De Nieuwe Monarchieën Flashcards
New Monarchs
Buiten Italië waren koningen druk bezig te bewerkstelligen wat hun voorgangers in de Late Middeleeuwen ook al hadden geprobeerd: het bouwen van een moderne nationale, of tenminste territoriale, staat. Deze Nieuwe Monarchen wilden een eind maken aan de in de 15e eeuw zeer frequente (burger)oorlogen, feodale opstanden en ordinair banditisme. Zij boden het instituut van de monarchie aan als garantie voor recht en orde. Om zijn monarchie goed te kunnen organiseren moest de Nieuwe Monarch een eind maken aan de oude feodale wetten en het gewoonterecht. Hiertoe maakte hij gebruik van het Romeinse recht. Volgens de in dat recht opgeleide juristen incorporeerde de koning de wensen en het welvaren van het volk in zich. En de koning kon zelf de wet maken: ‘Wat de vorst behaagt is wet’.
Engeland
In Engeland maakte Hendrik VII (1485-1509), de 1e vorst uit het huis Tudor, een eind aan de (feodale) Rozenoorlogen en zorgde er d.m.v. wetgeving voor dat edelen er geen privé-legertjes meer op na mochten houden. Hij reorganiseerde de rechtspraak met positieve effecten voor recht en orde. Rond het huis Tudor versterkte zich een Engelse nationaal gevoel
Frankrijk
Lodewijk IX (1461-1483), uit het huis Valois, was de 1e Franse Nieuwe Monarch. Hij bouwde een koninklijk leger op, waarmee hij effectief rebellerende edelen in toom kon houden. Frans I sloot in 1516 het Concordaat van Bologna met Paus Leo X, waardoor hij het recht kreeg bisschoppen en abten te benoemen.
Spanje
In Spanje was in feite sprake van twee koninkrijken, Aragon en Castilië, die door het huwelijk van Ferdinand van Aragon en Isabel van Castilië in 1469 in een personele unie verenigd werden. De beide, qua taal en staatsinrichting sterk verschillende, koninkrijken werden in feite slechts verenigd door de Christelijke kruistocht tegen de Moren, die in 1492 succesvol beëindigd werd met de val van Granada (de reconquista). De eenwording van Spanje vond plaats rond de kerk, die in de Inquisitie, een rechtbank, over het enige gemeenschappelijke Spaanse instituut beschikte. De Inquisitie speelde een grote rol in de vervolging van Moren en Joden. Deze beide groepen werden verbannen in 1492. In Spanje werd iedereen vanaf dat moment geacht Christen te zijn. Personen die verdacht werden van Moorse of Joodse sympathieën werden genadeloos vervolgd en voor de Inquisitie gebracht. Spanje werd een orthodox Rooms Katholiek land, dat een sterke missiedrang (ook naar Amerika) had.
Het Heilige Roomse Rijk en de Habsburgse suprematie
Zelfs in het Heilige Roomse Rijk leefden de ideeën van de Nieuwe Monarchie. Er waren drie soorten staten (staatjes) in dat Rijk: staten met aan het hoofd een heer (koning, hertog, graaf), kerkelijke staten (bisdommen, abtschappen) en keizerlijke vrije steden. De keizer van het Heilige Roomse Rijk werd sinds 1356 gekozen door een college van vier vorsten (Bohemen, Palts, Saksen en Brandenburg) en drie aartsbisschoppen (Mainz, Trier en Keulen). In 1452 werd de Aartshertog van Oostenrijk (van het huis Habsburg) tot keizer gekozen. In de periode van 1452 tot 1806 wisten de Habsburgers vrijwel ononderbroken steeds weer herkozen te worden. Daarnaast slaagden zij erin door zowel een uiterst effectieve huwelijkspolitiek als door oorlogen vorst te worden in een zeer groot aantal gebieden. Desondanks was iedere poging tot centralisatie van het Heilige Roomse Rijk tot mislukken gedoemd t.g.v. de rechten van de individuele staten. De macht van Habsburgers culmineerde in de persoon van Karel V, die van vier grootouders erfde: Oostenrijk van Maximiliaan, de Nederlanden en het Vrije Graafschap Bourgondië van Maria van Bourgondië, Castilië en Spaans Amerika van Isabel en Aragon, Napels en Sicilië van Ferdinand. Tijdgenoten vreesden voor de ‘universele monarchie’ in Europa.