft progressie tot volwassen leeftijd? * b. Klinisch beeld in vergelijking met jeugdjaren? 3. Noem 3 problemen waar ouderen met JIA tegen aan lopen.
- Niet te voorspellen: individueel wisselend verloop: * periodes actief – minder actief 2. >80% actieve ziekte tot op volwassen leeftijd * vaak minder “heftig” 3. “Ouderen” van nu met JIA: * Artrose * Gewrichtsvervangende operatie * Gevolgen uveïtis
Juveniele Idiopathische Artritis (JIA) / SAMENGEVAT
Samenvattend * Gewrichtsklachten op kinderleeftijd: denk ook aan JIA Alle gewrichten kunnen aangedaan zijn, meest KNIEËN * handen-polsen, enkels, voeten * vaak asymmetrisch JIA = Klinische diagnose * lab en röntgen zijn niet conclusief * wel nodig om te doen om andere aandoeningen uit te sluiten * Lange termijnschade voorkomen: SNEL behandeling starten * Preventieve OOG controles voor uveïtis * Chronische aandoening: merendeel van de patiënten houdt JIA tot in volwassen leeftijd
Heupaandoeningen bij kinderen / Algemeen 1. Noem 9 heupaandoeningen, met de daarbij behorende leeftijden.
* DDH 0-4 jaar * Septische arthritis 0-2 jaar * Osteomyelitis 0-5 jaar * Coxitis fugax 1-4 jaar * M.Perthes 4-8 jaar * ECF 10-14 jaar * Inflammatoir Alle leeftijden * RIP Alle leeftijde * Tendinopathie puberteit (per excl.!)
Heupaandoeningen bij kinderen / DHH / Algemeen 1. Wat is het probleem? * Waartoe kan dit leiden? * Vaak i.c.m. (..) 2. Incidentie * Leeftijd * Geslacht 3. 3 risicofactoren?
- Developmental dysplasia of the hip (DDH) = achterblijvende ontwikkeling van het heupgewricht * Steile / vlakke kom (acetabulum) * in ergste vorm: luxatie door komafwijking Combinatie met andere cong. afw: * spina bifida * klompvoetjes 2. Incidentie NL 0.1- 0.4% * 0-4 jaar * Meisjes > jongens (4-8:1) 3. Risicofactoren * pos familie anamnese! Erfelijke factor! * stuitligging, keizersnede -> echo heup om te screenen * Neuromusculaire aandoening
Heupaandoeningen bij kinderen / DDH / Diagnostiek 1. Screening mogelijk? 2. Noem 3 lichamelijke onderzoeken 3. Noem 2 vervolgonderzoeken. 4. Welk onderzoek is het belangrijkst? * Welke 3 dingen kunnen we hierop zien?
- Screening op consultatiebureau 2. Lichamelijk onderzoek * Ortolani (reponeren -> luxeren) * Barlow (reponeren -> luxeren) Galeazzi (kniehoogteverschil bij rugligging) * negatieve Galeazzi = geen luxatie of luxatie beiderzijds. 3. Echografie * Bijna 100% neg. voorsp.waarde * Kraakbeen, komrand * Geen straling * Dynamisch * Observer variatie b. Rontgen * Alleen benig * Straling * Statisch * Reproduceerbaar 4. DDH = roentgendiagnose!! * Te steile komhoek (AC-hoek) * Lateralisatie groeikern femurkop * Subluxatie / luxatie
Heupaandoeningen bij kinderen / DDH / Classificatie 1. Noem en verklaar deze classificatie.
- Graf’s Classificatie (I-IV) alpha-hoek: benig heupdak * Type I: >60 graden * Type II: 43-60 graden * Type III/IV: < 43 graden * beta-hoek: kraakbenig heupdak * Type I: < 55 graden * Type II: 55 - 77 graden * Type III/IV: > 77 graden*** ZIE FOTODUMP
Heupaandoeningen bij kinderen / DDH / Behandeling 1. Wat is het behandel- en controleprotocol bij DDH? 2. Wat is het behandel- en controleprotocol bij aangetoonde luxatie? 3. Wat is het behandel- en controleprotocol bij restdysplasie? * verschilt afh. van leeftijd, alles noemen 4. Op welke 2 manieren kunnen we restdysplasie aantonen op rontgen? 5. Wat is het behandeldoel bij DDH?
- Dysplasie: * Spreidvoorziening * Elke 6 weken op poli * Elke 3 maanden roentgencontrole 2. Luxatie: stappenplan, als 1 stap niet werkt, dan de volgende: * Pavlik / Camp (speider) * Gesloten repositie + gipsbroek 3 maanden indien spreider niet effectief (niet stabiel, wel reponibel) Open repositie + gipsbroek 3 maanden * indien gesloten repositie niet mogelijk/stabiel 3. Restdysplasie: Behandeling 2-6 jaar: * D.V.I.O. * Salter Osteotomie (bekkenosteotomie ileum) * Behandeling 6-12 jaar: Expectatief! Behandeling > 12 jaar: mits symptomatisch (!): * Intertrochantaire Osteotomie * Ganz - bekkenosteotomie 4. Restdysplasie = steile AC-hoek + Coxa valga op rontgen** 5. Behandeldoel: atrose op jonge leeftijd voorkomen.
Heupaandoeningen bij kinderen / ECF / Algemeen 1. Wat is het? * a.k.a.? 2. Epidemiologie * Incidentie * Geslacht * Leeftijd * Relatie met? * Uni-/bilateraal?
- Epiphysiolysis Capitis Femoris * Afglijden van de epiphyse van het proximale femur. * = SFCE: Slipped Capital Femoral Epiphysis 2. Epidemiologie * Incidentie 0.2/100.000 in Japan * 10.1/100.000 in NW USA * Meer jongens dan meisjes (60%, was 90%) * 9-16 jaar, meisjes iets eerder * Overgewicht!!- Hoe dikker hoe jonger de SCFE * Bilateraal: 18-50%
Heupaandoeningen bij kinderen / ECF / Clasificatie 1. Geef deze weer.
Classificatie: Pre-slip * Weinig klachten * Zwakte bovenbeen * Beperkte interne rotatie van de heup * Pijn lies-/knie bij inspanning * Mank lopen 2. Acute slip (10-15%) * Minder dan 3 weken klachten * na 1-3 mnd pre-slip klachten!!! * Erg pijnlijk * Verkorting * Exorotatie * Niet kunnen staan op de heup * ROM beperking (range of movement) 3. Chronische slip (85%) * Minder pijnlijk dan acuut * Langer dan 3 weken bestaande knie-/liespijn * Pijnlijk heup bij lopen * Staan wel mogelijk Drehmann-fenomeen + ROM beperking * Interne rotatie * Abductie * Flexie —> exorotatie (Drehmann-fenomeen) Chronische slip is in te delen als: * A: Klinisch stabiel: Belastbaar zonder krukken * B: Klinisch instabiel: Niet belastbaar zonder krukken
Heupaandoeningen bij kinderen / ECF / Diagnostiek en gradering 1. ECF is een (..) * Hoeveel richtingen? 2. Wat zien we op rontgen? 3. Hoe graderen we a.d.h.v. dit gegeven?
- Rontgendiagnose: 2 richtingen * X-Bekken AP * X-Lauenstein (schuine opname) 2. Kline’s line! (de lijn van Klein) * Loopt normaal gesproken door de kop heen. * Bij een afgevlakte epifyse is dat niet zo. 3. Hoek tussen epifyse en schacht: * < 30 graden: mild * 30-50: moderate * > 50: severe
Heupaandoeningen bij kinderen / ECF / Etiologie 1. De etiologie is een combinatie van (..a..) en (..b..) factoren. * a. Noem 3 factoren * b. Noem 4 factoren
- Biomechanische factoren: toegenomen schuifkrachten op epifyse: * Obesitas * Femorale retroversie (heupkop groeit naar achteren ipv naar voren) * Toegenomen stijlheid epifyse 2. Biochemische factoren: Puberteit: snelle groei (GH) * Toegenomen physe activiteit (verbreding physe) * Afname kracht physe (calcificatie ?) Hormonaal + Gonadotropine afwijkingen * Hypothyreoidie * hypogonadisme * GH suppletie Familiaire component! * Defecten in collageen fibrillen en collageen verbindingen in hypertrofe zone
Heupaandoeningen bij kinderen / ECF / Behandeling 1. Hoe behandelen we stabiele (chronische) SCFE? (2)
- Schroeffixatie (percutaan) * Epiphyse vastzetten met schroef Het liefst midden door de epiphyse * Remoddelering kan optreden * Posterosuperieur hoger risico op epif. Bloedvoorziening * Meest gebruikte behandeling, zeer goede resultaten (90% succesrate) 2. Epiphysiodese * Physe kapot maken en vastzetten (zodat hij niet meer verder groeit)
Heupaandoeningen bij kinderen / m. Perthes / Algemeen 1. Wat is het? * Leeftijd * Geslacht * Uni-/Bilateraal? 2. Noem diagnostisch middel * Wat is aangedaan, kraakbeen of bot? 3. Noem 3 symptomen
- Idiopathische avasculaire necrose van de benige kern van de epifyse van de heupkop. * Circulatiestoornis epiphyse * Kraakbeen blijft vitaal * Pijn, bewegingsbeperking, manken * Rontgenfoto * Tussen de 2 en 12 jaar, meestal tussen de 4 en 8 jaar * M : F = 4 : 1 * Ongeveer 10% bilateraal
Heupaandoeningen bij kinderen / m. Perthes / Classificatie 1. Noem en geef weer. 2. Prognose is (..)afhankelijk * Wat heeft dit voor effect op de behandeling?
- Herring classificatie: * type A: - buitenste deel van de kop normale hoogte * type B: - Sclerose van buitenste deel van de kop - Minder dan 50% hoogteverlies * type C: - Buitenste deel van de kop meer dan 50% ingezakt 2. Prognose m.n. leeftijdsafhankelijk * Bij kinderen met het begin van Perthes beneden de 8 jaar heeft geen enkele behandeling invloed op het beloop. * Alleen kinderen met het begin van de Perthes na de leeftijd van 8 jaar in groep B of B/C kan opereren baat hebben.
Heupaandoeningen bij kinderen / m. Perthes / Behandeling en fases 1. Wie behandel je? 2. Wat kun je doen? 3. Welke 4 fasen heeft m. Perthes, zonder behandeling?
- Kinderen met eerste symptomen na 8-jarige leeftijd * Type B of C * Symptomatisch, vervolgen middels rontgenfoto’s 2. Variserende Osteotomie 3. Fasen: * Initiele fase * Sclerotische fase * Fragmentatiefase * Remodelleringsfase
Heupaandoeningen bij kinderen / Infecties / Algemeen 1. Noem 3 mogelijke infecties die heupklachten geven bij kinderen
- Septische artritis b. Osteomyelitis c. Coxitis Fugax
Heupaandoeningen bij kinderen / Infecties / Algemeen Maak onderscheid tussen: 1. Septische artritis bij kinderen 2. Osteomyelitis bij kinderen 3. Coxitis Fugax
- Septische artritis = SPOED!!! * Fulminante aandoening * Irreversibele schade * Kweek is in 50% positief * Behandeling: Spoelen + antibiotica langdurig * orthopaedische SPOEDindicatie * Late gevolgen: destructie heup / groeistoornis 2. Osteomyelitis * Minder fulminant dan Septische Artritis * Ontstaat meestal in 2-3 dagen * Besmetting: Direct (hematogeen) of Indirect (via trauma/naalden) * Echo: vocht in het gewricht of subperiostaal abces * Behandling: Debridement en antibiotica langdurig MRI beste onderzoek * Lastig, want moet onder narcose ivm stilliggen van kinderen * Behandeling heeft als doel: + Voorkomen chronische OM + Groeistoornis voorkomen. 3. Coxitis Fugax: Self limiting
A
B
Letsels van de wervelkolom / Welke 4 traumamechanismes kennen we?
- Directa. klap -> fractuur processus spinosus / transversus2. Flexie / compressie3. Flexie / distractie4. Rotatie / combinatie
Letsels van de wervelkolom / Indeling naar lokatieWelke indeling maken we wbt lokatie? (3)
- Hoog cervicaal- Laag cervicaal- Thoracolumbaal
Letsels van de wervelkolom / Hoog cervivale wervelkolom1. Welke wervels zijn aangedaan bij deze letsels?a. Geef voorbeelden van type fracturen bij deze wervels.
- C1 (Atlas)a. Jefferson Fractuur2. C2 (Dens)a. Dens Fractuurb. Hangman’s Fracture
Letsels van de wervelkolom / Hoog cervivale wervelkolom / Jefferson fractuur1. Ontstaanswijze en ernst?2. Behandeling.
Ringfractuur atlas (c1): Jefferson fractuur.1. Direct trauma (val, klap op hoofd)- Meestal weinig dislocatie- Instabiel als ligamentum transversum kapot is2. Meestal conservatief
Letsels van de wervelkolom / Hoog cervivale wervelkolom / Dens fractuur1. Welke types kennen we, en wat zien we bij deze types? a. Heeft dit effect op de behandeling?2. Ernst?
Dens fractuur (c2): 1. 3 types obv locatiea. Pseudo arthrose bij type I en II -> schroeffixatie nodig.2. Zenuwbanen lopen achter wk (ademhaling etc). Hierdoor is het fataal bij dislocatie!- Ligamentum transversum cruciaal
Letsels van de wervelkolom / Hoog cervivale wervelkolom / Hangman’s fractuur1. Ernst?2. Wat is gebroken?3. Behandeling? (2)
- Fataal bij dislocatie2. Fractuur pars interarticularis c23. Conservatief (Halo vest) of osteosynthese
Letsels van de wervelkolom / Laag cervicale wervelkolom / Indeling1. Welke 3 hoofdtypen letsels kennen we?a. Noem 3 subtypen van 1 van deze hoofdletselsb. Geef bij ieder type aan:- Stabiliteit- Ligament-betrokkenheid- Neurologische schade
- Hyperflexie letselsa. Compressie fractuur- Ligamenten intact- stabielb. Subluxatie fractuur- Dorsale ligamenten afgescheurd- Vaak myelum letsel- Instabielc. Luxatie fractuur- Ligamentum interspinale kapot- Vaak neurologisch letsel- Zeer instabiel2. Hyperextensie letsels3. Hyperrotatie letsels- Zeer instabiel- Meestal neurologisch letsel
Letsels van de wervelkolom / Laag cervicale wervelkolom / Behandeling1. Welke factor bepaalt de behandeling? Noem 4 behandelopties.
Aan de hand van stabiel/instabiel.1. Stabiele fracturen- Halotractie- Halovest / corset2. Instabiele fracturen- Open repositie en (plaat)fixatie- + botplastiek / dese
Letsels van de wervelkolom / Laag cervicale wervelkolom / Whiplash1. Welk type letsel?2. Hoe wordt een whiplash meestal veroorzaakt, en wat is het klinische beeld?3. Wanneer is de prognose slecht?
- Hyperextensie + hyperflexie traumab. Zuiver weke delen letsel 2. Aanrijding van achteren- Veelheid aan vage klachten- Geen objectiveerbare afwijkingen3. > 6 maanden: slechte prognose.
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Classificatie1. Hoe worden deze letsels ingedeeld?2. Welke classificatie gebruiken we hierbij?- Leg uit hoe deze classificatie eruit ziet.3. Welke van deze letsels zijn stabiel?4. Welke van deze letsels zijn instabiel?
- Fracturen Stabiel / instabiel2. Magerl-classificatie = naar traumamechanisme:- A: Compressie- B: Distractie- C: Multidirectioneel3. Stabiel: A1, A2, soms A3.4. Instabiel: meestal A3, B, C.
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Complicaties van dislocatie of instabiliteit.1. Noem er 6.2. Wat kan gebeuren, tijdens een anterieur flexietrauma?
- Neurologische uitval- Tot complete dwarslaesie- Non-union (niet meer aan elkaar groeien)- Mal-union (vastgroeien in verkeerde stand)- Secundaire dislocatie (lordose, kyphose)- Persisterend pijn2. Tegelijkertijd: distractie posterieur!
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Behandeling1. Wat doe je als eerste bij de acute opvang? (3 stappen)2. Hoe behandel je daarna de fracturen? a. Noem 2 opties voor stabiele fracturen.b. Noem 3 opties voor instabiele fracturen.
- Bij acute opvang wervelkolom stabiliserenb. Ook cervicale wervelkolomc. Stabiel houden tot letsel in kaart is en duidelijk is dat er geen gevaar voor dislocatie bestaat.2. Stabiele fracturen (A1, A2, soms A-3)- Conservatief (bedrust)- Brace + als reminder, geen evidence voor betere stabiliteit.b. Instabiele fracturen (A3, B, C)- Conservatief: nog maar zelden.- Stabilisatie: + Posterieure stabilisatie + Anterieure stabilisatie + Combinatie- Zo nodig (zelden): Decompressie
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Posterieure stabilisatie1. Hoe werkt posterieure stabilisatie?b. Welke 2 eisen stellen we, voordat we beginnen met posterieure stabilisatie?c. Wat is het doel van posterieure stabilisatie? (2)2. Wat is spondylodese?b. Hoe bereiken we dit?c. Wat is de klinische releventie hiervan?
- Schroef in pedicel- Staaf verbindt de schroeven- Overbrugt de gebroken wervel- Evt repositieb. Instabiele fracturen- Anterieur voldoende bot voor genezingc. Stabilisatie / dorsale spondylodese2. Spondylodese = fusie tussen de 2 wervelsb. Door stabilisatie + aviveren + bot erbij -> wordt 1 mechanisch geheel = blokwervelc. Geen klinisch of radiologisch verschil tussen normale posterieure stabilisatie - post. stabilisatie + spondylodese.
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Anterieure stabilisatie1. Hoe werkt anterieure stabilisatie?b. Welke 2 eisen stellen we, voordat we beginnen met anterieure stabilisatie?c. Wat is het doel van anterieure stabilisatie?
- Cage, botplastiek, plaat/staaf- Invasief (thoracotomie, lumbotomie)- Vaak combinatie met posterieure stabilisatieb. Instabiele fracturen- Anterieur onvoldoende bot voor genezingc. Doel: ventrale spondylodese
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Decompressie1. Wanneer doen we dit?2. Meestal i.c.m.?
- Bij impediment in wervelkanaalb. Met (progressieve) neurologische uitval2. Meestal in combinatie met stabilisatie
Letsels van de wervelkolom / SAMENGEVATDe wervelkolom wordt pathologisch ingedeeld in 3 delen, te weten (..1a-d..).3 belangrijke hoog-cervicale fracturen zijn (..2a-c..). Laagcervicaal zijn er 3 types letsel: (..3a-c..)Stabiele cervicale letsels worden behandeld met (..4a,b..). Instabiele cervicale letsels worden behandeld met (..5a,b..).De classificatie van thoracolumbale wervelkolomfracturen is als volgt: (..6a-c..). De behandeling van stabiele thoracolumbale fracturen is (..7a,b..). Instabiele fracturen behandelen we middels (..8a-c..)
- Hoog cervicaalb. Laag cervicaalc. Thoracolumbaal2. Jefferson Fractuur (C1): niet ernstigb. Dens Fractuur (C2): fataal bij dislocatiec. Hangman’s Fracture (C2): fataal bij dislocatie3. Hyperflexie letsels (instabiel, behalve compressie#)b. Hyperextensie letselsc. Hyperrotatie letsels (zeer instabiel)4. Halo vestb. Halovest / corset5. Open repositie en (plaat)fixatieb. + botplastiek / dese6. MagerlA: Compressie (A1, A2: stabiel. A3: meestal instabiel)B: Distractie (Instabiel)C: Multidirectioneel (Instabiel)7. Conservatief (bedrust)b. Brace8. Posterieure stabilisatie als voldoende bot ventraalb. Anterieure stabilisatie als onvoldoende bot ventraal (combinatie van beide kan ook)c. Decompressie zo nodig.
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Classificatie.1. Wat is TLICS?a. Welke 3 onderdelen worden betrokken in de classificatie?2. Wat is het voordeel van TLICS, t.o.v. Magerl?
- Thoraco Lumbar Injury Classification andSeverity Score.a. Score voor:- Morphologie fractuur (compressie, translatie/rotatie)- Integriteit dorsale ligamenten- Neurologische status–> Totaal van punten bepaalt beslissing operatief vs. conservatief2. Naast morphologie letsel ook neurologischestatus.
Letsels van de wervelkolom / Thoracolumbale wervelkolom / Dwarslaesie1. Hoe behandelen we iemand, die door trauma van de wervelkolom een complete dwarslaesie heeft opgelopen?
- Een complete dwarslaesie komt nooit meer goed (partieel soms nog wel).Bij een complete dwarslaesie vindt er vaak toch stabilisatie van de wervelkolom plaats. Niet voor curatie, maar voor de verpleegbaarheid.
De Gebroken Heup / Epidemiologie1. Wat is de patientengroep voor een gebroken heup?2. Met welke patientfactoren moet rekening worden gehouden? (4)
- 88% = ouder dan 65 jaar.- Man/vrouw: 3/1- 1-jaarssterfte: 30% (niet per se door de fractuur, maar de immobiliteit draagt hier wel in bij)2. Functionale statusb. Sociale statusc. Medische VGd. Cognitieve status- Alzheimer- Parkinson- CVA
De Gebroken Heup / Oorzaken1. Een heupfractuur is meestal een (…) fractuur.2. Noem 4 ziekten die osteoporose kunnen veroorzaken.3. Noem 5 risicofactoren voor osteoporose.
- Osteoporotische fractuur2. vit. D tekort- M. Cushing- Renale pathology- Hyperparathyroidie3. Vrouwb. Inactiefc. Multipariteitd. Alcohole. Noord-Europees
De Gebroken Heup / Oorzaken en preventie1. In 90% van de gevallen is de directe oorzaak (..).b. Noem 4 risicofactoren voor deze oorzaak.2. Daardoor maken we gebruik van deze preventieve strategie: (..)- Noem 6 preventieve maatregelen.3. Welke leefstijladviezen worden gegeven ter preventie? (3)
- Een simpele val. Door osteoporose leidt dit al tot een heupfractuur. Ouderen vallen snel, want:a. Sedativab. Cognitieve impairmentc. Slechte ogend. Slecht ter been2. Valpreventie:- Heup Protectors- Laag bed- Vloerbedekking- Leuning- Verlichting- Medicatie3. 1500 mg calciumb. 800 IU vit. Dc. Lichamelijke oefening
De Gebroken Heup / Singh-Index1. Wat is de Singh-index?
- Naast DEXA-scan, een andere manier om osteoporose in te kunnen schatten.a. Specifiek voor de femurkop: trabeculaire lijnen worden geteld.b. Singh VI = normaal- Singh III = osteoporose- Singh I = ernstige osteoporose.
De Gebroken Heup / Patient1. Naast co-morbiditeit, een verminderd begrip en andere patientfactoren, speelt nog een andere factor een grote rol bij het ontstaan en vooral behandelen van heupfracturen. Welke?
Ouderen hebben een slechte weefselkwaliteit!1. Weke delena. Fragiele huidb. Decubitusc. Spieratrofie2. Bota. Slechte houvast schroevenb. Osteopeniec. Tragere botgroeid. Non-union
De Gebroken Heup / Diagnostiek1. Welke 2 dingen vallen op tijdens L.O.?2. Wat is het vervolgonderzoek?
- Het aangedane been is:a. verkortb. ge-exoroteerd2. X-bekkena. APb. Axiaal
De Gebroken Heup / Classificatie1. Geef weer.2. In welke incidentie-volgorde komen deze fracturen voor?
1a. Intracapsulair- Pipkin fractuur- Mediale Collum fractuurb. Extracapsulair- Intertrochantaire (=Pertrochantaire) fractuur- Subtrochantaire fractuur2. Meest voorkomend naar minst voorkomend:a. Mediale collum fractuurb. Intertrochantaire fractuurc. Subtrochantaire fractuurd. Pipkin fractuur (zeer zeldzaam)
De Gebroken Heup / Subtrochantaire fractuur1. Bij welke patienten zien we dit vnl? (2)2. Waar moet aan gedacht worden, als iemand binnenkomt met deze fractuur?3. Behandeling?
- Jongere patientenb. Motorrijders2. Pathologische fractuur door kanker.3. Plaatfixatie + osteosynthese
De Gebroken Heup / Bloedvoorziening1. Welke retinaculum voorziet de femurkop van bloed?2. Waarom is dit retinaculum pathologisch van groot belang? 3. Waarom is dit retinaculum van groot belang bij de behandeling van een gebroken heup?b. Welk type breuk in de classificatie heeft hierdoor een voordeel? Waarom?
- Retinaculum van Weitbrecht.- dmv perforerende vaatjes. 2. Scheur in weitbrecht -> necrose van de femurkop3. Als kop gespaard kan worden heeft dat de voorkeur. Daarbij is bloedvoorziening van de femurkop belangrijkste beslisfactor.- Kans op kopnecrose? -> kopvervangend betere optie.b. Pertrochantair heeft betere prognose voor de kop, want ret. van Weitbrecht is dan niet aangedaan.
De Gebroken Heup / Behandelkeuze1. Welke opties zijn er globaal?b. Welke 2 eisen worden gesteld?
- Kopsparenda. Indien bloedvoorziening goed- Jonge patient (
De Gebroken Heup / Behandeling1. Noem alle opties op.a. 3 hoofdtypen- 5 subtypen
Heupfractuur bij ouderen = VRIJWEL ALTIJD OPEREREN!1. Conservatief (zelden)- alleen bij geinclaveerde collum fractuur. Cave: secundaire dislocatie.2. Osteosynthesea. DHS (Dynamische Heup Schroef)b. Schroevenc. Intramedullaire Pen3. Prothesea. Kophals prothese (alleen kop vervangen)b. Totale heup (kop en kom vervangen)
De Gebroken Heup / Behandeling1. Binnen hoeveel tijd moet de operatie plaatsvinden?2. Narcose?3. Wat zijn de 3 doelen van de behandeling?
- Binnen 24 uur. Dit is een kwaliteitsindicator voor het ziekenhuis.2. Ja, lokaal danwel compleet. Geen evident verschil in post-op status.3. Minimaal risicob. Maximale mobiliteitc. Z.s.m. retour naar woonsituatie- 60% woont thuis, vaak wankel evenwicht- 25% semi-zelfstandig- 15% verpleeghuis
De Gebroken Heup / Behandelkeuze1. Noem 2 voordelen van osteosynthese2. Noem 2 nadelen van osteosynthese3. Noem 3 voordelen van kop-prothese4. Noem 2 nadelen van kop-prothese
Osteosynthese:1. Goedkoop, eigen heup2. Technisch lastig, potentieel falen (toch oudere patienten)Prothese:3. Routine, meteen vol belastbaar, voorspelbaar4. “kunst”heup, grotere complicaties
De Gebroken Heup / Behandelkeuze1. Weeg DHS tegen IM-pen af.
- DHS: Goedkoop, gouden standaard- Open (zware) operatie, minder sterk2. IM-pen: Percutaan, stevig- maar: spierschade, schachtfractuur en learning curve.
De Gebroken Heup / Behandeling1. In hoeveel procent van de patienten treedt door de behandeling een complicatie op?2. Noem 7 complicaties.
- 19% (!!)2. Cardiaal- Pulmonaal- Delier- Infectie- Uitbreken van materiaal (DHS, IM, schroeven te lang)- Nonunion- Overlijden
Schouderluxaties / Algemeen1. Welke 3 gewrichten kennen we in de schouder?b. Welke luxaties kunnen voorkomen van deze gewrichten?
- Glenohumeraal gewrichtb. Anterieurc. Posterieur2. Acromioclaviculaira. Tossy I-III3. Sternoclaviculaira. Anterieurb. Posterieur
Schouderluxaties / Glenohumerale luxatie1. Welke 2 types kennen we?b. Bij welke patienten komt dit voor?c. Behandeling?
- Anterieure luxatie van het Glenohumerale gewricht.b. Door een val op de rug. Komt veel vaker voor dan een posterieure luxatiec. Repositie op de EHBO2. Posterieure luxatie van het glenohumerale gewrichtb. Komt voor bij epileptisch insult, door spierspasmes. Ook bij psychiatrisch patienten met stroomschok behandeling.c. Repositie op de EHBO
Schouderluxaties / Diagnostiek1. Wat doe je altijd, als er een patient binnenkomt met een verdenking op een schouderluxatie?
- Rontgenfoto -> repositie -> controle rontgenfoto - Tenzij anterieure GH-luxatie met goede functie en geen pijn na repositie (zie stroomdiagram)
Schouderluxaties / Glenohumerale luxatie1. Welke 2 complicaties zien we uitsluitend bij een anterieure luxatie van het glenohumerale gewricht?3. Behandeling?
- Bankart laesiea. Letsel van de kom (glenoid)- een stuk bot breekt af.2. Hill-Sachs laesiea. Letsel van de femurkop- De relatief zachte femurkop stoot bij anterieure luxatie het relatief harde glenoid en raakt beschadigd.- Kan zich ook ontwikkelen na een Bankart-laesie, door het schuren van de femurkop over de scherpe rand van de Bankart-laesie (Hill-Sachs impressie).3. Opereren: stuk bot plaatsen om de Hill-Sachs impressie (femurkop) weer mooi rond te krijgen.
Schouderluxaties / Glenohumerale luxaties1. Welke 2 chirurgische opties zijn er, voor patienten met recidiverende luxaties?
- Rotatie osteotomie2. Kapsel reving
Schouderluxaties / Sternoclaviculaire luxatie1. Welk type luxatie is het meest gevaarlijk, en waarom (4)?2. Behandeling?
- Posterieure SC-luxatie, wegens structuren vlak achter het sternum:a. Tracheab. Vaatschade- a./v. subclavia- a. carotis communis- tr. brachiocephalicusc. Longend. Oesofagus2. Reponeren, ALTIJD OP O.K.!- Potentieel gevaarlijk. Bij bloeding moet een thoracochirurg gereed staan voor een thoracotomie.** Bij een anterieure luxatie van het SC-gewricht doen we operatief niets.
Schouderluxaties / Acromioclaviculaire luxatie1. Oorzaakb. Welke ligamenten kunnen ruptureren (3)? 2. L.O.3. Classificatie.4. Behandeling.
- Directe krachtinwerking ten gevolge van een val op de schouder. - Indirecte krachtinwerking door val op elleboog in flexie.b. lig. acromioclaviculare- coracoclaviculaire ligamenten: + lig. trapezoid + lig. conoid**zie sheet2. Pianotoetsfenomeen (vanaf graad II)- Pianotoets alleen naar boven en onder -> geen O.K.- Pianotoets ook van links naar rechts: O.K.3. Tossy (I-III) en Rockwood (I-VI) classificatie: Tossy 1/RW1: Oprekking van de ligamenten Tossy 2/RW2: Inscheuring coracoclaviculaire ligamenten, maar AC-ligament nog intactTossy 3/RW3: Ruptuur van alle ligamentenRW 4,5,6: Spierschade etc.4. Tossy I/II: conservatief: mitella met beweging.- Tossy II/III: Operatieve repositie, evt. gevolgd door reconstructie van de gescheurde ligamenten.
Elleboogluxaties / Behandeling1. Wat is de behandeling? (2)2. Noem 3 complicaties van de behandeling.
- Gesloten repositie, gevolgd door scharniergips.b. Vroeg bewegenSnel bewegen, dus geen vast gips maar scharniergips. Stijfheid tegengaan!Coronoid moet goed zitten, anders re-luxaties. Evt vastzetten.2. Complicaties:- Stijfheid- Re-luxatie- Vaat/zenuwletsel
Elleboogluxaties / Behandeling1. Wat is de terrible triad?2. Hoe behandelen we dit?
- Terrible triad:a. Coronoid gebrokenb. Radiuskop gebrokenc. Ligamenten gescheurd.2. Kop vervangen, ligamenten repareren, coronoid ook.
Bekkenluxatie / Algemeen1. In welke situatie is een bekkenluxatie fysiologisch?2. Wanneer is een bekkenluxatie instabiel?3. Wat is dan de behandeling?
- Vrouwen die bevallen2. > 2,5 cm3. Plaatfixatie
Heupluxatie / Algemeen1. Is de heup van nature een stabiel gewricht?b. Welke 3 ligamenten bedekken de heup?2. Welke 2 type heupluxaties kennen we?b. Hoeveel procent heeft daarnaast een femurkop fractuur?
- Ja, meer dan 50% is bedekt met sterke ligamenten.b. lig. iliofemorale- lig. ischiofemorale- lig. pubofemorale2. Posterieure heupluxatie (90%)b. 7% met fractuur femurkop- Anterieure heupluxatie (10%)b. 10-68% met fractuur femurkop** Dus: meestal posterieur, maar anterieur is vaker geassocieerd met een fractuur.
Heupluxatie / Letselmechanisme en bloedvoorziening1. Welke 3 letselfactoren bepalen de ernst van het letsel?2. Hoe ziet de bloedvoorziening van de heup eruit (3 arterien noemen)?
- Hoog energetisch- Axiale belasting- Positie van de heup bij impact2. ZIE SHEET!a. a. Circumflexa Femoris Medialisb. a. Circumflexa Femoris Lateralisc. a. Ligamentum Teres
Heupluxatie / Risico’s en behandeling1. Noem een vasculair en een neurlogisch risico bij een heupluxatie. Bij neurologisch ook een typisch symptoom noemen.2. Bij welk type heupluxatie komen deze risico’s vnl voor?3. Hoe behandelen we heupluxaties?b. Welk vervolgonderzoek doen we altijd ter controle?c. Welke vorm van extra (benige) schade kan optreden? Hoe behandelen we dan?
- Neurologisch: N. Ischiadicus -> dropping foot!b. Vasculair: schade aan retinaculum van Weibrecht.2. Voornamelijk posterieure heupluxaties.3. Snelle (gesloten) repositie vereist! Spoed!b. Controle CTc. Femorkopfractuur –> Afh. van kopnecrose:- osteosynthese middels schroeven- kopprothese
Knieluxatie / Algemeen1. Incidentieb. Ernst2. Noem 4 vormen van geassocieerd letsel.3. Prognose?
- Zeer zeldzaam, maar:b. dramatisch2. Geassocieerd letsel:a. Vaatletselb. Zenuwletsel: n. peroneusc. Kraakbeenletseld. Kniebanden
Peesrupturen / Achillespees1. Welke 4 problemen kunnen voorkomen bij de achillespees?
- Peritendinitis (acuut begin)-> Crepitaties/pijn2. Tendinopathie -> Collageen aangetast3. Bursitis (bijv. Haglund)4. Partiele scheur
Peesrupturen / Haglund1. Wat is een Haglund deformiteit?b. a.k.a.?2. Dit kan leiden tot (2)?3. Behandeling?
- Een benige vergroting aan de achterzijde van de calcaneus (waar de achillespees aanhecht)b. “Pump-bump”, omdat vrouwen met pump hier klachten ontwikkelen. Goed schoeisel helpt.2. Retrocalcaneale bursitis -> Tendinitis achillespees.3. Chirurgische verwijdering van de deformiteit- Passend schoeisel
Peesrupturen / Achillespees.1. Van welke spieren is de achilles de pees?2. Insertie?
- De achillespees is de gezamenlijke pees van de m. triceps surae (kuitspieren), bestaande uit:a. m. gastrocnemius b. m. soleus2. Posterieure calcaneus
Peesrupturen / Achillespees1. 3 oorzaken van een AP-ruptuur?2. Symptomen3. Welke test is van diagnostisch belang voor het vaststellen van een achillespeesruptuur?4. Voorkeurslocatie van een AP-ruptuur?
- Sportb. Slechte warming-upc. Ciprofloxacine (antibioticum)!2. Acute pijnb. Zwelling3. Thompson-test: knijpen in m. gastrocnemius leidt tot plantairflexie (negatief bij een complete ruptuur)4. Ruptuur gebeurt meestal in de zwakke plek van de pees (streep met mindere bloedvoorziening)
Peesrupturen / Achillespeesruptuur Behandeling1. Noem 5 behandelopties voor een partiele ruptuur2. Noem 2 behandelopties voor een complete ruptuur.3. Prognose na behandeling?
- Rustb. Rek oefeningenc. Gipsd. NSAIDe. Fysio2. Open chirurgie: de pees versterken met (lichaamseigen of gefabriceerd) materiaal.b. Percutane chirurgie: vasthechten van beide uiteinden.3. Goede prognose, meestal compleet herstel!
Peesrupturen / ALGEMEEN1. Noem 5 peesrupturen
- Bicepsb. Proximaalc. Distaal2. Mallet vinger3. Quadriceps4. Patella5. Achilles
Peesrupturen / Biceps brachii1. Wat is de functie van de biceps brachii? (2)3. Noem 2 types van bicepspees rupturen.
- Elleboog flexiea. m.brachialis +++++b. m. biceps ++2. Biceps is m.n. een supinatorDUS: SUPINATIE en elleboogflexie. Patienten met een bicepspeesruptuur kunnen vaak alsnog dingen tillen.3. Proximaal en distaal.
Peesrupturen / Biceps brachii1. Noem 4 klachten van een proximale bicepspeesruptuur.2. Wat is, prognostisch en behandelend, het verschil tussen proximaal en distaal?3. Noem 2 chirurgische opties
- Tendinopathieb. Pijnc. Esthetisch probleem (Popeye Arm)d. Spierzwakte bij supinatie en elleboogflexie2. Proximaal: operatie is vnl cosmetisch (compleet functie herstel niet mogelijk)b. Distaal: redelijk functieherstel na operatie3. Tenotomie proximale BB:- biceps zakt af in bicepsgoot. Direct afname van evt. impingement klachten. - (kleine) kans op ontstaan Popeye-armDit is de standaard behandeling. In selectieve gevallen kunnen we ook kiezen voor:b. Tenodese:- biceps proximaal losmaken en lager weer vastzetten. Redenen om te kiezen voor tenodese: + Angst voor krachtsvermindering (zwaar beroep, sporters) + Angst voor (kleine) kans op Popeye-arm
Peesrupturen / Biceps brachii1. Noem 3 oorzaken voor een biceps brachii ruptuur
- Impingement van de schouder (caput longum).b. Aantasting van de bicepsgoot - gevormd door pezen van m. subscapularis en supraspinatus.c. SLAP-letsel- afscheuring van de pees t.p.v. aanhechting op het labrum + door plotse trekkracht (val) + door langdurige torsiekracht (bovenarmsport)
Peesrupturen / Mallet vinger1. Wat is een malletvinger?2. Behandeling?
- Mallet vinger: peesruptuur thv. de aanhechting van de strekpees van de vingers aan het bot.- dorsale zijde (strekzijde) van de vinger2. Mallet spalk voor 8-10 weken.- Geen operatie!
Peesrupturen / Knie1. Noem 4 letsels, van craniaal naar caudaal, die het strekapparaat van de knie aandoen.
- Ruptuur m. femoris2. Quadriceps-pees ruptuur3. Patellafractuur4. Patella-pees ruptuur
Peesrupturen / Knie1. Noem de patientengroep waarbij quadricepspeesrupturen vaak voorkomen.b. Noem een typische bevinding bij L.O.1. Noem de patientengroep waarbij patellapeesrupturen vaak voorkomen.b. Noem 1 typische bevinding bij L.O., en een diagnostische test.c. Behandeling?
- Quadriceps-pees ruptuura. Jonge gezonde kerels. Vaak steroiden fitnessbonken.b. Patella baja (laagliggende patella)2. Patellapees ruptuura. Suikerziekte, oudere mensenb. Patella alta (hoogliggende patella)- Straight leg raise test: gestrekt been heffenc. Alleen als de patient zijn been niet kan strekken: operatie.
Trauma / Gebroken Arm / Algemeen1. Noem 6 veel voorkomende fracturen van de arm.+ de meest gebruikte behandeling.
C = CONSERVATIEFG = GIPSO = OPERATIEF1. Clavicula fractuur C2. Humerus fractuur C3. Elleboog fracturen O4. Onderarm fracturen O5. Pols fracturen G6. MC-V fracturen G
Trauma / Gebroken Arm / DiagnostiekWaaruit bestaat de diagnostiek van fracturen (incl. traumadiagnostiek)?1. Noem 2 anamnistische factoren2. Noem 4 onderzoeken bij het L.O.3. Noem het standaard rontgenologisch onderzoek4. Noem 2 aanvullende diagnostische modaliteiten.
- Anamnesea. Letselmechanismeb. Patientgegevens: AMPLE- Allergies- Medicine- Past- Last Meal- Event (traumamechanisme)2. Lichamelijk onderzoeka. ABCDE! (Airway + CWK, Breathing, Circulation, Disability, Exposure)b. Inspectie weke delenc. Functie (incl. neurovasculair)d. PalpatieAanvullend onderzoek:3. Standaard: rontgenfotoa. AP en een zuiver lateraal (evt. axiaal)b. 3/4 foto’s op indicatiec. schachtfracturen: volledige bot met de aangrenzende gewrichten.d. Controlefoto in gips na repositiee. Bij gereponeerde of instabiele fractuur na 5-7 dagen controlefotoAanvullende rontgendiagnostiek:4. CT-scan: i.v.m. indicatiestelling of planning operatietechniekb. MRI: - Ligamentair letsel (bijv. pols, schouder en knie)- Niet aantoonbare fractuur terwijl klinisch toch verdenking bestaat (bijv. scaphoid)
Trauma / Gebroken Arm / Classificatie1. Wat is de classificatie van schachtfracturen?2. Wat is de classificatie van metafysaire fracturen?
- AO-Classificatie Schachtfracturena. Type A: enkelvoudige fractuur met tweefragmenten.b. Type B: fracturen met een vlindervormigfragment. - na repositie is er altijd enig contact tussen de hoofdfragmenten.c. Type C: multifragmentaire fractuur. - na repositie geen contact tussen de hoofdfragmenten.2. AO-Classificatie Metafysaire fracturena. Type A: extra-articulaire fractuurb. Type B: partieel intra-articulaire fractuur- een deel van het gewricht blijft verbonden met deschachtc. Type C: volledig intra-articulaire fractuur - het gewrichtsvlak is niet meer met de schachtverbonden
Trauma / Gebroken Arm / Behandeling1. Noem 3 conservatieve opties.2. Noem 5 operatieve opties.
- Conservatiefa. functioneelb. gipsc. brace2. Operatiefa. Kirschner dradenb. externe fixateurc. mergpen (IM-pen)d. schroeven +/- plaate. prothese
Trauma / Gebroken Arm vs Gebroken Been1. Noem 3 verschillen tussen arm en been.Thema’s: * type behandeling* belasting* malunion
- Arm: vaker conservatief (gips/brace)- Been: vaker operatief2. Arm: minder belast- Been: meer belast3. Arm: scheefgroei meer acceptabel- Been: malunion minder acceptabel.
Trauma / Gebroken Arm / BehandelingOm welke 3 redenen verschilt de behandeling tussen intra-/extraarticulaire fracturen?1. Welke behandeling zien we vaker bij een intra-articulaire fractuur?2. Welke behandeling zien we vaker bij een extra-articulaire fractuur?
- Intra-articulair: operatiefa. Kans op artroseb. Scheefgroei minder acceptabelc. Beweeglijkheid van groter belang–> VAKER OPERATIE2. Extra-articulair: conservatiefa. Vrijwel geen artroseb. Scheefgroei meer acceptabelc. Beweeglijkheid van kleiner belang.–> VAKER BRACE/SLING/GIPS
Trauma / Gebroken Arm / Operatie1. Timing van de operatie:a. Open fracturenb. Weke delenc. Wat doe je bij teveel weke delen zwelling (3)?d. Wat is belangrijk bij gipsen?e. Wat doe je bij Graad II / III fracturen?
1a. Open fracturen zo snel mogelijk.- graad II en III bij voorkeur binnen 6 uur.b. Weke delen direct na het ongeval het gunstigstvoor het verrichten van een osteosynthesec. Bij teveel zwelling: - gipsspalk- hoog leggen- na 5 tot 10 dagen opererend. Adequate repositiestand in gips (geen luxatie)e. Graad II / III fracturen:- in principe second look operatie na 48 uur.
Trauma / Gebroken Arm / Pre-operatieve zorg1. Hoe ziet de AB-profylaxe eruit bij:a. Gesloten fracturenb. Open fracturenc. Graad III open fracturen
1a. Gesloten fracturen- 30 min. preoperatief een cefalosporine. + Cefuroxim 1500mg i.v. eenmaligb. Open fracturen- 3 dagen i.v. een cefalosporinec. Graad III open fracturen- gentamycine toevoegen i.v.m. Gram negatieve bacterien
Trauma / Gebroken Arm / Post-operatieve zorg1. Welke 9 dingen doe je post-operatief?a. 1 medicamenteuze handeling noemenb. 2 diagnostische handelingen noemenc. 3 wondverzorgings handelingen noemend. 4 randvoorwaarden noemen
a. pijnstilling (oraal, PCA, regionaal)b. controle X-foto of CTc. arm of been hoog leggen- evt. gipsspalk (watteren!)- wondinspectied. oefentherapie, instructies m.b.t. belasten- inventarisatie thuissituatie- instructies voor ontslag, revalidatie etc.- afspraak poliklinische nacontrole
Trauma / Gebroken Arm / Operatieve complicaties1. Noem 5 locale complicaties van de operatie.
- Hematoom, persisterende wondlekkage-> z.n. uitruimen/exploratie op OK2. Wondinfectie-> antibiotica (evt. ook locaal)-> spoelen op OK-> OSM zo mgl. laten zitten3. Osteomyelitis4. Malunion, nonunion (pseudarthrose)5. Last van osteosynthese materiaal
Trauma / Gebroken Arm / Clavicula fractuur1. Hoe behandelen we deze fractuur?
- in principe conservatief, tenzij:- huid bedreigd of open fractuur- multitrauma- vaat/zenuw letsel–> plaat (evt. pen)
Trauma / Gebroken Arm / Proximale humerus1. Hoe behandelen we deze fractuur?
- in principe conservatief, tenzij:- open #- vaat-zenuwletsel- multitrauma- intra-articulair- teveel dislocatie- pathologische #–> plaat, prothese (evt. pen)
Trauma / Gebroken Arm / Humerus schacht1. Hoe behandelen we deze fractuur?
- in principe conservatief (Sarmiento brace)–> compressie weke delen -> stabiliteitOperatie bij open # of multitrauma–> plaat of pen–> gevaar nervus radialis bij operatie
Trauma / Gebroken Arm / Elleboog fracturen1. Noem 2 types elleboogfracturen, en de behandeling van deze.
- Supracondylaire humerus fractuur:- intra-articulair- in principe operatief + Plaatosteosynthese2. Olecranon fractuur:- intra-articulair- in principe operatief, tenzij geen dislocatie. + Zuggurtung osteosynthese
Trauma / Gebroken Arm / Onderarm fractuur1. Hoe behandelen we deze fractuur?
Bij volwassenen: in principe operatief- plaatosteosynthese- evt. intramedullair (IM-pen)(!) Uitzondering: geisoleerde ulna # zonder disloc.-> conservatief
Trauma / Gebroken Arm / Polsfractuur1. Hoe behandelen we deze fractuur?
- Meestal gips, tenzij:- niet goed te reponeren- intra-articulair met slechte stand- verlies van repositie ( externe fixateur, plaat, K-draden
Trauma / Gebroken Arm / Metacarpale V fractuur1. a.k.a? 2.Hoe behandelen we deze fractuur?
- Boxers fractuur2. Meestal in gips of functioneel- stand niet zo belangrijk voor functie
Trauma / Gebroken Arm / Polsfractuur1. Noem de 2 valkuilen bij polsletsels
- Scaphoid fractuur (os scaphoideum)- diagnostiek lastig (MRI, CT)- pijn in snuff-box- neiging tot non-union (vascularisatie)2. Perilunaire luxatie- ernstig letsel (o.a. multitrauma)- cave missen op laterale foto!
Trauma / Gebroken arm / SAMENGEVAT1. Letselmechanisme2. Diagnostiek (4)3. Behandelopties (2)
- Letselmechanismen- meestal val (hoog-/laagenergetisch)2. Diagnostiek- anamnese, AMPLE- lichamelijk onderzoek, ABCDE- X -> CT / MRI, evt. echo- post-OK: altijd een controlefoto!3. Behandelingsprincipes- vaak conservatief- operatief + K-draden + ext. fix. + plaat**** AB-PROFYLAXE
Trauma / Gebroken Been / Algemeen1. Noem 3 vaak voorkomende fracturen van het been
- Heupfractuurb. Tibia-schachtfractuurc. Enkelfractuur
Trauma / Gebroken Been / Diagnostiek1. Geef aan hoe anamnese en lichamelijk onderzoek verlopen.
Standaard trauma-anamnese/L.O (ook bij gebroken arm):1. Anamnese– letselmechanisme– AMPLEb. lichamelijk onderzoek– ABCDE!– inspectie weke delen– functie (incl. neurovasculair)– palpatie
Trauma / Gebroken Been / Diagnostiek1. Welke 6 klinische kenmerken heeft een fractuur bij lichamelijk onderzoek?2. Waar let je op (2)?3. Hoe doe je onderzoek naar de aanwezigheid van asdrukpijn?
- Abnormale beweeglijkheidb. Abnormale standc. Crepitatied. Pijn (spontaan, drukpijn, asdrukpijn)e. Zwelling (door weke delen schade)f. Functio laesa2. Shock (vrijkomend myoglobuline uit de beschadigde spieren kan shock en zelfs dood veroorzaken (‘reddingsdood’)b. Metabole afwijkingen3. Pak met 1 hand een plek distaal van de breuk- Pak met de andere hand een plek proximaal van de breuk- Asdrukpijn = als de beide handen naar elkaar toe worden bewogen.
Trauma / Gebroken Been / Diagnostiek1. Welke 4 modaliteiten kent het aanvullend onderzoek?* Geef aan welk doel iedere modaliteit heeft** Geef van de conventionele rontgenfoto de richtingen aan.
- X-foto- AP/PA en laterale opname- evt. driekwart-opnames- het hele bot incl. aangrenzende gewrichten2. CT- details fractuur (intra-articulair)- pre-op planning3. MRI- ligamentair letsel- fracturen- kraakbeenletsel4. Echo- pees-/bandletsel- weke delen
Trauma / Gebroken Been / Classificatie1. Op welke 3 manieren worden fracturen van het been geclassificeerd?
- Gustilo (open fracturen, graad 1-3)2. Localisatiea. Extra-articulair- metafyse- diafyse/schachtb. Intra-articulair3. AO-classificatie (fractuurtype)
Trauma / Gebroken Been / Classificatie1. Voor welk type fractuur gebruiken we de Gustilo classificatie?Geef deze classificatie weer.
- We gebruiken de Gustilo-classificatie voor open fracturen van het been.a. Graad I: - prikgat van binnen naar buiten < 1 cm - geen of minimale contaminatie- stabiele fractuurb. Graad II: - wond >1 cm met beperkt weke delen letsel.- geen of milde crush van huid- geen necrotische musculatuur- matige tot ernstige instabiliteit fractuur (Type A of B)- beperkte contaminatiec. Graad III: - uitgebreide weke delen schade- vaak met vaatletsel en/of ernstige contaminatie- comminutieve fractuur en/of segmentele botdefecten
Trauma / Gebroken Been / Behandeling1. Wat zijn de behandelopties?a. 3 conservatiefb. Operatief: 2 behandelwijzen, 7 specifieke behandelingen
- Conservatief:- functioneel- gips- braceb. Operatief:- Biologische osteosynthese: krachtopbouw + intramedullair + plaat + schroeven + externe fixatie- Repositie: functie-herstel + open repositie + gesloten repositie + anatomische repositie (vnl. van belang bij intra-articulaire fracturen)
Trauma / Gebroken Been / Behandeldoel1. Wat is vnl het behandeldoel bij intra-articulaire fracturen?2. En bij meta-/diafysaire fracturen?3. Hoe lang duurt het, voordat een IM-pen te belasten is?
- Functie-herstel2. Krachtopbouw.3. Kan meteen worden belast.
Trauma / Gebroken Been / Behandeling1. Wat is een zeer belangrijk onderdeel van de behandeling van traumaletsel, voordat uberhaupt operatieve maatregelen plaats kunnen vinden?
- Debridement: a. Infectie voorkomenb. Dode spier en bot eruitc. Huid bewaren!- noodzakelijk om later de wond weer te repareren. - tenzij zeer necrotisch -> huidtransplantaat- voorkomt onnodige huidtransplantatie
Trauma / Gebroken Been / Behandelopties1. Welke 3 opties hebben we, om biologische osteosynthese te bewerktstelligen?b. Leg van elke optie uit, wat de optimale indicatie is.c. Geef nadelen en voordelen van iedere techniek weer.
- Externe Fixatieb. patient met meerdere fracturen in het lichaam na een ongeval, die nog niet klaar is voor ok.- Meer ter overbrugging totdat de patient een grotere operatie aankan.(+) weinig additioneel letsel(+) eenvoudig(+) snel(+) bloedingscontrole eenvoudig(-) INFECTIERISICO (pin track problemen)2. Schroeven3. Plaatb. Metafysaire fracturen en intra-articulaire fracturen(-) additioneel letsel periostale doorbloeding(-) Technisch lastig(+) bloedingscontrole eenvoudig3a. MIPO (Minimaal Invasieve Plaat Osteosynthese)- plaat opschuiven via kleine incisie(+) Kleine incisie, kleiner infectierisico4. IM-pen (intramedullair)b. Ideaal voor schachtfracturen- reamed (vooraf boren, dikkere pen) = beter.(-) mergholte verliest iets aan vascularisatie(-) risico op long/vet embolie -> ARDS(-) technisch lastig(-) bloedingscontrole lastig(+) meteen belastbaar(+) stevig, solide.
Trauma / Gebroken Been / Behandeling Weke delen schadeGeef 5 mogelijkheden, opbouwend op ingewikkeldheid.
Weke delen defecten, opbouwend op ingewikkeldheid:1. Tijdelijke bedekking (gazen, etc.)2. Split skin graft (huidtransplantatie uit eigen lichaam)3. Huid-spier-fascie flap (stuk huid van elders uit het lichaam)4. Lokaal of vrij met vaat anastomose (spier elders incl vasculatuur overbrengen, vasculatuur aansluiten op lokale vasculatuur)5. Later: bot transplantaat uit eigen lichaam
Trauma / Gebroken Been / Heup fractuur1. Behandeling (2)?
- Osteosynthese (pennen etc.)b. Prothese
Trauma / Gebroken Been / Tibia schacht fractuur1. Behandeling? 2. Op welke 2 dingen let je?
- Conservatief: niet gedisloceerde of type A fractuur.b. Rest: operatief- intramedullair (voorkeur, wegens weke delen)- plaat- ext. fixateur2. Kwetsbare weke delenb. Compartiment syndroom
Trauma / Gebroken Been / Enkelfractuur1. Ontstaanswijze?2. Waarvan is de behandeling afhankelijk?b. Wat is het hoofddoel van de behandeling?3. Mogelijkheden (2)?
- Supinatie of pronatie traumab. med./lat./post. malleolus, syndesmose2. Enkelvork: verwijding/dislocatie?b. enkelvork herstellen3. geen dislocatie: conservatiefb. wel dislocatie: operatief (schroeven, plaat, K-dr.)
Trauma / Gebroken Been / Post-operatief1. Welke 4 complicaties kunnen optreden?
- Veneuze trombo-embolie (VTE)b. Compartiment syndroomc. Infectied. Vertraagde fractuurgenezing
Trauma / Gebroken Been / Post-operatief / VTE1. Wat doen we om VTE tegen te gaan (5)2. Voor hoe lang?3. Welke mensen krijgen altijd tromboseprofylaxe?
** VTE is een potentieel dodelijke complicatie!!1. Tromboseprofylaxe:a. Laag Moleculair Gewicht Heparine (LMWH)b. fondaparinux (FactorXa antagonist)c. vitamine K-antagonisten (coumarines)d. elastische kous, mechanische pompene. vena cavafilterse.** Momenteel moet de patient zichzelf injecteren. Toekomst: rivoroxaban (orale FXa antagonist)2. Na een heupfractuur: 4-5 weken tromboseprofylaxe3. Iedereen met een immobilisatie van de onderste extremiteit, om wat voor reden dan ook.
Trauma / Gebroken Been / Post-operatief / Compartiment Syndroom1. Wat gebeurt er als de druk in een compartiment toeneemt?b. Drukken noemen.2. Welke druk is normaal?b. Hoe meten we drukken in de compartimenten?3. Wat zijn de 6 chronologische symptomen?4. Welke 5 factoren maken goede behandeling van Compartiment syndroom vaak moeilijk? (5 pitfalls)5. Welke 2 behandelopties zijn er?**** wat mag je nooit vergeten?? (!!!)
- >30 mmHg oxygenatie en zenuwgeleiding b. >50 mmHg stop oxygenatie en zenuwgeleiding- Geen lineaire relatie RR en capillaire perfusie- Grenswaarde absoluut vs relatief2. De diastolische bloeddruk moet minimaal 30mmHg hoger zijn dan de druk in het compartiment. (delta-P)b. Via een naald-drukmeter.3. Pain (buiten proportioneel/stretching++)b. Pressure (monitoring, delta p
Trauma / Gebroken Been / Post-operatief / Infecties1. Noem 3 beruchte verwekkers2. Noem 5 mogelijke gevolgen.
- Stafylokokken (s. Aureus) -> meestalb. Streptokokkenc. Gram-negatieven2. Littekenvormingb. Fibrosec. Langdurige immobilisatied. Vertraagde genezinge. Invaliditeit
Trauma / Gebroken Been / KEY POINTS
- Extremiteitsletsel: eerst ABCDE2. Let op vitaliteit en vaat-/zenuwletsel3. Weke delen letsel zeer belangrijk voor beleiden outcome4. Doel van behandeling is vroege revalidatie enoptimaal functioneel herstel5. Diverse osteosynthesetechnieken6. Denk aan compartimentsyndroom
Trauma / Gebroken Bekken / Algemeen1. Epidemiologie2. Type trauma3. Geef 4 redenen, waarom bekkenletsels zeer ernstig zijn.
- 60-80% mannelijk, 30-40 jaar oud2. Hoogenergetisch trauma: verkeer, val vanhoogte, crushletsel3. Ca 60% begeleidende letsels: brein, thorax,buik, fracturen multitraumab. Hoge mortaliteit instabiel bekken(ring) letselc. Verbloedingsshock (2-5 liter) naar buikholted. Art. en veneuze bloedingen, botfragmenten
Trauma / Gebroken Bekken / Stabiliteit en pathoanatomie1. Is het bekken een stabiele structuur?b. Wat is de belangrijkste stabilisator?c. Tussen welke 2 vormen van instabiliteit moet onderscheid worden gemaakt?2. Noem 3 traumatische krachten3. Hoe heet de kraakbenige verbinding aan de anterieure zijde?
- Het bekken heeft geen intrinsieke (ossale) stabiliteit, maar ligamentaire stabiliteit.- Het bekken is een ‘ring’, waardoor een breuk (bijna) altijd op 2 plaatsen tegelijk plaatsvindt.b. SI-complexc. Mechanische stabiliteit en Hemodynamische stabiliteit.2. Externe rotatie (open-boek fractuur)b. Interne rotatie / lateraal compressie letsel (val op zij van hoogte)c. Shearing3. Symphyse
Trauma / Gebroken Bekken / Classificatie1. Welke classificatie gebruiken we bij bekkenfracturen?2. Geef van alle types een voorbeeld.3. Wat is de relatie tussen typering en hemodynamische instabiliteit?
- De AO/Tile classificatie:a. Graad A: stabielb. Graad B: partieel stabiel (rotatie instabiel)c. Graad C: Instabiel (verticaal en rotatie instabiel)2. Mechanische stabiliteit:a. Type A: bekkenring zelf is nog intact, fractuur aan de periferieb. Type B: openboekfractuur (externe rotatie). Achterkant is nog steeds intactc. Type C: fractuur aan zowel voor als achterkant, landing op de voeten van hoogte3. Is er niet. Een type A-letsel kan behoorlijk hemodynamisch instabiel zijn.
Trauma / Gebroken Bekken / Pre-hospitaal management1. Wat is het doel? (2)b. Noem 8 factoren die hierbij betrokken zijn.
- Hemodynamisch en mechanisch stabiele situatie creeren:b. O2, halskraag- wervelplank- 2x infuus- bloedingscontrole- pijnstilling- sluitlaken/bekkenband- voormelding Level 1 traumacentrum- korte scene time!
Trauma / Gebroken Bekken / Diagnostiek1. Geef aan hoe anamnese verloopt2. Geef aan hoe L.O. verloopt.a. 4 dingen waar je op let bij inspectieb. 3 actieve onderzoeken noemen.3. Welk onderzoek doe je nog meer, voordat aanvullend onderzoek plaatsvindt?
- Anamnese: hoog-energetisch letsel? Hoe?b. Hier is vaak al het type bekkenfractuur uit af te leiden.2. Lichamelijk onderzoeka. Inspectie:- beenlengte verschil, rotatie afwijking- hematomen perineaal/scrotaal- excoriaties, laceraties, Morel-Lavellee (zware huidschade)- bloed uit urethra, anus, vagina (inwendige bloeding)b. Actief onderzoek:- Palpatie, compressie, tractie (max 1x doen, door ervaren arts) + stabiel (type A) + rotatoir/verticaal instabiel (type B/C)- RT: positie prostaat, palpabele fracturen, bloed?- VT: palpabele fracturen, bloed?3. Neurologisch onderzoek
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / Diagnostiek1. Welke 4 rontgenologische opties zijn er?b. Met welk doel?
- X-bekken, 3 richtingen:- A-Pb. symfyse, pubis, SI complex, Os ileum, Acetabulum, Sacrum- INLET (45-60 graden van craniaal)b. Ant./Post. dislocatie van gehele bekkenring- OUTLET (45 graden van caudaal)b. Sup./Inf. dislocatie van bekkenhelft2. CT-scanb. Visualisatie ossale en ligamentaire structuren- Beoordeling stabiliteit SI-complex- Beoordeling stabiliteit sacrumfracturen- Diagnostiek geassocieerd retro/intraperitoneaalletsel (ook vasculair letsel)3. Retrograad urethrogram / cystogramb. Bij verdenking op urologisch letsel4. FAST (Focused Abdominal Sonography for Trauma)b. Bij instabiele fracturen als snel eerste diagnostisch middel.- Intraperitoneaal vocht aantonen.
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / Flowchart Diagnostiek en Behandeling1. Welke stappen neem je bij een:- hemodynamisch instabiele patient met een instabiele bekkenfractuur?
- hemodynamisch instabiele patient met een instabiele bekkenfractuur:a. Sluitlakenb. FAST (+ X-thorax / uitsluiten uitwendige bloedingen)- Als geen/weinig intraperitoneaal vocht:c. Angiografie en embolisatied. Externe fixatie- Als veel vrij intraperitoneaal vocht:c. Laparatomie en externe fixatied. Angiografie en embolisatiee. Externe fixatie
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / Flowchart Diagnostiek en Behandeling1. Welke stappen neem je bij een:- hemodynamisch stabiele patient met een instabiele bekkenfractuur?
- hemodynamisch stabiele patient met een instabiele bekkenfractuur:a. Sluitlakenb. CT-scan buik/bekken met i.v. contrast (+ X-thorax / uitsluiten uitwendige bloedingen)- Als bloedingsfocus bekken:c. angiografie en embolisatied. Externe fixatie- Als bloedingsfocus intra-abdominaalc. laparatomie, externe fixatied. angiografie en embolisatiee. Externe fixatie- Als geen bloedingsfocusc. Externe fixatie
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / Behandeling1. Welke 5 opties hebben we?
- Sluitlaken2. Angiogram + embolisatie3. Externe fixatie4. PC/FFP5. evt. Pelvic packing
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / INVULLENB = BehandelingD = DiagnostiekS = (..?..)1. Hemodynamisch stabiele patient: B -> D -> (B) -> B -> S -> B2. Hemodynamisch instabiele patient: B -> D -> (B) -> B -> S -> B
- Stabiele patient:Sluitlaken -> CT-buik/bekken (evt. + X-thorax) -> (evt. angiografie+embol) -> ext. fixateur -> Patient stabiliseren op ICU -> her-operatie2. Instabiele patient:Sluitlaken -> FAST (evt + X-thorax) -> (evt. angiografie+embol -> ext. fixateur -> patient stabiliseren op ICU -> heroperatie
BELANGRIJKTrauma / Gebroken Bekken / Behandelingsprincipe1. Welk behandelschema gebruiken we?b. Wat is het principe van deze methode?2. Leg de 3 stappen uit, en vertel in iedere stap wat er gebeurt.
- Het Damage Control Schema.b. Principe: - bloeding/contaminatie beperken -> simpele repositie -> mobiliseren/verzorgen -> 2e operatie (als patient gestabiliseerd is)2a. OK / ANGIOKAMER- Bloedingscontrole- Beperken contaminatie- Packing- Externe fixatieb. ICU (INTENSIVE CARE UNIT)- Opwarmen- Stollingscorrectie- Ventilatie- Hemodynamiek- Verdere diagnostiekc. RE-OPERATIE (OSTEOSYNTHESE)- Inspectie- Packing verwijderen, etc.- Definitieve reconstructiea. ——> b. ——> c.a.
Trauma / Gebroken Bekken / Bloedingsrisico1. Welke 4 factoren vergroten de kans op een zware bloeding?2. Met welke onderzoeken kunnen de betreffende factoren worden weergegeven (3)?3. Aan welke 3 factoren moet ALLEMAAL worden voldaan, voordat een bloedpakket besteld kan worden?4. Wat houdt zo’n pakket in? (2)
- Obturatorius verschoven (> 1 cm)b. Pubische symphysis verplaatst (> 1cm)c. Hematocriet (130 bpm)2. FAST, pols opnemen, Hematocriet meting.3. Systolische bloeddruk
Trauma / Gebroken Bekken / Behandeling1. Wat is de eerste stabilisatie?b. Doel/functie?2. Wat is de tweede stabilisatie?b. Doel/functie
- Pelvic binder (sluitlaken, pre-hospitaal toepasbaar)b. Reduceren bloedverlies, fractuur/hematoom stabiliseren- Symphyse sluiten2. Externe fixateur / C-clampb. Tijdelijke stabiele fixatie creeren- In de crista iliaca (os ileum) beidezijds- Extern frame om deze te verbinden- Let erop dat je langs de fixateur nog wel een evt laparatomie moet kunnen doen!!c. Kans op pin tract infectie- Kans op verlies repositie en op malunion- Kan interfereren met mobilisatie mogelijkheden
Trauma / Gebroken Bekken / Behandeling1. Wat is het belang van angiografie + embolisatie?2. Wat is een andere manier van bloedingscontrole?
- Angiografie met embolisatie zeer zeer belangrijk, levensreddend2. Pelvic packing: gazen ter bloedingscontrole
Trauma / Gebroken Bekken / Lethal Triad1. Wat is de lethal triad?2. Welke 6 stappen nemen we om dit te voorkomen?
- Een dodelijke triade, die we zien bij OPEN bekken fracturen- Acidose- Hypothermie- Stollingsstoornissen2.: Damage control.1. Wrap ‘em up2. Warm ‘em up3. Fill ‘em up4. Squirt ‘em5. Fix ‘em6. Divert ‘em
Trauma / Gebroken Bekken / KEY POINTS
• Ernstig letsel, multitrauma patiënten• Mechanische en hemodynamische stabiliteit• Top 4: bekkenband, ex fix, angio, PC/FFP• Goede diagnostiek (FAST), kies flowchart• Multidisciplinair: traumachirurg/(orthopeed),(interventie-)radioloog, anesthesist, IC, etc.• Werk snel, verlies geen tijd• Optimaliseer logistiek in het ziekenhuis
Traumazorg / Trimodal death distribution1. Wat is dit?
Doodsoorzaken na trauma:- 1e fase: lethaal letsel- 2e fase: bloedingen, hersenletsel, (bekken-) fracturen- 3e fase: infecties, MOF, complicaties
Traumazorg / Organisatie1. Hoeveel traumacentra hebben we in Nederland?2. Hoeveel heli-centra?3. Hoeveel GHOR-regio’s?4. Welke 2 zorgtaken heeft een traumacentrum?5. Welke 5 bijzondere taken?
- 11 traumacentra2. 4 helicentra (A’dam, R’dam, Nijmegen, Groningen)3. 24 GHOR regio’s4. Zorgtaken:a. hoogwaardige zorg ernstige ongevalsslachtoffersb. 24-uurs beschikbaarheid: specialismen, OK, ICU,CT/MRI, Mobiel Medisch Team (MMT) etc.5. Bijzondere taken:a. regionaal traumazorgnetwerkb. registratie en kwaliteitscontrolec. kenniscentrum, onderzoek en opleidingd. protocollene. coördinatie regionale acute zorg
Traumazorg / Triage1. Wanneer wordt een patient naar een traumacentrum gebracht (2)
- RTS < 10b. PTS < 9
Traumazorg / MMT1. Wat is dit, en waaruit bestaat zo’n team?2. Op basis van welke 2 factoren wordt de MMT ingezet?
- Mobiel Medisch Teama. Pilootb. Artsc. Verpleegkundige2. Op basis van ongevalsmechanismea. hoog energetisch traumab. penetrerend traumac. val van hoogted. verdrinkinge. brandwondenf. beklemming/bedelving2. Op basis van letsel van de patient- ABCDE
Traumazorg / Organisatie1. Hoe verloopt de trauma ketenzorg (9)?
- Meldkamer2. Ambulance (+/- MMT)3. SEH4. OK/angiokamer5. ICU6. Verpleegafdeling7. Revalidatie8. Polikliniek9. Huisarts/GGZ
Traumazorg / Zorgprincipe1. Welk zorgsysteem kennen we in de traumazorg?2. Welke 2 ‘hits’ krijgt het lichaam?3. Waarom gebruiken we dit systeem? (4 redenen)
- DCS: Damage Control Surgery2. First hit (letsel) -> biologische respons -> second hit (operatie)3. combinatie van letsels (thorax, buik, extr.)• shock, weefselperfusie• onderschatting ernst letsel• Systemic Inflammatory Response Syndrome
Traumazorg / Traumascores1. Welke 4 trauma scores kennen we, en hoe worden deze opgebouwd?
- RTS (Revised Trauma Score, fysiologisch): 0 - 4, hoog = goeda. Glascow Coma Scale (0 - 15)b. Systolische bloeddrukc. Ademhalingsfrequentie2. AIS (Abreviated Injury Scale, anatomisch): 1 - 6, laag = goed3. ISS (Injury Severity Score, AIS^2 + AIS^2 + AIS^2)0 - 75 (laag is goed)4. TRISS (Trauma Injury Severity Score)- berekent Probability of Survival (Ps)- coefficienten voor leeftijd, RTS en ISS- onderscheid stomp vs. scherp trauma
BELANGRIJKTraumazorg / Diagnostiek en behandeling1. Welke fasen doorloopt een patient die met trauma binnenkomt?** Waaruit bestaat de conventionele traumaserie (4)?
- Eerste onderzoek: ABCDE- basisbeeldvorming, bloed, urine- overigen op indicatie2. Tweede onderzoek (alleen als ABCDE compleet is, en de vitale functies normaal zijn!)a. voorgeschiedenis (AMPLE)b. top-tot-teen onderzoekc. Beeldvormingsprotocol:- Conventionele traumaserie + Laterale CWK + X-thorax + X-bekken + Echo/FAST- CT-scanABCDE -> VG/top-tot-teen/conv. traumaserie -> CT-scan.** In het AMC gebeurt dit via een lopende band, zodat de patient niet opgetild hoeft te worden.
Traumazorg / SIRS1. Wat is SIRS? Hoe verkomen we SIRS?
SIRS: biologische respons.1. Second hit (ok) moet zo kort en weinig invasief mogelijk zijn!2. Second hit bepaalt verloop van sirs. 3. Als second hit teveel van het goede is -> risico op lethal triad
Amputaties / Algemeen1. Wat zijn de 4 redenen voor amputatie?2. Beeld en realiteit lopen langs elkaar heen. In welke patientengroep zien we vaak amputaties?a. 1-jaars overleving na transfemorale amputatie?b. 5-jaars overleving na transfemorale amputatie?
- Vasculair (68%)b. DM (27%)c. Trauma (4%)d. Tumor (1%)2. Ouderen (vasculair + DM)a. 50%b. 25%
Amputaties / Revalidatiedoelen1. Wat zijn 4 problemen tijdens revalidatie, gezien de patientengroep?2. Wat zijn de 4 revalidatiedoelen?
- Oudere mensena. Co-morbiditeitb. Matig belastbaarc. Beperkt trainbaar2. Doelen:a. Veilig lopenb. Korte afstandenc. ADL-zelfstandigheidd. Eigen woonomgeving
Amputaties / Amputatieniveau’s1. Noem de 3 meest voorkomende amputaties2. Welk niveau zie je vnl als oncologische amputatie?3. Welk niveau zie je vnl bij diabetische polyneuropathie?4. Wat moet je een patient vertellen, die een transtibiale amputatie heeft gehad?
- TTA (transtibiale amputatie): 47%b. TFA (transfemorale amputatie: 35%c. Knie-exarticulatie: 35%2. Heup: 1%a. Hemipelvectomie: halve heup wegb. Heupexarticulatie: kom nog aanwezig3. Voet/voorvoet amputatie: 6%a. Syme- / Pirogoff-amputatieb. Partiele voetamputatiec. Teenamputatie4. Dat er, na een TTA, 10% kans is op een TFA door wondgenezingsstoornissen.
Amputaties / Anatomische en functionele eisen1. Wat is, chirurgisch gezien, het belangrijkste bij een amputatie?2. Aan welke 4 kenmerken moet dit voldoen?a. 1/3e - 2/3e?b. 2 manieren voor spier (..)c. Genezing factord. Functionele factor
- Goede stomp-> ESSENTIEEL voor goede prothese voorziening en dus voor goed functioneren!!!!2. Kenmerkena. Juiste lengte- Transtibiale amputatie: 1/3e (meer prox.)- Transfemorale amputatie: 2/3e (meer dist.)b. Spierfixatie ter beperking atrofie en huidproblemen ossale uiteinde- Myodese: spier -> bot- Myoplastiek: agonisten aan antagonistenc. Litteken, buiten belaste gebiedd. Goede beweeglijkheid van het proximale gewricht
Amputaties / Stomplengte1. Wat is het nadeel van een te korte stomp bij:a. TTAb. TFA2. Wanneer zien we niet altijd een optimale stomp?- Geef hiervoor 2 redenenc. Daarentegen is er vaak wel een positieve patientsafhankelijke factor, te weten (..)
- Nadelen van een te korte stompa. Transtibiale amputatie - geen hefboom meer voor knie-extensie.b. Transfemorale amputatie- geen hefboom meer voor heupflexie2. Bij trauma niet altijd optimale stomp:a. niet altijd optimale lengte mogelijkb. weke delen/huidletsels waardoor minderbelastbaar weefselc. wel vaak goede algemene conditie van deamputee
Amputaties / Post OK1. 2. 3. Welke 3 handelingen zijn post-OK van groot belang?- Geef 3 manieren om (..) te voorkomen- Geef 4 oefeningen weer van (..) training2. Op welke manier kan een patient wennen aan een fysieke prothese?
- Voorkomen contracturen (belangrijkst!)a. Fysiotherapieb. Buikligging 3x30 min/dagc. Platliggen rug (knie en heup)(!!) NB Instructie geven voor operatie2. Stomp modelerena. Conisch zwachtelen3. Pre-prothese traininga. Rolstoelb. Stabalansc. Lopen met looprekd. Lopen met krukken4. Oefenen met opblaasprothese: PPAMA- (Pneumatic Post Amputation Mobility Aid)- Eerste fase na de amputatie (tijdelijke prothese) + want de stomp heeft nog geen definitieve vorm!
Amputaties / Stomp modeleren1. Welke 3 manieren kennen we, tijdsgewijs, om een stomp te modeleren?2. Welke van deze is het beste?
- Stomp modelerena. Conisch zwachtelen na wondgenezing (meest toegepast)- elastische bandage- conisch aanbrengen- compressieb. Immediate / early fitting- gipsverband direct postoperatief (rigide)c. Tussenvormen- soft casts (semi-rigide) 2. Onvoldoende evidence wat het beste is.- Trend naar voorkeur voor (semi-)rigide t.a.v. genezing- Onbekend wat betreft functionele uitkomst
Amputaties / Stomppijn1. Geef 3 vormen van stomppijn aan.
Pijn van de stomp:1. Fantoomgevoel: 70%a. gevoel in het geamputeerde lichaamsdeel- tinteling- gevoel dat het ledemaat er nog is- gevoel veranderde positie ledemaat.2. Fantoompijn: 60%a. fantoomsensaties die zo heftig zijn dat ze als pijn worden ervaren- medicamenteuze behandeling + centraal aangrijpende analgetica 3. Stomppijn: a. wondpijn gerelateerd aan:- necrose- drukpijn vanuit de prothese- neuroom
Amputaties / Functie prothese1. Wat eis je van een prothese tijdens standfase?b. En tijdens zwaaifase?
- Eisen aan een prothese:a. Tijdens standsfase: afsteuningb. Tijdens zwaaifase: ophanging
Amputaties / Prothese1. Van intern naar extern, hoe is een prothese opgebouwd?2. Op welke 2 manieren wordt de koker gemaakt?
- Transfemorale amputatieProthese recept, van binnen naar buiten:a. Knie/voet -> koker -> liner2. Koker: a. Hand van de meester: Gipsmodelb. CAD CAM- Scannen en fraisen- Nadeel: corrigeren
Amputaties / Voet prothesen1. Noem 2 voetprothesen
- Prothese voetena. SACH-voet- Solid Ankle Cushioned Heelb. Dynamische voet- Energy-restoring
Amputaties / Prothesen / Nieuwe technieken1. Noem 2 nieuwe technieken- risico’s en indicatie2. Wat is bionics?
Nieuwe technieken:1. Exo-endoprothesea. Osseo-integratie: intramedullaire metalen femurpin- Risico’s: loslating en infectie- Indicatie: moeilijke stompen slecht van koker te voorzienb. C-leg (processor controlled) met osseo integratie- Indicatie: jonge patienten (trauma, oncologie)- Werkt d.m.v. sensorische informatie van krachten en beweging + buigt of strekt dan automatisch.2. Bionics- Met bionics wordt daadwerkelijk neurologische innervatie gebruikt om de prothese te sturen. - Nog niet toepasbaar, maar wel een gave vooruitgang!
Amputaties / Prothesen / Contra-indicatie1. Geef 6 redenen, om geen prothese aan te meten.
- Redenen om geen prothese aan te metena. Geen loopvaardigheid voorafgaande aan amputatieb. Transfemorale amputatie bdzc. Levensverwachting < 6 maandend. Manifeste dementiee. Multiple pathologief. Cardiale problemen (energieverbruik)Geef patienten het voordeel van de twijfel!
Amputaties / Knieexarticulatie1. Wat is erg belangrijk (denk: spieren)
- Spierfixatie is erg belangrijk! a. Atrofie tegengaan van mn.:- m. Quadriceps- hamstringsAndere bovenbeenspieren hebben ook nog effect boven de heup en blijven op die manier nog in gebruik.
HAUPTSACHEOrthesen / Loopstoornissen1. Wat zijn de 2 hoofdoorzaken voor loopstoornissen?Wat is de behandeling van deze oorzaken?
- Loopstoornissena. Trauma- Fractuur- Compartiment syndroom- Contractuur——> Maatschoeiselb. Spierzwakte - Q-ceps- Kuitspier——> Orthese
Orthesen / Looppatroon1. Welke 5 functionele eisen stellen we aan het looppatroon?
Functionele eisen voor het lopen:1. stabiliteit in stand2. voet los in de zwaaifase3. juiste plaatsing van de voet bij het neerzetten4. voldoende grote staplengte5. minimaal energieverbruik
Looppatroon en maatschoeisel1. Wat zien we in het looppatroon bij een patient met spitsvoet?b. Hoe compenseert hij dit?2. Wat is een geschikte behandeling?a. Op welke 3 manieren verandert dit het looppatroon?
- Loopfunctie:- Tenengang door spitsvoet- Afwikkelen voet beperktb. Compensatie:- Bekken heffing2. Orthopedisch schoeisel: Maatschoenena. Verhoging- Afwikkeling (++)- Schoring + Zijdelingse verbreding achtervoet
Orthesen / Compartimentsyndroom1. Geef 4 oorzaken voor comp. syndroom in het onderbeen2. Noem 5 symptomen3. Comp. Syndr. leidt tot (…) schade4. Behandeling? (2)
Compartimentsyndroom onderbeen (4 compartimenten)1. Fibrosering van spierweefsel door drukverhoging in de spierloge.- Intern: bloeding of oedeem- Extern: strak gips- Chronisch(sport)- Acuut (trauma)2. Symptomen 5P- Pijn- Paresthesie- Pallor- Paralyse- Pulselessness3. Irreversible schade !4. Behandeling: loge-decompressie + antibiotica profylaxe
Orthesen / Contracturen1. Noem oorzaken voor contracturen.a. 1 dermatogene oorzaakb. 2 artrogene oorzakenc. 2 myogene oorzaken2. Noem 3 preventieve mogelijkhedenb. Wat moet je absoluut NIET doen, post-OK?3. Noem 4 behandelopties.
- Contracturen:a. Dermatogeen door littekenweefselb. Artrogeen door:- immobilisatie- intra articulaire fracturen (kapselschade)c. Myogeen door:- compartimentsyndroom (diepe flexoren)- spierzwakte2. Behandeling = Preventie!!- Houding (bedpositie)- Mobiliseren (fysiotherapie)- Spalken (bijv tegen spitsvoet)b. GEEN kussentjes onder de knie of strandstoelhouding in bed. Platliggen!3. Behandelopties:a. Intensive oefentherapieb. Hulpmiddelenc. Orthopedisch schoeiseld. Orthesen
Orthesen / Indicatie en types1. Noem 3 indicaties voor een orthese2. Welke 3 beenorthesen kennen we?3. Welk orthese is gericht op ondersteuning in de zwaaifase?4. Dankzij nieuwe ontwikkeling worden moderne ortheses van (…) gemaakt. Dit is superlicht!
- Orthesea. Spierzwakteb. Standsafwijkingenc. Functionele problemen- lopen, staan, vallen, pijn2. Beenorthesena. Onderbeenorthesen- Enkel-voetorthese (EVO)b. Bovenbeenorthesen- Knie-enkel-voetorthese (KEVO)c. Bovenbeenorthese met rompstuk- Heup-knie-enkel-voetorthese (HKEVO) + hier hoort ook een korset bij!3. EVO: zwakte voetheffers4. Koolstof (carbon): HKEVO weegt slechts 3,5 kg
Orthesen / Kniegewricht1. De knie is een (..)gewricht2. Noem 4 vormen van instabiliteit.
- Scharniergewricht2. Instabiliteita. Flexieb. Hyperextensiec. Valgusd. Varus
Orthesen / Knieinstabiliteit1. Noem de oorzaak voor flexie-instabiliteit2. Symptomen (2)?
Knie-flexie instabiliteit1. Krachtsvermindering m. quadricepsa. n. femoralis letselb. Spierziekte, bijv polio2. Leidt tota. Flexie-instabiliteit knieb. In eerste deel standfase: flecterend kniemoment
Looppatroon / Quadriceps-zwakte1. Wat doet een patient met Q-ceps zwakte?b. Wat is het doel hiervan?c. Op welke globale manier wordt dit bereikt?2. Noem 4 zichtbare compensatie-methoden in het looppatroon (BELANGRIJK)3. Behandeling?4. Wat is het risico, als de patient voor lange tijd doorloopt zonder behandeling?
- Aanpassen looppatroon bij Quadriceps-zwakte.b. Doel: flexiemoment opheffenc. Door: het creeren van een extenderend kniemoment gedurende de eerste helft van de standfase2. 3 methoden:a. Tenenloopb. Slotextensie kniec. Rompanteflexied. Verkorten paslengte3. Behandelopties:a. KEVO met knievaststelling- Nadeel: zwaaifase—> KEVO met kniescharnier met selectieve vergrendeling (Stance Control KEVO)4. Slotextensie kan op lange termijn een hyperextensie veroorzaken.
Orthesen / Quadriceps zwakte behandeling1. Wat is het looppatroon bij een KEVO met knievaststelling? (3)
1.Compensaties bij KEVO met knievaststellinga. Circumductie (omzwaaien) beenb. Vervroegde hielheffing contraleraalc. Heffen bekken in frontale vlak contralateraal
Orthesen / Kuitspieren1. In welke 2 fasen van het looppatroon zijn de kuitspieren van groot belang?
- Enkel/voet afwikkeling (standfase) a. DF 5 graden - 10 graden2. Voorvoet afwikkeling (afzetfase) a. PF 30 graden
Orthesen / Loopstoornissen1. Hoe beoordelen we of iemand goed loopt?2. Hoe ziet dit er uit bij een gezond persoon? Uit welke fasen bestaat dit?
- Gangcyclus observatie: systematische beoordeling van het looppatroon.- Eerst per been, daarna compleetbeeld.2. Complete gangcyclus: initieel voetcontact tot initieel voetcontact van 1 been: 100%a. Standfase (60%)- dubbele standfase -> enkele standfase -> dubbele standfaseb. Zwaaifase (40%)
Plexus Brachialis / Algemeen1. In welke 3 groepen delen we pl. brachialis letsel in?
Plexus Brachialis letsel:1. Bovenste plexusletsel2. Onderste plexusletsel3. Compleet plexusletsel
Plexus Brachialis / Oorzaken1. Noem 3 mechanische oorzaken2. Noem 3 iatrogene oorzaken3. Noem 1 idiopathische oorzaak
- Mechanische letselsa. Tractieb. Compressiec. Penetratie (steek /schot verwonding)2. Iatrogeena. Bestralingb. Chemotherapiec. Post-anesthetisch/chirurgisch3. Idiopatischa. Parsonage turner syndroom
Plexus Brachialis / Traumatische oorzaken1. Wat is “the Law of the Seven Seventies”?2. Wat is deafferentiatie pijn?
- 70% verkeersongeval- 70% motorongevalb. 70% mutipele letselc. 70% supraclaviculair plexus letseld. 70% een of meerdere wortelavulsie- 70% lagere wortels avulsiee. 70% persisterende pijn2. Pijn die ontstaat door prikkeling van het afferente zenuwstelsel (achterhoorn)
Plexus Brachialis / Diagnostiek1. Welke 2 vragen omvatten de anamnese?2. Welke 4 neurologische onderzoeken?3. Welke beeldvormende diagnostiek? (2)4. Welke elektrofysiologische diagnostiek? (4)
- Snelheid van rijden (voor inschatting ernst letsel)b. Anaesthetische arm + spontane en progressieve pijn -> myelumbeschadiging na wortelavulsie2. Motoriek: Spierstatus schouder, arm, hand (zie tabel in fotodump)b. Sensibiliteit (segmentaal patroon)c. Reflexend. Syndroom van Horner3. Beeldvorminga. MRI-myelografie / neurografieb. CT-myelografie met dunne plakken (sens: >85%)4. Elektrofysiologisch onderzoek (2-3 weken na trauma)- EMG + Beoordeling omvang en lokalisatie van schade + Sensorische zenuwgeleiding + Motorische zenuwgeleiding- Somatosensorische Evoked Potential (SEP) + Sensibel stimuleren, n. medianus, respons sensibele cortex registreren.- TMS (Transcranial Magnetic Stimulation) + Stimuleren van de motorische cortex om spierresponsen op te wekken. + Motorische continuiteit. + Geen routine
Plexus Brachialis / Diagnostiek1. Wat is, prognostisch, het belangrijkst om vast te stellen?2. Welke 2 onderzoeken dragen hier het meest aan bij?3. Waar moet rekening mee worden gehouden?
- Niveau van letsel vaststellen:- Preganglionair (supraclaviculair) vs. Postganglionair (infraclaviculair)a. Preganglionair:- wortelavulsie (intraduraal) -> slechte prognoseb. Postganglionair- distaal van dorsale ganglion- (spinale zenuwen, plexus en perifere zenuwen)- betere prognose, aangezien hersteloperaties mogelijk2. MR-myelografie en CT-myelografie3. 10-15% heeft zowel infra- als supraclaviculair letsel.
Plexus Brachialis / ANATOMIE1. C5 -> 3 zenuwen2. C6 -> 3 zenuwen3. C7 -> 3 zenuwen4. C8 -> 4 zenuwen5. T1 -> 4 zenuwen
- C5 ->a. n. musculocutaneusb. n. axillarisc. n. radialis2. C6 ->a. n. musculocutaneusb. n. axillarisc. n. radialis3. C7 ->a. n. musculocutaneusb. n. axillarisc. n. radialisd. n. medianus4. C8 ->a. n. axillarisb. n. radialisc. n. medianusd. n. ulnaris5. T1 ->a. n. axillarisb. n. radialisc. n. medianusd. n. ulnaris
Plexus Brachialis / Bovenste plexus letsel1. a.k.a. (2)?2. Waar zit het probleem?b. Noem 5 spieren die hierdoor uitvallen.3. L.O.? (2)4. Hoe komt dit bij pasgeborenen voor?
- Supraclaviculair / Preganglionair2. Tractie en avulsie C5 en C6-> n. musculocutaneus, n. axillaris, n. radialisb. m. deltoideus (n. axillaris C5, C6)- m. supra/infraspinatus (n. suprascapularis (C4 - C6)- m. biceps brachii (n. musculocutaneus (C5-C7)- m. supinator (n. radialis C6-T1))3. Sensibiliteit-uitval aan radiale zijde- Waiter’s tip (flexoren onderarm: n. medianus en ulnaris)- C5, C6, (C7)4. Erbse parese = geboorteletsel van de plexus (hoofdje trekken)
Plexus Brachialis / Onderste plexus letsel1. a.k.a. (2)?2. Waar zit het probleem?3. L.O.? (3)4. Hoe komt dit bij pasgeborenen voor?
- Infraclaviculair / Postganglionair- komt erg weinig geisoleerd voor, meestal als onderdeel van compleet pl. brachialis letsel2. Tractie en avulsie C8 + T13. Klauwhand (uitval intrinsieke handspieren)b. Horner syndroom- Ptosis (ooglid), miosis (pupilvernauwing), anhydrosis (verminderde zweetsecretie), endophtalamus (dieper liggend oog)c. Sensibiliteit-uitval aan ulnaire zijde4. Klumpske’s paralyse = geboorteletsel (armtrekken)
Plexus Brachialis / Expectatieve fase1. Wat houdt dit in? Hoe lang duurt deze fase?2. Welke 3 types zenuwletsel kennen we?
- Afwachten of sensibel en motorisch herstel optreedta. Frequent lichamelijk onderzoekb. Selectie en timing voor operatie erg lastig!c. < 3 maanden doorverwijzen naar een plexus brachialis team2. Neuropraxie: - tijdelijk geleidingsblok- op je arm in slaap vallenb. Axonotmesis: - intact zenuwomhulsel- geruptureerd axon- geneest soms vanzelf (maanden), axonen groeien met 1mm per dagc. Neurotmesis- zenuwruptuur- secondair neuroom- herstelt nooit.
Plexus Brachialis / Behandeling1. Waarop is fysio gericht (4)?2. Welke orthesen (2)?3. Ergotherapie, 4 functies?4. Operatief: welke functies zijn het belangrijkst om te herstellen?
- Contractuurpreventie (!!), Houding, Oedeembestrijding, Spierversterking2. Wilmer orthese / Ras orthese3. Ergotherapie:- Ortheses- Aandacht a-sensibele arm: brandwondrisico- Contractuurpreventie- 1-handigheidstraining4. 1e instantie: Flexie elleboogb. 2e instantie: Stabiele schouder- Sensibiliteit van de handc. 3e instantie: Pols extensie- Vingerflexie- Vingerextensie