Communicatievaardigheden Flashcards

1
Q

Basismodel communicatie bevat (6):

A
  1. Zender
  2. Ontvanger
  3. Boodschap
  4. Ruis
  5. Terugkoppeling vanaf zender
  6. Feedback vanaf ontvanger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Paul Watzlawick

5 stelregels:

A
  1. het is onmogelijk om niet te communiceren
  2. iedere communicatie bezit een inhouds- en een betrekkingsaspect
  3. de aard vd betrekking is afhankelijk vd interacties tussen de communicerende personen
  4. mensen communiceren zowel verbaal als non-verbaal
  5. communicatie tussen mensen is symmetrisch of complementair, afhankelijk vd vraag of de relatie gebaseerd is op gelijkheid of verschil
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Selectieprocessen (4):

A
  1. Selectief zenden: niet te veel informatie in een keer geven
  2. Selectief ontvangen: van het geen wat de ontvanger het meest belangrijk vindt
  3. Selectief verwerken: waar de ontvanger het meest aandacht voor heeft (emoties spelen hierbij o.a. een rol)
  4. Selectief onthouden en aanvaarden: korte- en langtermijngeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Professioneel communiceren

A

Het gebruiken van communicatieve vaardigheden die de professional nodig heeft om zijn beroep goed te kunnen uitoefenen en de doelen te behalen die in het kader van het beroep zijn gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wil je bereiken met professionele communicatie (4)?

A
  1. Inwinnen van informatie: afnemen anamnese
  2. Verstrekken van informatie voorlichting/instructie
  3. Opbouwen van een patiëntrelatie t.b.v. therapietrouw
  4. Betrekken bij zijn mondgezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan je het beste op een professionele manier communiceren?

A

Duidelijke en begrijpelijk communiceren door gebruik te maken van basis communicatievaardigheden én rekening houdend met (lage) gezondheidsvaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de basis communicatievaardigheden (10)?

A
  1. Actief luisteren door LSD
  2. Luisteren
  3. Vragen stellen binnen een gesprek met verschillende gespreksstijlen
  4. Open en gesloten vragen stellen
  5. Concretiseren
  6. E-in en E-ex vragen
  7. Samenvatten
  8. Parafraseren
  9. Stilte
  10. Gevoelsreflectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
Duidelijk en begrijpelijk communiceren. 
Begrijpelijk taalgebruik (5):
A
  1. Korte zinnen in begrijpelijk woorden
  2. Vermijden vakjargon
  3. Een vraag tegelijk stellen
  4. Breng structuur aan in je gesprek
  5. Controleren of je duidelijk en begrijpelijk hebt gecommuniceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Structuur brengen in een gesprek (4):

A
  1. Doel van het gesprek
    - Hebben patiënt en behandelaar hetzelfde doel voor ogen?
    - Goede afstemming is belangrijk
  2. Inleiding
    - Kennismaken, doel bespreken, afstemmen
  3. Kern
    - Beeld krijgen van klachten/wensen, informatie uitwisseling, behandelplan bespreken
  4. Slot
    - Samenvatten, hoofdpunten benomen, afspraken herhalen, vragen naar onduidelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verbale communicatie

A

De inhoudelijke letterlijke betekenis van woorden:

Gesproken, geschreven- of gebarentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Non-verbale communicatie

A

De manier waarop de woorden worden gecommuniceerd:

Alle communicatie zonder taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vocale verbale communcatie

A

De gesproken taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Non-vocale verbale communicatie

A

Gebarentaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Om professioneel te communiceren heb je een bepaalde attitude nodig, noem een aantal punten: (6)

A
  1. Respect
  2. Betrokkenheid
  3. Inlevingsvermogen
  4. Verantwoordelijkheid
  5. Competentie
  6. Inzicht in eigen kunnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Professioneel gedrag =

A

Goede dingen doen en deze goed doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Professioneel gedrag heeft 3 aspecten. Welke zijn dit (waar moet je mee om kunnen gaan):

A
  1. Het omgaan met werk en taken
  2. Het omgaan met anderen
  3. Het omgaan met jezelf (eigen functioneren)
17
Q

E-in vragen:

A

De gedachtenspoor van de patiënt wordt gevolgd

18
Q

E-ex vragen:

A

De verlener stelt vragen die bij hemzelf opkomen. Dit zijn vaak sturende vragen.

19
Q

3 valkuilen bij het stellen van vragen

A
  1. Een open vraag gesloten stellen
  2. Onnodig stiltes invullen
  3. Meerdere vragen in een of vragen met een dubbele kern stellen
20
Q

congruente communicatie =

A

ondersteunen elkaar

21
Q

paradoxale communicatie =

A

Spreken elkaar tegen

22
Q

Welke 3 zorgmodellen moet je kennen?

A
  1. diagnose-receptmodel (sturing en verantwoordelijkheid bij verlener)
  2. participatiemodel (ruimte voor inbreng van de patiënt)
  3. counselingmodel (Verlener informeert eersrt, patiënt beslist)
23
Q

Consumentisme:

A

De patiënt bepaalt welke behandeling hij wil

24
Q

Metacommunicatie:

A

Communicatie over communicatie:

communiceren over de toon vd boodschap, en de bedoelende onderliggen betekenis hiervan

25
Q

Face-to-face communicatie verdelen in 3 elementen:

A
  1. Woorden
  2. Stemtoom/intonatie
  3. Lichaamstaal

7% inhoud met woorden
38% intonatie van de stem
55% lichaamstaal

26
Q

Gespreksvaardigheden

Receptief:

A

Observeren van gesprekspartner
Verbaal (inhoud)
Non-verbaal (gedrag)

27
Q

Gespreksvaardigheden

Reactief:

A

Gedrag van de professional zelf
Verbaal (vragen stellen en luistergedrag)
Non-verbaal (luistergedrag)

28
Q

Hoe ervaren patiënten communicatie (5)?

A
  • Soms negatieve ervaringen
  • Teveel informatie.
  • Worden niet (echt) betrokken.
  • Durven niet aan te geven dat ze het niet begrepen hebben
  • Zorgverleners hebben weinig tijd
29
Q

Hoe verzamel je informatie (4)?

A
  • Open vragen, doorvragen
  • Actief luisteren
  • Herkennen van gezondheidsvaardigheden
  • Non-verbale communicatie
30
Q

Hoe geef je duidelijke informatie (3)?

A

• Duidelijk en rustig
spreken
• Prioriteren informatie
• Vermijden van jargon

31
Q

Terug-vertel methode (Teach back)

A

Iemand in eigen woorden laten samenvatten wat er zojuist is verteld

32
Q

Gebruik van de Teach back leidt tot (5):

A
  • Beter begrip van informatie
  • Hogere tevredenheid van patiënten
  • Reductie van ziekenhuisopnames
  • Effectievere zelfzorg door de patiënt.
  • Hogere kwaliteit van leven
33
Q

WGBO =

A

De wet op geneeskundige behandelovereenkomsten

34
Q

Wat zijn de rechten en plichten van de patiënt (WGBO, 5)?

A
  1. Recht: recht op inzage medisch dossier
  2. Recht: recht op belangrijke informatie
  3. Recht: recht op aard en doel van het (aanvullende) onderzoek
  4. Recht: recht op informatie over mogelijke behandelingen
  5. Plicht: Alle informatie verstrekken die nodig is voor de diagnose en behandelvoorstel (geen informatie achterhouden)
35
Q

Wat kan je met De roos van Leary

A

Het belang van dit model ligt erin dat men, door zich bewust te zijn van het effect dat bepaald gedrag oproept en de uitkomst van de interactie kan beïnvloeden

36
Q

Waarvoor is professionele communicatie belangrijk?

A

Voor het inwinnen- en verstrekken van informatie. Maar ook betrekken

37
Q

Wat verstaat men onder professioneel gedrag?

A

Observeergedrag waarin de normen en waarden van de beroepsgroep zichtbaar zijn