constructen deel 2 Flashcards

1
Q
  • Wat is de operationalisatie van een constuct?
A

Het specificeren van dingen die wel gemeten kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Wat is de tweede stap voor het definieren van een construct?
A

Het bepalen van een meetinstrument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Wat is een nadeel in de psychologie dat constucten geen natuurlijke soort hebben?
A

Het is niet duidelijk wanneer twee meetinstrumenten hetzelfde meet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Welke 2 stappen zijn van belang om een goed meetinstrument te kiezen voor een constuct?
A

Een duidelijke defenitie, en een goede operationalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Wat is het doel van een meetinstrument?
A

Informatie krijgen over een constuct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Hoe wordt informatie verkregen op een vragenlijst?
A

Door mensen blood te stellen aan een procedure of stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Wat is de defenitie van een item?
A

Een enkele response registratie op een vragenlijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Wat zijn voorbeelden van items?
A

Meten van de reactietijd, hartslagmeting, antwoord op een vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Welke 3 onderdelen kent een item?
A

Responsregistratie, stimuli (vragen), procedure (informatie over het construct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Wat is cognitieve validiteit?
A

Dat de items worden geïnterpreteerd zoals ze bedoeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Waarom is ondanks de hoge validiteit er niet altijd sprake van een goede meting?
A

Vanwege de meetfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Hoe staat de meetfout en betrouwbaarheid in verhouding?
A

Als de meetfout 20% is, is de betrouwbaarheid 80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Hoe kan een item minder valide zijn?
A

Als iemand bijvoorbeeld de taal niet spreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Hoe kan een item minder betrouwbaar zijn?
A

Als er afleiding is tijdens het invullen (andere zaken die mee spelen tijdens het meten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Hoe wordt omgegaan met brede constructen meten uit de psychologie?
A

Dan worden er meerdere items gebruikt om ze te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Wat is een meetmodel?
A

Dit beschrijft wat voor soort construct we meten (op basis van ontologische positie)

17
Q
  • Welk meetmodel wordt gebruikt bij een natuurlijk soort construct?
A

Een reflectief meetmodel

18
Q
  • Wat is een reflectief meetmodel?
A

Er wordt aangenomen dat de scores van de items een reflectie zijn van het construct.

19
Q
  • Waarom krijgt ieder item een eigen gewicht op een meetinstrument?
A

De validiteit en betrouwbaarheid van het item bepaald de bijdrage van de meting

20
Q
  • Welk meetmodel wordt gebruikt bij een praktische soort construct?
A

Een formatieve meetmodel

21
Q
  • Wat is een formatieve meetmodel?
A

Dan vormen de items scores van een meetinstrument het constuct

22
Q
  • Hoe wordt het gewicht in items verdeeld bij een formatieve meetmodel?
A

Op basis dat een construct dat item moet hebben

23
Q
  • Welk meetmodel wordt gebruikt bij een complex soort construct?
A

netwerkmodel

24
Q
  • Wat is een netwerkmodel?
A

Het construct bestaat uit de relatie tussen de items

25
* Wat is een voorbeeld van een construct waarvan de samenhang van items bepalend zijn?
Depressie ( slaapkwaliteit, gebrek aan interesse etc.)
26
* Hoe wordt gekeken hoe goed een item een construct meet bij een reflectief meetmodel?
Door te kijken naar de samenhang tussen de items (de correlatie is hoog als ze hetzelfde meten)
27
* Welke analyse wordt gebruikt of items met elkaar samenhangen?
Factor analyse
28
* Hoe wordt bij een formatief meetmodel het gewicht van items bepaald?
Dan geeft de theorie hier informatie over
29
* Welk model wordt gebruikt als een meetinstrument als schaal wordt gezien?
Dat wordt er een reflectief meetmodel gebruikt
30
* Wat wordt gesteld als een meetinstument een index heeft?
Dan meet niet alle items hetzelfde construct