Database concepten Flashcards

1
Q

Het niveau waarbinnen gegevens feitelijk in de database worden vastgelegd (bv. schijfruimte en indexeringstechnieken), aka fysieke opslag

A

Interne niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het niveau waarbinnen de structuur van een database beschreven wordt (welke gegevens worden bijgehouden, welke gegevens de kolommen van een tabel vormen, welke gegevens en relaties gelden en wat de structuur van de gegevens is).

A

Conceptuele niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het niveau waarbinnen de eindgebruikers de gegevens ter beschikking krijgen.

A

Externe niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verwijzingen naar gegevens met het doel sneller te kunnen zoeken (intern niveau).

A

Index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onafhankelijkheid tussen intern niveau en conceptueel niveau. Als je de opslag/OS etc wijzigt verandert er niets aan de structuur van de DB.

A

Fysieke gegevensonafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onafhankelijkheid tussen extern niveau en conceptueel niveau. Als je de attributen die worden opgeslagen van objecten aanpast, hoeven de views/applicaties niet worden aangepast.

A

Logische gegevensonafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als 2 of meer programma’s tegelijkertijd dezelfde gegevens bewerken.

A

Access Conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het afsluiten van delen van de database voor andere programma’s, wanneer een programma wijzigingen op die delen uitvoert, om zo access conflict te vermijden.

A

Locking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een ‘logische eenheid van werk’ die een programma uitvoert op de inhoud van een database

A

Transactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zoeken naar manieren om de opdracht uitvoer snelheid op de database inhoud te verhogen. Bv. Index opnemen, hardware-instellingen aanpassen, zoekprogramma’s aanpassen.

A

Tunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het door programma’s aangebrachte wijzigingen terugdraaien.

A

Rollbacks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door middel van een opvraagtaal aangeduide delen van een of meer tabellen die als een nieuw tabel worden gepresenteerd.

A

View-definities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Database waarin meerdere paden binnen de gegevensopslag (n:m relaties, aka owner-member records) mogelijk zijn. 2e generatie databases.

A

Netwerkdatabase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Database waarin gegevens worden gedefinieerd aan de hand van hiërarchieën van recordtypen. Tussen de recordtypen bestaat een hiërarchie van 1-op-N relaties. Vaak weergegeven als een boomstructuur met parent-child relaties (een parent kan meerdere children hebben maar een child heeft maar 1 parent).

A

Hiërarchische database

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De definitie (attributen, identificatie, verwijzingen) van iets. Bv. een even getal tussen 1 en 10

A

intensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De waarde van iets. Bv. voor geslacht: man/vrouw

A

extensie

17
Q

Verzameling van waarden van een bepaald soort gegevens

A

domein

18
Q

Tabel/een verzameling gelijksoortige rijen

A

relatie

19
Q

rij/een geordende reeks van waarden

A

tupel

20
Q

kolom/de naam en waarden

A

attribuut

21
Q

naam van een kolom

A

attribuutnaam

22
Q

inhoud van een kolom

A

attribuutwaarde

23
Q

Hoe vaak iets voorkomt (bv. hoeveel rijen in een tabel)

A

cardinaliteit

24
Q

Opsomming van definities van tabellen die samen een geheel vormen.

A

Relationeel schema

25
Q

De regel betreffende de Primairy Key, specifiek:
Er is altijd een primaire sleutel
De primaire sleutel is uniek

A

Entiteitsintegriteits-regel (2)

26
Q

De attributen die niet tot een kandidaatssleutel behoren zijn ieder op zich afhankelijk van het attribuut van de kandidaatssleutel.

A

Functionele afhankelijkheid

27
Q

De regels van functionele afhankelijkheid, met daarbij dat uit de combinatie van bepalende attributen geen attribuut kan worden weggelaten.

A

Volledige functionele afhankelijkheid

28
Q

De combinatie van 1 of meer attributen waarvan de andere volledig functioneel afhankelijk zijn

A

Determinant

29
Q

De regel betreffende verwijzingen, specifiek:
Een vreemde sleutel verwijst altijd naar de PK
Er mag geen verwijzing voorkomen waarvan de waarde niet is opgenomen als waarde in de PK
De verwijzing moet geheel ingevuld zijn of geheel NULL zijn

A

Referentiële integriteitsregel (3)

30
Q

Een waarde moet tot een gedefinieerde verzameling behoren.

A

domeinregels

31
Q

De waarde van kolommen en rijen beïnvloeden elkaar. Bv. kind limiteert de geboortedatum mogelijkheden.

A

Afhankelijksheidsregels

32
Q

Waarden van kolommen worden afgeleid uit waarden van andere kolommen. Bv. aan de hand van de geboortedatum wordt soort korting bepaald

A

Afleidingsregels

33
Q

Hoe waarden in een rij kunnen wijzigen wordt bepaald door de voorgaande waarde. Bv. van ongehuwd naar gescheiden kan niet.

A

Transitieregels

34
Q

Gegevens spreken elkaar niet tegen.

A

Consistentie

35
Q

Dezelfde informatie wordt meer dan eens weergegeven.

A

Redundantie

36
Q

De taal waarmee de database structuur kan worden gedefinieerd en/of gewijzigd. Hieronder vallen o.a. de CREATE TABLE, ALTER TABLE en DROP TABLE statements.

A

DDL (Data Definition Language)

37
Q

De taal waarmee de inhoud van een database kan worden geraadpleegd en bewerkt. Hieronder vallen o.a. de SELECT, UPDATE, DELETE en INSERT statements.

A

DML (Data Manipulation Language)

38
Q

De taal waarmee toestemming verleend of ontnomen wordt aan gebruikers van de datebase. Hieronder vallen de GRANT en REVOKE statements.

A

DCL (Data Control Language)