Communiquer dans un text professional Flashcards
een goede indruk maken
faire bonne impression
een indruk
une impression
een persoonlijkheid
une personnalité
een (professioneel) doel
un objectif (professionnel)
een (bn) iemand zijn = een (bn) persoon zijn
être quelqu’un de + (adjectif masculin) = être une personne + (adjectif féminin)
een ambitieus iemand zijn
être quelqu’un d’ambitieux
een ambitieuze persoon zijn
être une personne ambitieuse
beschikken over + zn
disposer de + substantif
beschikken over een kritische geest
disposer d’un esprit critique
beschikken over een groot netwerk van contacten
disposer d’un large réseau de connaissances
een talent hebben voor + zn
être doué(e) pour + substantif
een talent hebben voor talen
être doué(e) pour les langues
een talent hebben voor wiskunde
être doué(e) pour les maths
talent hebben voor + zn
avoir du talent pour + substantif
talent hebben voor marketing
avoir du talent pour le marketing
(het) talent hebben om + ww
avoir le talent de + verbe
actief
actif, active
de actie
l’action
handig ↔ onhandig
adroit(e) ↔ maladroit(e)
handig
habile
vriendelijk, aangenaam
aimable
ambitieus
ambitieux, ambitieuse
de ambitie
l’ambition
analytisch
analytique
de analyse
l’analyse
aandachtig
attentif, attentive
aandacht
l’attention
autonoom
autonome
autoritair
autoritaire
de autoriteit
l’autorité
gierig
avare = radin(e)
spraakzaam
bavard(e)
tweetalig
bilingue
luidruchtig
bruyant(e)
kalm, rustig
calme
wispelturig
capricieux, capricieuse
nauwkeurig
centré(e) sur le détail
warm(hartig)
chaleureux, chaleureuse
geluk (hebben)
chanceux, chanceuse
charmant
charmant(e)
chauvinistisch
chauvin(e), chauviniste
communicatief
communicatif, communicative
de communicatie
la communication
ingewikkeld ↔ simpel, eenvoudig
compliqué(e) ↔ simple
begripvol
compréhensif, compréhensive
het begrip
la compréhension
angstig
craintif, craintive
creatief
créatif, créative = inventif, inventive
lichtgelovig
crédule
de creativiteit
la créativité
kritisch
critique
nieuwsgierig
curieux, curieuse
vindingrijk
débrouillard(e)
vastberaden
déterminé(e)
de vastberadenheid
la détermination
direct
direct(e)
(on)gedisciplineerd
discipliné(e) ↔ indiscipliné(e)
discreet
discret, discrète
de discretie
la discrétion
verstrooid
distrait(e)
de verstrooidheid
la distraction
volgzaam
docile
grappig
drôle
dynamisch
dynamique
efficiënt
efficace
de efficiëntie
l’efficacité
emotioneel
émotif, émotive
energiek
énergique
de energie
l’énergie
boos, geïrriteerd
énervé(e)
veeleisend
exigeant(e)
de eis
l’exigence
uitbundig, open ↔ introvert, gesloten
extraverti(e) ↔ introverti(e)
lui
fainéant(e)
betrouwbaar
fiable
de betrouwbaarheid
la fiabilité
flexibel
flexible
de flexibiliteit
la flexibilité
oprecht
franc(he)
de oprechtheid
la franchise
vrolijk
gai(e)
vrijgevig
généreux, généreuse
de vrijgevigheid
la générosité
vriendelijk
gentil(le)
de vriendelijkheid
la gentillesse
onbeleefd
grossier, grossière
slim, handig
habile
aarzelend
hésitant(e)
eerlijk ↔ oneerlijk
honnête ↔ malhonnête
de (on)eerlijkheid
l’honnêteté / la malhonnêteté
schijnheilig, hypocriet
hypocrite
de hypocrisie
l’hypocrisie
idealistisch
idéaliste
het idealisme
l’idéalisme
meedogenloos
impitoyable
impulsief
impulsif, impulsive
besluiteloos
indécis(e)
onafhankelijk
indépendant(e)
de onafhankelijkheid ↔ de afhankelijkheid
l’indépendance f / la dépendance