lever Flashcards
functies lever
metabolisme eiwitsecretie detoxificatie opslag afweer
metabolisme lever
koolhydraat
lipiden
aminozuur
hormoon
eiwitsecretie lever
albumine
stollingsfactoren
overige plasma eiwitten
detoxificatie lever
opname
oxydatieve fosforylering
conjugatie >
uitscheiding in gal
opslag lever
vetoplosbare vitamine ADEK
vitamine B12
metalen (koper/ijzer)
gluconeogenese
= nieuw maken van glucose uit:
aminozuren
lactaat
lipiden
exocrien compartiment lever
= uitscheiden naar buiten: maakt gal wat nodig is voor vertering en uitscheiding
endocrien compartiment lever
= uitscheiden naar binnen naar de bloedbaan: het maken van plasma eiwitten
route van gal
hepatocyt –> galcaniculus –> hepatic duct (voordat het in de cystic duct komt) –> ductus choledocus
waar wordt gal gemaakt?
in hepatocyten
wat gebeurt er bij hoog bloedsuiker?
door de B-cellen in eilandjes van langerhans wordt insuline gesecreteerd –> glucose wordt omgezet in glucogeen –> opgeslagen in de lever
wat gebeurt er bij laag bloedsuiker?
glucagon uit a-cellen eilandjes van Langerhans en adrenaline uit de bijnier –> glycogeen wordt in hepatocyten gesplitst in glucose
ceruloplasmine
transporteiwit van koper
ziekte van wilson is gevolg van koperstapeling
wat is conjungatie
het oplosbaar maken van stoffen zodat het uitgescheiden kan worden via gal
syndroom van Gilbert
een conjungatiestoornis van bilirubine in de lever door een verminderde aanwezigheid van het enzym UGT
kan lever regeneren?
ja
functie hepatocyten (6)
- eiwitsynthese
- productie van galzouten
- ijzermetabolisme
- vetmetabolisme
- detoxificatie
- verwerken van aminozuren
functie stellate cellen in de ruimte van Disse (3)
- productie extracellulaire matrix
- rol in lever regeneratie en fibrotisering
- grote opslagplaats vitamine A
kubisch epitheel galgangen (een lagig)
cholangiocyten
functie galzouten
- emulgeren vetten
- afbraak van: hormonen, vet-oplosbare vitamines, medicijnen en immunoglobulines
kenmerken hepatocyt
- een of meerdere kernen
- eosinofiel granulair en glycogeen rijk cytoplasma
- grenzen aan drie structuren: andere hepatocyten, galcanliculi (apicale membraan) en sinusoiden (basolaterale membraan)
ruimte van Disse
zit tussen sinusoidaal epitheel en hepatocyten, hierin zitten stellate cellen
waar worden galzouten geproduceerd? en waaruit?
in de hepatocyt wordt cholesterol omgezet in cholzuur
choleretische effect galzouten
= wanneer de hepatocyt eer galzouten gaat uitscheiden gaat hij ook meer water uischeiden
waar worden galzouten weer heropgenomen?
in het distale deel van ileum.
wat doen darmflora in colon met galzout?
ze verwijderen glycine/taurine waardoor de galzouten minder polair zijn en makkelijker over het plamamembraan kunnen –> uiteindelijk wordt alzout ursodeoxycholaat.
apolair
hydrofoob
polair
hydrofiel
functie ursodeoxycholaat
= hydrofiele niet-toxische stof
- stimuleert vloeistofsecretie door de hepatocyt (waardoor galgangen gespoeld worden)
- remt galzoutsynthese (voorkomt cholestase)
- niet-toxisch
intestinal bile acid transorter (IBAT)
verantwoordelijk voor heropname van galzouten in het ileum (80%).
wat is de enige manier waarop cholesterol het lichaam kan verlaten?
afvoer in gal en uiteindelijk in feces
wat gebeurt er met gal in de galblaas?
het wordt ingedikt door water eruit te halen, dit gebeurt met aquaporines
hoe wordt galflow gedreven?
het wordt gedreven door osmotische activiteit: de ABC transporters pompen actief galzouten in de galcaniculi, dit trekt water aan veroorzaakt de flow door de buisjes
progressieve familiaire intrahepatische cholestase type 2 (PFIC2)
= inactiverende mutatie ABCB11 transporter waardoor een gebrek aan galflow is –> cholestase (mensen worden geel) –> onstekingsproces in lever –> lever wordt fibrotisch en uitendelijk cirrotisch –> portale hypertensie en leverfalen
uit zich in eerste levensjaar
mogelijk gevaar micellen
micellen lossen lipiden stoffen uit de celmembraan op, micellen zijn gevaarlijk voor membranen
bescherming tegen micellen door lever
in de lever zit het ABCB4 kanaal, deze zorgt voor de uischeiding van fosfolipiden en brengt fosfolipiden in de micellen/galzouten zodat ze niet meer fosfolipiden uit de membranen halen omdat ze dan vol zitten
PFIC3
mutatie van het ABCB4 kanaal
defenitie cholestase
= onderbreking/stoornis van de normale galproductie/afvloed vanaf de hepatocyt tot het duodenum het leidt tot stapeling van stoffen in bloed en lever die normaal zouden worden uitgescheiden waardoor ernstige leverproblemen kunnen ontstaan