cult Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

aaa

A

slagrijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aabb

A

gepaardrijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

abab

A

gekruistrijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

abba

A

omarmende rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

abc abc

A

verspringende rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

binnenrijm

A

binnen 1 verse 2 of meerdere rijmende beklemtoonde lettergrepen vb nijntje konintje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

binnen rijm

A

binnen een verse 2 of meerderen beklemtoonde lettergrepen vb nijntje het konijntje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

halfrijm

A

assonantie= beklemtoonde klinkers gelijk
acconantie = medeklinkers zijn gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

volrijm

A

rijm waarbij de medeklinker na de rijmende klinker gelijk zijn vb brak en stak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rijkrijm

A

rijmende woorden gelijkklinken maar de betekenis kan anders zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dubbelrijm

A

twee woorden aan het einde van 2 versregels die rijmen
boom aan de bron
droomt in de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

alliteratie

A

begin letter van woorden gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

je bent zo mooi ALS een roos

A

vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat een sluwe vos

A

metafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik geniet van Mozart
Een dak boven het hoofd hebben
Duitsland won tegen Nederland
Oostende is trots op zijn strand

A

Metonymie
Je gebruikt de naam van de maker om aan te duiden
Je gebruikt een deel om het geheel aan te duiden
Je gebruikt het geheel om een deel aan te duiden
Je gebruikt een plaats om de inwoners aan te duiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De bomen fluitseren

A

personificatie

17
Q

kleuren

A

synesthesie
verminging verschillende zintuigen

18
Q

onbeklemtoond - beklemtoond

A

jambe

19
Q

beklemtoond - onbeklemtoond

A

trochee

20
Q

onbeklemtoon onbeklemtoon beklemtoond

A

anapest

21
Q

beklemtoond - onbeklemtoond - onbeklemtoond

A

dacylus

21
Q

onbeklemtoond beklemtoon onbeklemtoond

A

amfibrachys

22
Q

Alexandrijn

A

6 jambes

23
Q

//

A

censuur

24
Q

onnatuurlijke pauze in een versregel

A

enjambement