College 6 Flashcards
Cartesiaans dualisme (Descartes)
Dit houdt in dat de menselijke geest (ons bewustzijn en onze cognitie) en het lichaam twee totaal verschillende, onafhankelijke substanties zijn die elk hun eigen manier van bestaan hebben.
Het lichaam-geestprobleem
Dit is een uitdaging voor het cartesiaans dualisme.
Het is iets moeilijk om iets aan te tonen dat niet fysiek is en het is niet te verklaren hoe het met iets fysieks interacteert.
Als de geest immaterieel is, hoe kan het dan op enige manier interageren met het materiële brein en lichaam? Dit probleem is ontstaan omdat de geest, als immateriële substantie, geen fysieke eigenschappen heeft, zoals locatie of massa, waardoor het moeilijk te begrijpen is hoe het invloed kan uitoefenen op de fysieke wereld, zoals het lichaam of het brein.
Sterk en zwak cognitivisme
- Sterk cognitivisme: Alle cognitie bestaat uit het verwerken van interne representaties (symbolen) in de geest of het brein. Cognitie is puur symbolisch en los van lichaam of omgeving.
- Zwak cognitivisme: Sommige, maar niet alle vormen van cognitie draaien om het verwerken van interne representaties. Andere cognitieve processen zijn afhankelijk van fysieke interacties met de omgeving of het lichaam.
Belichaamde cognitie
Belichaamde cognitie (of embodied cognition) is een benadering binnen de cognitieve wetenschap die stelt dat cognitieve processen niet alleen plaatsvinden in de hersenen, maar ook beïnvloed worden door het lichaam en de fysieke interacties met de omgeving.
Zwakke en sterke belichaamde cognitie
- Zwak: het lichaam speelt en rol bij cognitie, maar cognitie zelf vindt nog steeds in hersenen plaats.
- Sterk: het lichaam is onderdeel van cognitie, zonder lichaam zouden cognitieve processen anders verlopen.
Sense-model-plan-act (SMPA) - cyclus
De stappen die de robot gebruikt als het beslissingen maakt of reageert op de omgeving
- Sense: De robot verzamelt informatie over de omgeving met sensoren (bijvoorbeeld camera’s, afstandssensoren, enz.).
- Model: Op basis van deze sensorische input maakt de robot een model van de omgeving, een interne representatie van waar objecten zich bevinden en hoe de wereld eruitziet.
- Plan: Met dit model maakt de robot een plan over welke acties het moet ondernemen om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het vermijden van obstakels of het oppakken van een object).
- Act: De robot voert het plan uit door zijn onderdelen (zoals armen of wielen) aan te sturen om te bewegen of een taak uit te voeren.
Hoe krijgen symbolen betekenis volgens de belichaamde cognitie?
we begrijpen de betekenis van symbolen door onze lichamelijke interacties met de wereld. We leren eerst zintuiglijke concepten zoals “hoog” en “laag” door beweging en ervaring in de ruimte. Deze basiservaringen vormen de fundamenten voor het begrijpen van abstracte ideeën. Onze fysieke ervaringen geven betekenis aan concepten, wat ons in staat stelt om ook complexere abstracties te doorgronden.
lichaamsschema
Het lichaamsschema is ons natuurlijke gevoel van ons lichaam. Het omvat hoe groot we zijn, hoe we staan en hoe onze lichaamsdelen zich tot elkaar verhouden. Dit besef helpt ons om ons lichaam als een geheel te ervaren en te navigeren in de wereld.
De twee soorten belichamingsrelaties
- technologie die wordt gebruikt om met de wereld te interacteren
- technologie die wordt gebruikt om de wereld beter waar te nemen