College 3 (HS7) - flashcards college aantekeningen

1
Q

Wat is conceptuele ontwikkeling?

A

de vorming van ideeën, wat is een stoel? Wat is een tafel? We gebruiken input om onze realiteit te bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt de conceptuele ontwikkeling onderzocht bij jonge kinderen?

A

Door habituatie experimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn belangrijke onderwerpen binnen conceptuele ontwikkeling?

A
  • categorisatie
  • theory of mind
  • nativisten
  • empiristen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is categorisatie?

A

het indelen van voorwerpen op basis van kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de theory of mind?

A

het vermogen om je in te leven in wat een ander denkt of voelt. Dit werkt als een soort kompas bij sociale contacten. je herkent bepaalde emoties, je vult een soort rugzak met ervaringen, door de ervaringen in je rugzak te gebruiken kan je je inleven in een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke strijd is er tegen de achtergrond van de conceptuele ontwikkeling?

A

een strijd tussen de nativisten en empiristen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kijken nativisten aan tegen de conceptuele ontwikkeling?

A

ze denken dat mensen een aangeboren basiskennis hebben, en gespecialiseerde leermechanismen, die we krijgen bij de geboorte, daarna ontstaat er in combinatie met ervaringen de conceptuele ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kijken empiristen aan tegen de conceptuele ontwikkeling?

A

doordat we worden blootgesteld aan situaties en concepten leer je hier mee om te gaan. Er is een meer algemeen leerprincipe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn concepten?

A

algemene ideeën of begrippen die gebruikt worden om voorwerpen, gebeurtenissen, eigenschappen of abstracties te groeperen op basis van een bepaalde gelijkenis. (we herkennen bankje als iets om op te zitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe leren kinderen voorwerpen categoriseren?

A

onbewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het begrip van concepten belangrijk?

A

Het is van belang om mensen te begeleiden bij het begrijpen van de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 vragen moeten gesteld worden om objecten in categorieën te verdelen?

A

1 - welke soort zaken zijn er op d e wereld?
2 - wat hebben die zaken met elkaar te maken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 3 algemene groepen waarin je objecten kan verdelen?

A
  • levenloze objecten
  • mensen
  • levende wezens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is te zien dat zeer jonge kinderen al onderscheid kunnen maken tussen levende en levenloze dingen?

A

zeer jonge kinderen imiteren sneller een mens dan een robot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is perceptuele categorisatie?

A

Het groeperen van objecten die er hetzelfde uitzien, dit is een kernelement in het denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen we voorwerpen categoriseren?

A
  • vooral rekening houden met stereotypes, dit maakt het gemakkelijker
  • groeperen gaat via perceptuele dimensies als kleur, grootte en beweging
  • groeperen gebaseerd op onderdelen van objecten - bij groeperen kijken we vaak alleen naar details (verschil zebra en paard voor kind alleen de strepen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Door welke 2 begrippen neemt de vaardigheid om te categoriseren toe?

A
  • toename van begrip categorie hiërarchieën (sets)
  • toename van begrip van causale verbanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In welke 3 niveaus worden dingen ingedeeld bij de categorie hiërarchie?

A
  1. Superordinate niveau = algemener niveau, bijvoorbeeld dieren of meubels
  2. Basaal niveau = tussenniveau, bijv een hond
  3. Subordinate niveau = ondergeschikt niveau, zoals bulldog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe leren kinderen de categorie hierarchie?

A

Kinderen leren eerst het basisniveau, omdat de objecten op dit niveau veel dezelfde kenmerken hebben en omdat de objecten die behoren tot de verschillende categorieën op dit niveau gemakkelijk van elkaar zijn te onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe leren kinderen causaliteit binnen de categorie hierarchie?

A
  • kinderen vormen basis-niveau categorieën -> klauw bij leeuw zorgt ervoor dat ze gemakkelijk kunnen worden onthouden
  • kinderen gebruiken wat ze al weten van basisniveau categorieën om vervolgens superordinate categorieën te vormen (hulp volwassenen cruciaal)
  • het begrijpen van causale verbanden - waarom objecten zijn zoals ze zijn - helpt kinderen om nieuwe categorieën te leren en te onthouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vanaf wanneer is er een basaal begrip van natuurwetten bij kinderen?

A

vanaf 3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vanaf wanneer is het begrip van natuurwetten zo ontwikkeld dat het zowel van toepassing is op stilstaande als bewegende objecten?

A

vanaf 5 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer ontstaat het besef dat dingen in balans moeten zijn?

A

vanaf 6/7 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waaraan zijn veel vragen van peuters en kleuters gerelateerd?

A

aan causaliteit - waarom bijt een hond? Waarom valt er sneeuw? Kinderen leren hierdoor meer van de omgeving en waarom iets gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe kunnen kinderen van 1 al denken over andere mensen?
in termen van onzichtbare constructen
26
Waar krijgen peuters al begrip van in de eerste helft van het 2e jaar?
1. Bedoeling = doel waarmee anderen dingen doen 2. gezamenlijke aandacht = twee of meer mensen richten zich doelbewust op hetzelfde 3. Intersubjectiviteit = wederzijds begrip dat mensen hebben tijdens communicatie
27
Wat is het experiment van woodward?
Hand gaat steeds naar bal toe. Als kind gewend is aan deze stimulus, verandert de situatie en gaat de hand bijvoorbeeld naar de beer. Als dit het geval was, was er langer aandacht voor de situatie. Hieruit trokken ze de conclusie dat kinderen al verwachten dat de hand naar de bal gaat. vanaf 6 maanden kunnen kinderen dit inschatten.
28
Hoe kijken nativisten en empiristen aan tegen het ontwikkelen van de theory of mind?
nativisten = baby's worden geboren met basiskennis van menselijke psychologie. Er is een verondersteld hersenmechanisme dat verantwoordelijk is voor het begrijpen van anderen. Hiervoor is bewijs, er zijn bepaalde hersengebieden extra actief bij bepaalde taken, ook bij kids met ASS waarbij bepaalde hersendelen groter of kleiner zijn is onderzoek gedaan. empiristen = baby's worden zoveel blootgesteld aan mensen in de eerste weken/maanden, dat ze daarvan erg veel kunnen leren over de mens. Er is geen psychologische module aanwezig. Er wordt hier dus uitgegaan van het nurture element; ervaring leert je dingen. Kinderen met broers/zussen snappen beter dat anderen dingen anders kunnen zien
29
Hoe ontwikkeld de theory of mind zich?
2 jaar - begrijpen het verband tussen de behoeften van anderen en hun specifieke handelingen, maar begrijpen niet dat overtuigingen ook invloed hebben 3 jaar - begrijpen dat behoeften en overtuigingen gedrag beïnvloeden, maar hebben moeite met false belief problems. 5 jaar - vinden false belief problems heel makkelijk
30
Wat laat een false belief test zien?
dat het kind niet begrijpt dat de handelen van mensen gebaseerd zijn op hun eigen overtuigingen, ook als deze overtuigingen afwijken van wat het kind weet dat correct is
31
Wat is noodzakelijk om het denken van een ander te kunnen begrijpen?
algemene informatieverwerkingstheorieën
32
Welke 2 dingen stellen empiristen over de ontwikkeling van de ToM?
1. Interacties met anderen zijn cruciaal voor het ontwikkelen van de theory of mind. 2. Algemene informatieverwerkingsvaardigheden zijn noodzakelijk om andermans denken te begrijpen.
33
Wat is pretend play en waarvoor is het belangrijk?
Heel belangrijk bij het ontwikkelen van het verplaatsen in een ander. Je moet dingen afstemmen, communiceren. Heel veel van het spelen van kinderen is doen alsof (pretend play). Dit zie je in hoe kinderen samen spelen, maar ook dat kinderen denkbeeldige vrienden kunnen hebben. Dit ontwikkeld zich vanaf 2,5;4,5, kan helpen om emoties die jij hebt te projecteren op een ander, dit maakt het gemakkelijker. Dit is heel normaal bij de ontwikkeling, wel vaker bij eerstgeborene en kinderen die geen siblings hebben.
34
Wat is objectsubstitutie?
Spelen met voorwerpen, Concepten die een ander doel hebben. Dit sluit aan bij affordances. 2 stoelen achter elkaar is auto.
35
Wat is sociodramatisch spel?
begint heel vroeg vanaf 1,5 jaar, kinderen die vader- en moedertje of dokterte spelen. Ze snappen dan dat ze op dat moment een ander persoon spelen (soort toneelstuk? Wat je in de poppenhoek doet?) Ook bijvoorbeeld bepaalde regels binnen een spel. De leren zich ook inleven in een ander om een spelletje te kunnen winnen
36
Waarbij helpen pretend play, sociodramatisch spel en objectsubstitutie?
ze helpen alle drie bij inlevingsvermogen en hypothetisch denken
37
Wanneer ontwikkelt het begrip van waar, wanneer, hoe en hoeveel?
vanaf 1 jaar, daarna de hele kindertijd
38
Hoe kijken empiristen en nativisten tegen de ontwikkeling van begrip van ruimte aan?
ze zijn het hier met elkaar eens. bepaalde delen van de hersenen (vooral pariëtaal) zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke ontwikkeling. Ze hebben wel een net andere kijk nativisten = aangeboren module voor weergeven en leren over ruimte en het verwerken van informatie empiristen = cognitieve groei door herhaalde ervaring met combinaties van ruimtelijke en niet ruimtelijke informatie om doelen te bereiken
39
Hoe verwerken de hersenen ruimtelijke informatie?
Beide hersenhelften betrokken bij ruimtelijk denken, wel verschil in hoe ze dit doen. Vooral het type informatie dat ze het meest actief verwerken. Mensen coderen ruimte zowel in relatie tot zichzelf als in relatie tot de externe omgeving.
40
Wat zijn ruimtelijke relaties?
Waar objecten zich ten opzichte van elkaar bevinden
41
Waarmee heeft ruimtelijke verwerking te maken?
met beweging. een object verplaatst zich.
42
Hoe ontwikkeld ruimtelijk inzicht zich?
over de jaren, in het 1e jaar belangrijke ontwikkeling
43
Waarbij spelen de frontale en temporale kwab een belangrijke rol?
bij het verwerken van informatie over objecten, bijvoorbeeld of je ergens tussendoor kunt of niet. Onze hersenen doen dit redelijk automatisch, komt gedeeltelijk door ervaring. Mensen moeten ruimte inschatten in verhouding tot zichzelf en tot elkaar
44
Wat zijn volgens Piaget de enige ruimtelijke representaties die mogelijk zijn tijdens de sensorimotorische fase?
egocentrische representaties
45
Wat zijn egocentrische representaties?
de plaats van objecten wordt opgeslagen ten opzichte van de positie van het kind zelf toen hij deze plaats waarnam
46
Hoe speelt zelf-locomotie een rol bij de motorische ontwikkeling en het ruimtelijk gevoel?
Dit lijkt een belangrijke rol te spelen bij het verwerven van ruimtegevoel dat onafhankelijk is van de eigen locatie, omdat kruipen of lopen voortdurend vereist dat je de locatie bijstelt. dit is belangrijk in de motorische ontwikkeling. je kan zelf dingen opzoeken. Hierbij is ruimtelijk inzicht belangrijk. Kinderen struikelen veel en botsen veel op dingen, deze skill moeten ze leren. Kruipen en lopen zorgt ervoor dat je zelf je eigen locatie steeds moet aanpassen. Als kinderen zichzelf kunnen voortbeweging krijgt ruimtelijke ontwikkeling een boost. Als je zelf rijd in de auto weet je beter hoe je ergens bent gekomen dan wanneer je bijrijder bent. → illustreert de fundamentele verbinding tussen het systeem dat zelfgegenereerde beweging door de ruimte voortbrengt en het systeem dat mentale representaties van de ruimte vormt.
47
Waarom is tijd een lastig concept?
- het is niet tastbaar. tijd is wel duidelijk, maar de ene 2 minuten voelen langer dan de andere 2 minuten - tijd is subjectief. zowel binnen als tussen personen zit er een verschil tussen tijd
48
Hoe ontwikkeld het gevoel van tijd zich?
- peuters hebben al ruw gevoel van tijd, bijvoorbeeld over de volgorde van gebeurtenissen. Het schatten van de duur van gebeurtenissen ontwikkeld zich later- kinderen kunnen vanaf 6 maanden het verschil tussen 1 en 2 minuten opmerken, maar niet tussen 45 sec en 1 minuut - Rond de 5 jaar kunnen kinderen leren om correct perioden van 3 tot 30 seconden te schatten als er feedback over de lengte wordt gegeven. In de basisschoolleeftijd ontwikkelt het vermogen verder om preciezer tijdsperioden van gebeurtenissen te onderscheiden m.b.t timing van toekomstige gebeurtenissen verloopt de ontwikkeling net zo.
49
op welke gebieden worden kinderen tijdens de basisschoolperiode steeds vaardiger in het redeneren over tijd?
- besef dat als twee gebeurtenissen op hetzelfde moment beginnen, en de ene later eindigt dan de ander, dat de gebeurtenis die later eindigde dan langer heeft geduurd - Kinderen van 5 jaar kunnen alleen zulke logische conclusies trekken als zich tijdens de situatie niet iets anders voordoet dat hen kan afleiden. *5 jarigen beseffen zich dat een gebeurtenis die op hetzelfde moment is begonnen, maar op een later moment eindigt langer is. Gaat wel moeilijk, trein voorbeeld.*
50
Wat is causaliteit?
Als je hier iets doet, heeft dat ergens anders een effect. We willen betekenis geven aan dingen om ons heen. We willen dingen verklaren. Dit komt door de causaliteit.
51
Hoe denken nativisten over het krijgen van causaal begrip door kinderen?
beweren dat peuters een aangeboren causale module of kerntheorie bezitten
52
Hoe denken empiristen over het krijgen van causaal begrip door kinderen?
beweren dat herhaalde observaties van de omgeving tot causaal begrip leiden.
53
hoe ontwikkeld het causale begrip van kinderen zich?
Rond de 6 maanden merken peuters causale verbanden tussen sommige fysische verschijnselen op, zoals botsingen. Het begrijpen van causale verbanden bevordert het geheugen en imiteren vanaf ongeveer 1 jaar. Kinderen imiteren sneller als ze een verband zien We zien dit ook steeds vaker als oorzaken niet direct zichtbaar zijn. oudere kleuters zijn beter in het zien van verbanden dan jonger kleuters. Kinderen worden steeds beter in identificeren van causale relaties, zelfs als de oorzaken niet onmiddellijk duidelijk zijn: - oudere kleuters zijn beter dan jongere in bijvoorbeeld het begrijpen van causale relaties tussen kenmerken van gereedschap en de kans op succes bij het gebruiken van dat gereedschap. - Later zoeken kinderen actief naar verborgen oorzaken als er geen oorzaak zichtbaar is *Als iets gebeurt met een consistentie verwachten kinderen dat er 1 oorzaak is.*
54
Hoe kijken nativisten aan tegen de ontwikkeling van inzicht in getallen?
ze beweren dat kinderen geboren worden met een kernbegrip van getallen
55
Hoe kijken empiristen aan tegen de ontwikkeling van inzicht in getallen?
begrip van getallen ontwikkelen we door ervaring
56
Wat is het meest basale begrip van getallen?
de numerieke gelijkheid = het besef dat alle sets van N objecten iets gemeen hebben
57
Hoe ontwikkeld het besef van numerieke gelijkheid zich?
- Kinderen van 5 manden hebben dit besef al, tenminste als het gaat om sets van 1,2 of 3 objecten - Daarnaast hebben kinderen bij benadering een juist besef van grotere getallen - Pas rond de 3 of 4 jaar, echter, krijgen kinderen een precieze representatie van sets die wat groter zijn dan 3, mede doordat ze leren tellen. → knuffeltje in doosje experiment
58
Hoe ontwikkeld het kunnen tellen zich?
begint rond 2 jaar. Erg belangrijk voor begrip van aantallen. Rond de 3 jaar kunnen de meeste kinderen tot 10 tellen, maar dit is een riedeltje, er is geen besef van de betekenis van deze getallen. De meeste kleuters begrijpen de basisprincipes van tellen, zoals een-op-een overeenkomst, stabiele volgorde, kardinaliteit, irrelevante volgorde en abstractie
59
Wat is de 1-op-1 overeenkomst?
het 2e getal kan niet ook het 3e getal zijn
60
Wat is kardinaliteit?
het aantal objecten correspondeert met het laatst genoemde getal
61
Wat is irrelevante volgorde?
tellen in een verkeerde volgorde - 2,3,1
62
Wat is abstractie?
elke set van gebeurtenissen kan je tellen. Zeker in de basisschooltijd wordt er meer tijd besteed aan tellen, waardoor we beter kunnen tellen
63
Hoe kunnen ouders bijdragen aan het vormen van subordinate levels van hun kinderen?
superordinate level linken aan basic level voorbeelden. Bij een basic level linken aan het subordinate level
64
Wat is een voordeel van causale verbaden en categorisatie?
het helpt kinderen om dingen beter te leren en te onthouden
65
Wat zijn de drie concepten (kern van naïve psychologie) die we gebruiken om menselijk gedrag te begrijpen?
- wens/verlangen - geloof/overtuiging - actie/handeling
66
Wat zijn 3 gebieden van de naïve psychologische concepten?
- invisible mental states - psychologische concepten zijn gelinkt aan elkaar door oorzaak-gevolg. (chagrijnig door gebeurtenis, daardoor gemeen) - de concepten van hierboven ontwikkelen zich heel vroeg (debat nature nurture)
67
Baby's hebben interesse in menselijke gezichten en bewegingen. Hierdoor leren ze:
1. Begrijpen van bedoeling, waarom mensen handelen op een bepaalde manier 2. zelfkennis 3. gedeelde attentie, waarbij 2 of meer mensen focussen op hetzelfde (> intersubjectiviteit)
68
Wat is de theory of mind?
Het begrijpen hoe mentale processen het gedrag beïnvloeden
69
Wat zijn zwaktes van kinderen op het gebied van kennis van dieren?
- hoe/waarom dieren zijn ontstaan - wat is wel/niet levend (maan, planten) - tot 5/6 niet door dat mensen ook dieren zijn
70
Wat is essentialisme?
Het idee dat levende dingen een essentie in zich hebben dat ze maakt tot wat ze zijn. Dit maakt het begrijpen van evolutie erg moeilijk voor kinderen.
71
Wat zijn bewijzen voor de nativistische biology module?
- het was vroeger cruciaal om snel te leren over dieren en planten - Kinderen over de hele wereld hebben interesse in dieren en planten - kinderen over de hele wereld organiseren de informatie over dieren en planten op gelijke manier.
72
Wat zijn 2 varianten van spatial coding?
1. het representeren van ruimte ten opzichte van zichzelf - kinderen herkennen welk object dichterbij henzelf is en naar welke richting het staat. Volgens Piaget kunnen kinderen in de sensorimotorische fase alleen egocentric representations vormen. Self-locomotion helpt kinderen om de locatie van een object te begrijpen 2. Het representeren van ruimte ten opzichte van de omgeving. Hiervoor worden bijvoorbeeld landmarks gebruikt. Bij volwassenen verschilt het richtingsgevoel van persoon tot persoon, cultuur heeft hier geen invloed op
73
Wat is naïeve psychologie?
mensen worden geboren met een basisniveau van begrip van zichzelf en anderen.
74
Wat is de theory of mind module?
een verondersteld hersenmechanisme dat bestaat om andere mensen te begrijpen
75