Ct Par 2 Flashcards

1
Q

democratisering (de) “

A

proces waarbij ‘het volk’ inspraak krijgt en meebeslist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

telescoop (de)

A

instrument waarmee je heel ver in het heelal kunt kijken; zeer sterke
verrekijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pseudoniem (het)

A

schuilnaam; verzonnen naam waaronder iemand iets publiceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

megalomaan

A

wat getuigt van grootheidswaanzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

microkrediet (het)

A

financiering op kleine schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

alternatief (het)

A

vervanging; andere mogelijkheid; wat in de plaats kan komen van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

anoniem

A

zonder (je) naam te noemen; waarvan de naam niet bekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

potentie (de)

A

mogelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

exclusief

A

met uitsluiting van alle dingen of mensen; bijzonder; speciaal bedoeld
voor iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

innovatie (de)

A

vernieuwing (vaak in technische zin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

autodidact (de)

A

iemand die zichzelf van alles geleerd heeft zonder een opleiding te
volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

anarchistisch

A

geen staatsgezag aanvaardend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

prototype (het)eerste

A

exemplaar van een nieuw product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

destructief

A

ondermijnend; kapotmakend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

collectief

A

gemeenschappelijk; wat geldt voor een grote groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

expliciet

A

uitdrukkelijk; nadrukkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

monogamie (de)

A

het samenleven met één vaste partner

18
Q

symbiose (de)

A

samenleven van twee ongelijksoortige organismen die daar beide voordeel van hebben

19
Q

diagnose (de)

A

het vaststellen van een ziekte

20
Q

extramurale zorg (de)

A

zorg aan patiënten die niet in ziekenhuizen en verpleeghuizen verblijven

21
Q

antidepressiva (de)

A

middelen die neerslachtigheid onderdrukken of voorkomen

22
Q

crescendo

A

toenemend; stijgend; langzaam sterker wordend

23
Q

data (de)

24
Q

essentie (de)

A

wezen; hoofdzaak

25
exemplarisch
als voorbeeld; bij wijze van voorbeeld
26
expressief
veelzeggend; met een sterke uitdrukking
27
focus (de)
datgene waar je je op concentreert; brandpunt
28
imago (het)
beeld dat mensen van iets of iemand hebben
29
legitiem
wettig; rechtmatig
30
medium (het)
middel (om informatie te verspreiden)
31
oratie (de)
redevoering; toespraak; (ook:) eerste openbare college van een hoogleraar
32
therapie (de)
geneeswijze; manier om psychische en fysieke aandoeningen te genezen
33
humaan
menselijk
34
impulsief
zonder erover na te denken
35
elite (de)
bevoorrechte klasse
36
provoceren
uitdagen; (proberen) uit (te) lokken
37
feministisch
strijdend voor vrouwenrechten
38
juist; intercontinentaal
tussen verschillende continenten / werelddelen
39
intentie (de)
plan; bedoeling
40
generaliseren
veralgemeniseren; iets specifieks van toepassing verklaren op een groter geheel