de pancreas Flashcards

1
Q

ligging pancreas

A
  • Ligt achter maag
  • Ligt binnenbocht van twaalfvingerige darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pancreas bestaat uit (3)

A

1) Kop
2) Lichaam
3) Staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functie van de pancreas (2)

A

endocriene functie
exocriene functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endocriene functie
(hormonen die in het lichaam blijven)

A

= speelt rol bij regel van bloedsuikerspiegel of glycemie
 Eilandjes van langerhans produceren insuline en glucagon
 Insuline tegengestelde van glucagon!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

exocriene functie
(stoffen die het lichaam verlaten)

A

= aanmaken van pancreassap met spijsverteringsenzymen
 Afvoergang van pancreas mond uit in twaalfvingerige darm
(ten hoogte van Papil van Vater)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

enxocriene functie (functie)

A
  • Zure voedselbrij neutraliseren
     Dunne darm beschermen tegen inwerking van zure maagsap
  • Enzymen in pancreassap helpen verteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

insuline =bloedsuikergehalte

A

dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glucagon = bloedsuikergehalte

A

stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aandoeningen van pancreas (4)

A

Diabetes
diabetes 1
diabetes 2
Zwangerschap diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

diabetes ander woord

A

suikerziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

diabetes (uitleg) + cijfers

A

suikergehalte in bloed te hoog
Normale waarden : 80-120 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie insuline

A
  • Glucose of suiker binnengeraakt in cellen
     Glucose gaat niet vanuit bloed naar cellen zonder insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er bij diabetes

A

 Verstrooide (te weinig of geen) aanmaak van insuline
OF
 Cellen in lichaam zijn ongevoelig geworden voor insuline

gevolg
- Cellen nemen glucose niet meer goed op
 Suikergehalte in bloed zal STIJGEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gevolg (wat gebeurt er bij diabetes)

A
  • Cellen nemen glucose niet meer goed op
     Suikergehalte in bloed zal STIJGEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten diabetes

A
  • Diabetes 1
  • Diabetes 2
  • Zwangerschapsdiabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diabetes 1 (hoe te herkennen)

A
  • Te hoge glycemie
  • Meestal magere personen
17
Q

diabetes 1 (reden)

A
  • Veel dorst
  • Veel plassen
  • Abnormaal veel drinken
  • Begint meestal voor 30 jaar
18
Q

diabetes 1 oorzaakk

A

(5-10%)
- Pancreas produceert geen insuline
Reden?
 Niet gekend
 Vermoeden van doorgemaakte virale infectie
 Soms familiaal (niet altijd)
 Beschouwd als auto-immuunziekte

19
Q

diabetes 2 (hoe herkennen)

A

80% heeft overgewicht
- Mildere symptomen als bij type 1
- Vaak terugkerende infectie
- Slecht of traag genezende wonden
- Vaak per toeval ontdekt bij bloedafname

20
Q

diabetes 2 (reden)

A
  • Ontstaat meestal na 35 jaar
  • Ander ziekte
     Verhoogde bloeddruk
     Verhoogde cholesterol
21
Q

diabetes 2 oorzaak

A
  • Pancreas produceert wel nog insuline maar te weinig en cellen reageren er minder goed op
  • Bevorderde factoren spelen zeker een rol
     Overgewicht
     Te veel en vet eten
     Te weinig bewegen
     Erfelijke aanleg
22
Q

diabetes 2 (behandeling)

A
  • Gezond eten
  • Vermageren/ overgewicht vermijden
  • Genoeg bewegen
  • Niet roken
  • Goed opvolgen van de glycemie
  • Orale medicatie
  • Insuline
23
Q

waneer insuline

A

altijd bij 1
niet altijd nodig bij 2

24
Q

zwangerschapdiabetes

A

Tijdelijke vorm van diabetes!

Tijdens zwangerschap reageert lichaam minder goed op insuline
 Verhoogde bloedsuikerspiegel

25
Q

gevaren zwangerschapdiabetes (3)

A
  • Vroeggeboorte
     Baby plast veel daardoor is er veel vruchtwater en breekt het water vroeger
  • Grootere en zwaarder baby
     Suiker die in het bloed zit gaat ook naar baby
  • Daling bloedsuikerspiegel bij baby na geboorte
     Mogelijke hersenschade als gevolg
26
Q

behandeling zwangerschapdiabetes

A
  • Gezond eten en suikers vermijden
  • Overgewicht vermijden
  • Voldoende bewegen
  • Insuline
27
Q

acute complicaties bij diabetes

A

1) hypoglycemie
2) hyperglycemie

28
Q

hypoglecymie

A

Te lage bloedsuikerspiegel
 Minder dan 60mg%

29
Q

oorzaken hypoglycemie

A
  • Minder, latere of anders eten dan gewoonlijk
  • Alcohol drinken
  • Te veel of verkeerd insuline toegediend
30
Q

symptomen hypoglycemie

A
  • Beven, trillen
  • Hartkloppingen
  • Zweten
  • Hongergevoel
  • Vaak gewen
  • Humeur dat plots omslaat, snel boos worden
  • Duizeligheid
  • Vermoeidheid, slechte concentratie
31
Q

behandeling hypo

A
  • Druivensuiker
  • Iets drinken met suiker (cola)
  • Binnen het uur iets anders eten
    (boterham, fruit, …)
  • Mensen diabetes 1 voelen meestal op tijd dat ze lage bloedsuiker hebben
32
Q

bij bewustloosheid (hypo)

A
  • Een glucagoninjectie of neusspray met glucagon toedien om hypoglecisch coma te voorkomen
33
Q

hyperglycmie

A

Te hoge bloedsuikerspiegel
 Meer dan 250%

34
Q

oorzaken hyper

A
  • Stress
  • Ziekte/infectie
  • Teveel eten
  • Te weinig insuline gespoten
35
Q

symptomen hyper

A
  • Veel dorst hebben
  • Vaak moeten plassen
  • Wazig zien
  • Humeurwisselingen, snel boos zijn
  • Moe zijn
  • Kan leiden tot coma indien niet gehandeld maar gaat trager dan bij hypo
    = hypoglycemisch coma
36
Q

chronische gevolgen van onbehandelde/ slecht geregelde diabetes op langer termijn

A
  • Beschadiging bloedvaten
  • Schade aan ogen (blindheid)
  • Nier schade
  • Schade aan zenuwstelsel
  • Diabetische voet