De archaïsche periode Flashcards
Archaïsche periode (Griekenland)
- nieuwe bloei van Griekse beschavingen
- Geen wederopbloei van de Mycreense beschavingen
De Archaïsche tijd valt samen met…
het Nieuw-Assyrische, het Nieuw-Babylonische en het Perzische rijk.
De archaïsche periode (algemeen)
- 750 - 500
- Periode van nieuwe ontwikkelingen en veranderingen op demografische, economische, sociaal, militair en cultureel gebied.
Gevolgen demografische veranderingen
- Nieuwe landbouwgrond ontgonnen
- Grotere variëteit aan gewassen
- Houden van vee werd minder belangrijk
Polis
- Zelfstandige, autonome stadstaten
- Politieke organisatievorm en een samenlevingseenheid
Aristocratie
Een staatsvorm waarbij de adellijke grondbezitters de belangrijke functies bekleden.
oikos
Huishouden bestaande uit vader, moeder, kinderen, kleinkinderen, eventuele afhankelijke boeren en slaven.
Belangrijk streven van de polis
- Autonomie = mogelijkheid om zelf wetten te maken.
- Vrijheid = geen overheersing van grote mogendheid of andere polis
Monarchie
Alleenheerschappij. Regering door een koning wiens bewind als wettig ervaren word
Tyrannis
Een regering waarbij iemand de macht naar zich toe getrokken heeft en wiens macht niet zonder meer gelegitimeerd is.
Oligarcgue
Regering van de weinigen
Timocratie
Regeringsvorm waarbij voor het beklede van regeringsfuncties vermogenscriteria aangelegd worden
Democratie
Regering door de demos. Volksvergadering heeft het laatste woord.
ethnos
samenwerkingsverband van een aantal kleinere gemeenschappen. (Vooral op militair terrein)
Overeenkomsten met Feniciërs
- Ook zelfstandige autonome stadstaten
- Gemeenschappelijke taal
- Godsdienst
Invloeden van de Feneciërs
- Alfabet
- Artistieke motieven
- Overzeese expansie
Tweede Griekse migratie
- 8ste tot 6de eeuw
Voordelen handel (apoikia)
- Koren konden worden geïmporteerd
- Bevorderden nijverheid
- Producten konden worden geëxporteerd
Einde kolonisatie
- Tegenstand van de Perzen, Carthagers en Etrusken
- 550 v chr
Veranderingen op sociaal terrein
`- Er ontstond een groep ‘nouveaux riches’
- Ouderwetse boeren kregen het steeds moeilijker (erfdeling)
- Mensen raakte in schuldgebondenheid
Veranderingen op militair terrein
- Adel verloor het monopolie op de oorlogvoering.
- Rijken boeren ook een wapenuitrusting betalen.
- Er ontstond een falanx
Hoplieten
- Soldaten die vochten in een falanx
- Eerst voornamelijk elite later ook middenklassen
- Groot samenhorigheidsgevoel
Veranderingen op cultureel terrein
- Fenische alfabet werd aangepast een overgenomen door de Grieken.
- Literatuur veranderd opkomst Lyriek + meer individualisten
- Beeldende kunst: grotere precisie
- Bouwkunst