darmen Flashcards
wat zijn hydrolases?
enzymen die water gebruiken bij het splitsen van een substraat
voordeel: in extracellulair milieu is water altijd beschikbaar
levert hydrolyse energie op?
ja, in de vorm van warmte
hoe heten hydrolases voor kookhydraten?
glycosidasen
hoe heten hydrolases voor eiwitten?
amidasen
hoe heten hydrolases voor vetten?
esterasen
in welke 4 vormen komen koolhydraten in ons lichaam voor?
- zetmeel (60%)
- sacharose (35%)
- lactose
- glycogeen
uit welke 3 bouwstenen zijn koolhydraten opgebouwd?
glucose
fructose
galactose
wat is zetmeel en welke twee vormen bestaan er
zetmeel is een polymeer van D-glucose, er zijn twee vormen: amylose en amylopectine
welke 4 typen bindingen in koolhydraten zijn er?
a-1,4-binding (linear)
a-1,6-binding (vertakking)
a-1,2-binding
b-1,4-binding
elke binding heeft een eigen enzym dat het af kan breken
welke 4 enzymen?
A-amylase
glucoamylase
surcrase-isomaltase
lactase
waarom kunnen we cellulose niet verteren?
we zijn niet in staat om een b-1,4 binding tussen twee glucosemoleculen te verbreken, we kunnen dit wel tussen glucose en fructose
a-amylase secretie
eerst uit speekselklier
geinactiveerd in maag
opnieuw gesecreteerd in pancreas
wat knipt a-amylase?
- knipt a-1,4 (niet 1,6)
- knipt geen a-1,4 aan het eind (dus je krijgt nooit vrije glucose)
- knipt geen 1,4 naast 1,6 (knipt dus niet na een vertakkingspunt)
welke drie stukken kunnen ontstaan er nadat a-amylase heeft gewerkt?
- maltose (2 glucosemoleculen)
- maltriose (3 glucosemoleculen)
- a-limited dextrin (heeft het vertakkinspunt)
enzymen dunnedarmoppervlak
gluco-amylase (=maltase)
sucro-isomaltase
lactase
gluco-amylase
splitst maltose en maltriose in glucose
drie functies sucro-isomaltase
- splitst a-limited dextrine in glucose
- splitst maltose en maltriose in glucose
- splitst de binding tussen fructose en glucose (=sucrose/saccharose)
lactase
splitst lactose in glucose an galactose
wat zijn de vier enzymen voor koolhydraatvertering?
a-amylase
gluco-amylase (=maltase)
sucro-isomaltase
lactase
SGLT-1
natriumafhankelijke glucose en galactose transporter op dunnedarm oppervlak