College 6 Flashcards

1
Q

wat is multidisciplinair samenwerken?

A

Soms overlegmomenten
Geen gemeenschappelijke visie
Geen idee van wie waar mee bezig is bij patient
Er is GEEN persoon aanspreekbaar als aanspreekpunt voor patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is interprofessioneel samenwerken?

A

Er is een aanspreekpunt voor patient.
Gezamelijk doel tussen zorgverleners.
Iedereen op hoogte van zorg van patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn taken van de voorzitter?

A
Voorbereiding van overleg
spelregels handhaven
omgaan met ongewenste rollen
beslissingen nemen
groepsvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn voorbeelden van ongewenste rollen?

A
De clown
de zondebok
de grijze muis
de ster
de langdradige
de dominante
de negatieveling
de conflictstarter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe nemen van een beslissing?

A

Voordelen overwegen
nadelen overwegen
risicos overwegen
kosten overwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nemen van beslissing mogelijkheden?

A

Meerderheid beslist
beslissen vanuit autoriteit of expertise
gedelegeerde beslissing
beslissen vanuit consensus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nadelen van meerderheid beslist?

A

Kan tweedeling teweegbrengen
Niet per se beste keuze
expertise telt niet mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gaat beslissen vanuit autoriteit/expertise?

A

Lid van team dat meeste ervaring heeft bepaald eindbeslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is beslissen vanuit consensus?

A

Beslissing te komen waar elk lid achter staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke interactiestijlen zijn er?

A

overleggen
overtuigen
delegeren
instrueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veel ondersteuning + weinig sturing =

A

overleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veel ondersteuning + veel sturing =?

A

overtuiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Weinig ondersteuning + weinig sturing =

A

Delegeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Weinig ondersteuning + veel sturing =

A

instrueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de fases van groepsvorming?

A
forming
storming
norming
performing
adjouring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Betekenis forming

A

Groep is onbekwaam en niet bereid en onzeker

17
Q

Betekenis storming

A

Opstandigheid en conflicten tussen groepsleden. Focus op relaties. Groep is onbekwaam maar bereid

18
Q

Betekenis norming

A

goede harmonie. Groep is bekwaam maar niet bereid

19
Q

Betekenis performing

A

Open groespklimaat
Sterk eenheidsgevoel
Groep is: bekwaam en bereid

20
Q

Betekenis adjouring

A

Aandacht voor afscheidsproces

Groep is bekwaam en bereid en niet zeker

21
Q

waar staat DM voor?

A

Disease management

22
Q

Wat is DM?

A

Strategie om kwaliteit van zorg te erbeteren bij patienten met een chronische aandoening

23
Q

Waar staat CM voor?

A

Case/care management

24
Q

Verschil DM en CM?

A

DM –> populatieniveau

CM –> patientenniveau

25
Q

De 3 domeinen van CM

A

Patient-centered outcomes
quality of care
resource utilization

26
Q

Wat is shares care?

A

gezamelijke organiseren en structureren van zorg

27
Q

Domeinen van het interprofessioneel zorgplan

A

Huidige situatie
Doelen en bezorgdheden
Acties en interventies
Evaluatie

28
Q

Welke domeinen kun je teamwerk evalueren?

A

Kennis
Vaardigheden
Attitude
Teamkenmerken

29
Q

Opbouw van ICF model

A

Ziekte aandoeningen
- Functies- activiteiten- participatie
externe factoren – persoonlijke factoren