Collocation semester 1 Flashcards
Une accusation
= de kamer van inbeschuldegingstelling
La chambre des mises en accusation
Une affaire
- een rechtzaak
- de grond van een zaak
- Une affaire judiciaire
- Le fond d’une affaire
Une amende
= een boete opleggen
Infliger une amende
Un appel
- In beroep gaan (tegen) 3 keer
- De rechtbank in hoger beroep
Aller en appel (de)
Faire appel (de)
Interjeter appel (de)
La juridiction d’appel
Une arme
= het moordwapen
L’arme du crime
un arrêt1
- Een arrest vernietigen
- Een arrest uitspreken
- Casser un arrêt
- Rendre un arrêt
Un arrêt 2
- Een aanhoudings-, arrestatiebevel
- Een arrestattiebevel uitvaardigen
- Iemand arresteren
- Un mandat d’arrêt
- Délivrer un mandat d’arrêt
- Placer qqn sous mandat d’arrêt
Un assassinat
- Een moord plegen
- Een moordpoging
- Commettre un assassinat
- Une tentative d’assassinat
Une attaque
= een gewapende overval
Une attaque à main armée
Une atteinte
- Inbreuk/aanranding op de eerbaarheid voor zedenfeiten
- Inbreuk op de fysieke integriteit
- Inbreuk op de eigendom
- Une/pour atteinte aux bonnes mœurs
- Une atteinte à l’intégrité physique
- Une atteinte à la propriété
Un auteur
= de vermoedelijke dader
L’auteur présumé
Un aveau
= bekennen
Passer aux aveux
Cambrioler
= in een huis inbreken
Cambrioler une maison
Carcéral
= een gevangenisstraf
Une peine carcérale
Un casier
= het strafblad
Le casier judiciaire
Une cassation
- Het cassatieberoep, de voorziening
- In cassatie gaan
- Le pourvoi en cassation
- Se pourvoir en cassation
Casser
= Een arrest vernietigen
Casser un arrêt
Une chambre
- De raadkamer
- De kamer van inbeschuldigingstelling
- La chambre du conseil
- La chambre des mises en accusation
Une circonstance
- Verzachtende omstandigheden
- Verzwarende omstandigheden
- Des circonstances atténuantes
- Des circonstances aggravantes
Commettre
- Een overtreding begaan
- Doodslag plegen
- Commettre une infraction
- Commetre un meutre
Comparaître
- Voor de rechtbank verschijnen
- Voor het hof verschijnen
- Comparaître devant le tribunal
- Comparaître devant la cour
Une comparution
- De verschijning voor (het hof)
- La comparution devant (la cour)
Compétent, -e
- Bevoegd zijn voor
être compétent pour
Condamner
- Iemand tot een straf veroordelen
- In eerste aanleg veroordelen
- In beroep veroordelen
- Condamner qqn à une peine
- Condamner en premier ressort
- Condamner en appel