Common Phrases Flashcards
1
Q
Ik heb een idee
A
I have an idea
2
Q
wat is dit
A
What is this?
3
Q
Hoe gaat het met jou?
A
How are you?
4
Q
Op dit moment
A
At this moment
5
Q
Tot ziens!
A
See you soon
6
Q
Fijn weekend!
A
Have a good weekend
7
Q
Geen probleem
A
No problem
8
Q
Geeft niks
A
It’s ok
9
Q
Ik spreek niet zogoed Nederlands
A
I don’t speak very good dutch