college projectieve testen Flashcards

1
Q

wat zijn projectieve testen?

A

het aanbieden van vage ongestructureerde stimuli die onbewuste aspect meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer zet je projectieve tests in?

A

SOLK, paniekaanvallen, narcistische problematiek, andere methode niet werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar gaan ze vanuit bij projectieve testen?

A
  • dat het niet afhankelijk is van de mate waarin mensen zichzelf kennen en willen laten kennen. Meten ook de aspecten van persoonlijkheid waar men zich niet of nauwelijks bewust van is
  • niet of nauwelijks gevoelig voor sociaal wenselijkheid en neigingen om belangrijke themas af te werken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke test is het meets gevoelig voor bewuste beïnvloeding?

A

de ZAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de veronderstelde werkzaamheid?

A

persoonlijkheidskenmekren, behoeftes en levenservaringen beïnvloeden de interpretatie (en apperceptie) van ambigue stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke type indirecte testen zijn er?

A

Rorschach (associatie)
TAT (constructie)
ZAT (aanvullen)
Expressie (poppenspel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ZAT

A

de zinnenaanvultest. verbale projectietest waarbij iemand een aantal open zinnen af moet maken tot een volledige zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoeveel platen neem je bij de TAT af?

A

leidraad is 10 maar nooit meer dan 15

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoeveel projectietest moet je minimaal afnemen?

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe hou je afname en instructie zo gestandaardiseerd en uniform mogelijk?

A
  • voldoende waarnemingen
  • afname ten minste 3 projectietests
  • grondige training in afname, toepassing score en interpretatie
  • kennis van persoonlijkheidstheoriën die ten grondslag liggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke test neem je altijd als eerste af en wat is de reden?

A

De ZAT, omdat deze iets van structuur biedt. De andere testen zijn heel vrij. De ZAT is een cognitieve test en zijn veel bewuster. Bij kinderen kan je wel beginnen met tekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke twee vormen van interpretatie zijn er?

A

de feeling approach en de thinking approach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de feeling approach?

A

de ervaring van de diagnosticus die opgeroepen wordt door wat de patiënt verteld. Affectieve beleving. Jezelf afvragen wat de test met je doet, wat je voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de thinking approach?

A

vragenlijst doornemen en naar de inhoud kijken. Bij veel herhalingen van thema’s kan iemand zich met een thema bezighouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarin komt het onbewuste naar voren?

A
volgorde van zinnen
herhalingen
woordgebruik 
tegenstrijdigheden
opengelaten zinnen
verloop over alle zinnen (eerst terughoudend of meteen heftig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de inhoud van volwassenen?

A
  • affecten
  • relaties met huidige gezin en gezin
  • relaties met anderen
  • verlangens en idealen
  • schuld en schaamte
  • zelfbeschrijving en introspectie
  • verleden/heden/toekomst
  • coping
  • terugkerende thema’s
17
Q

wat is de TAT?

A

platen waarbij de cliënt een verhaal moet vertellen.

18
Q

Wat is de afname van de TAT?

A
  • eerste 3 vragen niet teveel vragen
  • geen waarom vragen –> laat je iemand nadenken en dat wil je niet
  • hoe voelt hij/zij zich?
  • wat denkt hij/zij
  • wat gebeurt er nu?
  • hoe gaat het verder?
19
Q

wat zijn de 4 domeinen van de TAT?

A
  • representatie van personen
  • affectieve lading, interpersoonlijke relaties
  • het vermogen om emotioneel te investeren
  • begrip van oorzaak-gevolg relaties in sociale interacties