Colleges Flashcards
soort diagnose
symptoom: klachten
syndroom: cognitief, affectief conatief
structuur: kijkend naar neurobiologische en psychosociale factoren
label: adhv dsmV
beschrijvende diagnose
bij diagnostisch proces is er maatwerk geleverd, een verklaring gegeven voor de problemen ne behandelplan uniek is
DAWBA
e-diagnostiek voor kinderpsychologie
CRH
neuropeptide, afgegeven bij stress, zorgt voor angst aurousal en acympatische activatie, geenhonger, geen libido, sociale terugtrekking
- paraventiculaire nucleus
locus coeruleus
adrenaline, heeft veel receptoren voor crh
stress inoculation concept
dieren die op jonge leeftijd stress ervaren, zijn later adaptiever voor stress -➛ betere coping en lagere emotionele respons
- vroege ervaringen in het leven leiden tot langdurige veranderingen in bedrading van de hersenen
dna methylatie speelt ook een rol
depressie symtpomen
- sombere stemming
- verlies van interesse of plezier: anhedonie
- gewichtsverlies of toename
- slapeloosheid of overmatig slapen
- agitatie of remming
- moeheid en verlies energie
- gedachten vna waardeloosheid en schuld
- concentratietekort of besluiteloosheid
- gedachten aan de dood
predisponerende factoren
- veerkracht, kwetsbaarheid
- bepaald door gebeurtenissen van vroeger
- deze kwetsbaarheid kan neit verdwijnen
- tevens een interactie met genetische factoren
- associaties met lagere economische klasse, leergeschiedenis, opvoedingsstijl en temperament
luxerende factoren
- dynamisch van het moment
- lichamelijke ziekte, traumatische gebeurtenis, verliezen van netwerk en verslaving
- kunnen ontwikkelen tot onderhoudende factoren
adaptatie/maladaptatie
- stressoren waar men aan wordt blootgesteld -➛ disbalans -➛lichaam oplossen -➛ adaptatie
emotie is hier van belang
bij psychische aandoeningen ➛ niet in staat tot adaptatie, te ver in disbalans -➛ maladaptatie -➛ disfunctie als gevolg ➛ syndroom
misclassifficatie
zodra een patient op basis van zijn symptomen wordt ingedeeld. classifficatie wordt gebruikt om betrouwbaarheid te verbeteren, maar niet om valide klinische diagnose te stellen.
life events
impact hiervan hangt af van appraisal
hechtingstijlen
gepreoccupeerde stijl
vermijdende stijl
(iemand kan op latere leeftijd andere hechtingsstijl aanleren)
gepreoccupeerde stijl
ouder wisselend aandacht voor kind
elke keer dat het kind wel aandacht krijgt ➛ hyperactiviteit hechtingssysteem➛ negatief zelfbeeld en chronisch onzeker zijn of de ander wel aan de emotionele behoeftes voldoet
mensen gedragen zich opdringerig en zijn claimend, makkelijk overspoeld door emoties.
vermijdende stijl
ouders helemaal niet reageren op kind ➛ deactivatie van het hechtingssysteem
niemand anders voldoet aan hun emotionele behoeftes en gaan intieme relaties uit de weg
overdracht-tegenoverdracht
reactie die iemand bij je kan oproepen door dingen die je eerder zelf hebt meegemaakt. Uit irritatie doe je iets➛ tegenoverdracht.O
psychoanalyse freud
- onbewuste processen zijn bepalend voor het bewuste voelen en denken
- brein onderverdeeld in: id, superego, ego
id: wensen verlangens motieven met passende emoties
superego: geweten en idealen
ego: geheugen, intelligentie, afweermechanismen
coping/afweer
coping: expres/bewust iets doen om te leren omgaan met de situatie
afweer: onbewust dit doen.onbewust middel om instinct en affect te beheersen (primitief, neurotisch, adaptieve afweer)
probleemgerichte coping
gepropeerd situatie te veranderen
emotie gerichte coping
geprobeerd emotioneel minder hinder te ondervinden van de situatie(laten troosten)
primitieve afweer
afweer waar met name andere mensen last van hebben
- splitsen: idealiseren en devalueren
- projectie:men projecteert eigen gevoelens op anderen
- projectieve identificatie: de ander gaat handelen naar gevoelens die andere op hen projecteert
- ontkenning: ontkennen van bestaan van de situatie
- idealiseren/devaluaren: iets prijzen of juist erg afkraken
- regressie: kinderlijk gedrag
- ageren: situatie/emotie omzetten in een actie
- externaliseren: geen verantwoordelijkheid nemen over situatie
- hulpafwijzend klagen: wel omhulp vragen maar deze afwijzen zodra het wordt aangeboden
neurotische afweer
wordt voornamelijk de persoon zelf benadeeld:
- intellectualisering: argumenten en feiten gebruiken om angst af te weren
- isolatie van het affect: situatie/emotie negeren en gewoon doorgaan
- rationalisering: logica gebruiken om angst af te weren
adaptieve afweer
afweer waar niemand last van heeft
- sublimatie: de emotie omzetten in sociaal of maatscahppelijk geaccepteerde vormen, zoals in hobby’s en sporten
operant conditionering
sos doen ➛ lekker ➛ toename frequentie
klassiek
inname sos = aangenaam effect ➛ neutrale stimulus (omgeving/stemming) ➛ geconditioneerd respons ➛ gebruik ➛ toename frequentie
cognitivisme
basale assumptie ➛ vertekening ➛ denkfout ➛ uiting
bv vroeger gepest: iemand lacht om zijn grapje ➛ denkt dat dit uitlachen is (Vertekening) ➛ weer gepest (denkfout) ➛ gedragsproblemen of emotionele (uiting)
3 fase schizofrenie
- prodromaal: minder actief, minder vrienden, bijzondere hobbys
- actief: stemmen en waanideen
- residuale fase
wanen
- achtervolgings
- betrekkings
- grootheid
- beinvloedingswaan
- gedachtenuitzenidngs
- gedachteninsertie
- gedachtenontrekking
- schuld
- somatoform
psychosociale interventies schizofrenie
- psycho educatie
- gezinstherapie
- beschermd wonen
- werk-dagbesteding
- assertieve community treatment
dopamine
beloningssystemen, lust, gi tractus
vaak aangedaan bij schizofrenie
schizofrenie
balans mesolimbisch en mesocorticaal dopaminerge activieit
er is geen prefrontale remming, dus de dreiging van dingen en betekenis geven gebeurd niet. mesolimbisch in overdrive
emotionele circuit
- mesolimbisch
- hippocampus:informatiewaardering
- ventraal tegmentum: nucleus accumbens: beloning - bulbus olfactorius: informatieverwerking vanuit geurstoffen, dus reuk
cognitief
- mesocorticaal D1: ordenen en sorteren infromatie
- werkgeheugen, tijdsorientatie
- analyseren en beredeneren
- gedachtenbewegingen
- initiatief en motivatie
motorisch
- nigrostriataal: substantia nigra
- ondersteunende motoriek: onbewuste dingen: rechtop lopen, dingen ontwijken
- pscyhomotoriek
neuro-endocriene circuits
- tubero-infundibulair
- onderdrukking prolactine afgifte
- metabole activiteit - area postrema
- braakcentrum
dopaminerge ziektes
m parkinson: onderstimulatie van emotionele, cognitieve en motorische circuits
neuroleptica: zelfde problemen bij parkinson, maar geen anosmie
schizofrenie: onderstimulatie mesocorticaal, overstimulatie mesolimbisch
prefrontale gebied
gestimuleerd door dopamine en ndma
serotinine remt dopamine, en dus prefrontale gebied
maligne neuroleptica syndroom
hyperthermie en spierrigiditeit
plotseling stoppen antipsychotica
(bij schizofrenie verhoging van d antagonist, bij parkinson juist verlaging)
en >5 symptomen:
- metnale verandering
- tachycardie
- incontinentie
- hyper/hypotensie
- transpiratie of speekselvleod
- tremoren
- verhoging CK of urine myoglobine
- leukocytose
- metabole acidose
kan lijken op sepsis
behandeling depressie en angst
- pyscho educatie
- psychosociale interventie
- psychotherapie
(cognitieve gedragstherapie, interpersoonlijke psychotherapie) - medicatie
- elektroconvulsieve therapie
stijging autisme vs
- meer herkenning
- aanspassingen dsm V
- individualisering
- luchtvervuiling
- oudere vaders
behandeling autisme
- psycho educatie
- mediatietherapie
- opvoedings en ontwikkelingsgerichte ondersteuning
- individueel
- ouderverenigingen
- psychofamaca symptomatisch
disruptieve gedragsstoornissen
- normooverschrijdende gedragsstoornis
- aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit
- opposititioneel opstandige stoornis
reificeren
“ik heb dit, dus ik ben zo”
verbinding adhd en angst en depressie
genetische kwetsbaarheid en hersenafwijkingen lijken redelijk op elkaar
blootstelling aan andere riscofactoren zoals pesten ➛ angst en depressie
bh adhd
- psychoeducatie
- mediatietherapie bij niet ernstige gevallen (cognitieve gedragstherapie, ouders cotherapeuten)
- stimulantia bij ernstige
stress receptor
glucocorticoid
ODD
oppositional defiant disorder
Driftig.
Verzet zich tegen regels.
Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt.
Maakt vaak ruzie met volwassenen.
Ergert anderen met opzet.
Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen.
Is prikkelbaar, ergert zich vaak.
Is boos of gepikeerd.
dualisme
vaste materie: hersenen
geest en intelligentie: niet tastbaar ➛ bewustzijn
descartes
psyche/hersenen
atypische kenmerken bipolaire depressie
- hypersomnolentie
- stemmingslabiliteit
- toegenomen eetlus
beloop is anders: abrupt begin en einde
geen goede reactie antidepressiva
reactief op lithium
impulsiviteit
bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen
gemengde episode
verhoogd acitviteitsniveau, erg druk en minder slapen, maar ook verlaagde stemming, met pessimisme en suicidaliteit.
meetinstrumenten bipolariteit
- Hamilton depression rating scale HDRS
- inventory of depressive symtpoms IDS
- manie: YMRS
- gehele voor therapie en diagnostiek : life chart methode
type stoornissen
- bipolair 1: manisch als depressief
- biplair 2: hypomanisch en depressief
- cyclothyme: hypomane episoden met dysthyme gedachten (rf voor bipolair 1 of 2)
- dysthyme of depressieve stoornis
hypomanie>4 dagen
manie> 1 week - bipolaire stoornis door een middel
- bipolaire stoornis door somatische aandoenign
kindling model
de drempel voor volgende episode is steeds lager . episodes steeds langer en sneller op elkaar
behandeling moet dit tegengaan
rapid cycling patroon = eindstadium
bipolair
amygdala meer
prefrontale cortex minder
remming weg
= frontolimbisch netwerk
bh bp stoornis
- antipsychotica
- stemmingsstabilisator
- psycho educatie
- cgt
- ip-srt
- psychosociale behandeling
- zelfmanagement
np bij angst en depressie
noradrenaline en serotonine
ptss types
singles type: type I, bijvoorbeeld verkeersongveallen, aanranding of brand
repetitief type: type II, bijvoorbeeld oorlog, systematisch misbruiik of patronen van misbruik
affectieve overconsolidatie
affect wordt te goed herinnerd van een trauma
fight or flight
arousal ➛ fight or flight (sympatisch) ➛ freeze ➛ collaps immobiliteit ➛ vasovagale reactie
trauma
afgifte catecholaminen ➛ sterk opgeslagen associaties tussen bepaalde herinneringen en distress
recovery vs resilience
recovery: kort na een trauma sprake van ptss maar herstelt snel
resilience krijgt persoon helemaal geen ptss
behandleing ptss
psychotherapie: emdr en cgt
farmacotherapie: ssri en tca
VR based treatment: vluchtelingen
medicatie: zoloft prozac en paxil: verlichting symptomen
doel bh: fear memories in ander perspectief te plaatsen
angst ontwikkeling
0: temperament zichtbaar
6mnd: separatie angst en speciefieke aangeboren: hoogte
2-4 jaar: specifiek angsten voor bv dieren en beroepen
adolescentie: sociale angst, seksuele angst , paniek
soorten angststoornissen
separatie
selecitef: niet spreken in bepaalde situaties, kinderen
specifiek
paniek
agoraphobie
sociaal
gegeneraliseerd/pieker
angsstoornis door middel of lichamelijke ziekte
aparte groepen:
- obsessieve compulsieve
- trauma of stress gerelateerd
paniekstoornis
- recidiverende paniekaanvallen
- minimaal een maand na de paniek aanval sprake is van gedragsverandering
- of pt is voortdurend bezig met of ongerust over een volgende aanval
hersenangst circuits
- direct: amygdala geactiveerd door de thalamus
- indirect: informatie eerst van de thalamus langs de visuele cortex voordat het bij de amygdala komt ➛ informatie verwerking ➛ bewust van stimuli
er kunnen stimuli naar hypothalamus gaan voor de bloeddruk en stresshormonene, de hersenstam zorgt voor arousal, het ventrale striatum voor gedrag en het periaqueductale grijs voor bevriezen
belangrijke hersenkernen angst
- striatum: onderdrukking gedrag
- nucleus trigeminus: gezcihtsexpressie
- hypothalamus: sympathicusactivatie: tachycardie, pupilverwijding, bleke huis
- locus coeruleus: toegenomen waakzaamheid
- vagale motorkern: urineren en defecatie stop zetten
syndroom urban wiethe
- lipoide proteinose ➛ afwijkende amygdala
- geen angst, heesheid, ernstige huidafwijkigne
- bilateraal gescleroseerde amygdala
- herkennen ook geen angstwekkende gezichten, geen last van psychotraumata, niet bevreesd bij herhaald contact enge beesten, voelen geen vrees met vreemden
- staan veel te dicht op gesprekspartner, verzeild raken in conflicten, robotachtig
bh angststoornissen
- ssri
- andere ssri
- clomipramine
- venlafaxine
- bezodiazepine
- maoremmer
- psychochirurgie bij ernstige en resistente patienten
- psychoeducatie
zelfhulp, counseling, psychosociale interventies
evt cgt