College 1 (H2)- aantekeningen flashcards

1
Q

Waarom leren we over de hele vroege ontwikkeling op de AOLB?

A

hierdoor krijg je een beeld van het grote plaatje van de ontwikkeling. Daarnaast zijn de eerste jaren cruciaal voor de ontwikkeling van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn gameten?

A

Het is naam voor eicellen en zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke celdeling ontstaan gameten?

A

door de meiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 cellen heb je nodig voor een bevruchting?

A

een zaadcel en een eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 processen vinden plaats na de bevruchting?

A

mitose, celmigratie, celdifferentiatie en apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is mitose?

A

De normale celdeling, waardoor cellen zich verdubbelen en alle eigenschappen van de cel hetzelfde blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is celmigratie?

A

het verplaatsen van de cel naar de plek waar hij terecht moet komen (cel voor het hoofd ook direct naar het hoofd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is celdifferentiatie?

A

Cellen specialiseren zich voor een bepaalde functie: cellen die zenuwcellen moeten worden passen zich naar deze vorm aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is apoptose?

A

Het afsterven va cellen (dit is bijvoorbeeld nodig om je handen van ronde bollen naar de vorm die wij kennen te krijgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ontstaan twee-eiïge tweelingen?

A

bij de eisprong zijn 2 eitjes vrijgekomen, deze worden allebei bevrucht door een zaadcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat een ee-eiïge tweeling?

A

doordat een zygote zich binnen 10 dagen na de bevruchting splitst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke kans neemt toe als een zygote eerder splitst?

A

hoe eerder de splitsing plaatsvindt, hoe groter de kans dat baby’s een eigen vruchtzak en placenta hebben. Als splitsing laat (binnen de 10 dagen) plaatsvindt is deze kans kleiner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het moeilijk om te bepalen hoeveel tweelingen er precies geboren worden?

A

IVF zorgt ervoor dat er meer tweelingen geboren worden, en het vanishing twin syndrome zorgt ervoor dat uit veel tweelingzwangerschappen toch maar 1 kind geboren wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het vanishing twin syndrome? Wat zijn de gevolgen?

A

als 1 kind van de tweeling al in de buik overlijdt. Dit heeft grote invloed op de ouders, maar ook op de overlevende tweelinghelft. Zowel fysiek als mentaal. Ook beïnvloed het gedrag van ouders na het verliezen van 1 van de kinderen het gedrag van het overlevende kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij hoeveel tweelingzwangerschappen treedt het vanishing twin syndrome op?

A

bij 15-35% van de tweelingzwangerschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vanaf hoeveel weken na bevruchting spreken we van een embryo?

A

na 3 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer wordt het zenuwstelsel aangelegd?

A

Vanaf week 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer begint het hart en andere onderdelen te ontwikkelen?

A

Vanaf 4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer noemen we een embryo een foetus?

A

vanaf 9 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat bedoelen we met een cefalocaudale ontwikkeling?

A

Baby’s ontwikkelen zich van boven naar beneden -> eerst ontwikkeld het hoofd zich, dit stuurt daarna al veel dingen aan, daarna pas de lagergelegen onderdelen van de baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer spreken we van een vroeggeboorte?

A

als een kind voor de 37 weken geboren wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat kan een foetus?

A
  • bewegen, al vanaf best vroeg (navelstreng vastpakken)
  • voelen - sluit wat aan bij beweging
  • zien= nog wat beperkt, en er is ook weinig licht in de baarmoeder, maar bij vel licht op buik treedt wel een reactie op.
  • proeven = baby’s ontwikkelen al voorkeuren voor smaak tijdens de zwangerschap, door bepaalde producten die moeder eet.
  • horen= in de baarmoeder continue ruis, door bloed. Ook stemmen uit de omgeving die worden opgevangen door foetus. Vanaf week 27/28 kan foetus reageren op omgevingsgeluid en ook al gehoorschade oplopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe leert een foetus?

A

habituatie = dingen die inmiddels bekend zijn geraakt (stemmen uit de omgeving) lokken geen reactie meer uit, of minder reactie.
Dishabituatie = een nieuwe prikkel waarmee de foetus te maken krijgt en die wel een reactie uitlokt.
-> vooral in het derde trimester

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wanneer spreken we van een miskraam?

A

Wanneer de zwangerschap eindigt voordat de eerste 12 weken zijn voltooid. De kans dat een miskraam optreedt is redelijk groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de reden voor een miskraam en wanneer moet je dit laten onderzoeken?

A

Vaak is er geen duidelijk aanwijsbare reden voor een miskraam. Als het herhaaldelijk is voorgekomen dat een vrouw een miskraam krijgt, is het handig om dit te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Zorgt een eerdere miskraam voor gevaren voor een volgende miskraam?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is afwijkende groei?

A

wanneer de groei bijvoorbeeld achterblijft. Bijvoorbeeld het hoofd, waardoor een beperking optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke dingen kunnen misgaan bij een zwangerschap?

A
  • miskraam
  • afwijkende groei
  • congenitale afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn congenitale afwijkingen?

A

afwijkingen als een open ruggetje of een hazenlip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe kunnen deze dingen misgaan bij een zwangerschap?

A

Vaak is het pure pech, soms heb je wel effect, bijvoorbeeld door gebruik van teratogenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn teratogenen?

A

schadelijke omgevingsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn voorbeelden van teratogenen?

A

Bepaalde voeding, sommige medicijnen, drugs, alcohol, nicotine en vervuilde lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe kan bepaalde voeding schadelijk zijn?

A

bijvoorbeeld rauwe vis en vlees kan tot infecties leiden. Ook kan ondervoeding tot overgewicht voor het kind in de toekomst leiden.

34
Q

Wat is een voorbeeld van voeding die de ontwikkeling juist positief beïnvloedt?

A

het slikken van foliumzuur verkleint de kans op een open rug bij de baby

35
Q

Waar kan het gebruik van alcohol, drugs en nicotine toe leiden?

A

laag geboortegewicht, longproblemen en het foetale alcoholsyndroom

36
Q

Wat is het foetale alcoholsyndroom?

A

een aandoening die leidt tot mentale en fysieke gebreken van het kind als gevolg van alcholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap

37
Q

Hoe is vervuilde lucht slecht voor een foetus?

A

Lucht met fijnstof erin heeft slechte invloed op de ontwikkeling van een baby

38
Q

Wat zijn sensitieve periodes?

A

periode waarin embryo/foetus extra gevoelig is voor teratogenen

39
Q

Wat is de dosis-respons relatie?

A

hoe groter de hoeveelheid teratogenen waarmee het kind in aanraking komt, hoe groter de kans ook wordt dat er iets misgaat.

40
Q

Wat is het cumulatief risico bij teratogenen?

A

als er meer teratogenen aanwezig zijn in de omgeving, wordt de kans op afwijkingen vergroot.

41
Q

Hoe hebben moeders met een lage SES een grotere kans op een afwijking bij hun kind?

A

De omgevingsomstandigheden zijn vaak slechter bij een lage SES, waardoor het risico op afwijkingen toeneemt.

42
Q

Hoe heeft de leeftijd van een moeder invloed op de zwangerschap?

A

hoe ouder je wordt, hoe kleiner de kans dat je zwanger wordt, maar ook hoe groter de kans op afwijkingen.

43
Q

Hoe beïnvloedt SES de leeftijd waarop je kinderen krijgt?

A

Hoger SES vaak later kinderen dan lagere SES

44
Q

Hoe wordt een gezonde leefstijl tijdens de zwangerschap beïnvloedt door cultuur en sociale omstandigheden?

A

Het maken van keuzes over wat je wel en niet eet bijvoorbeeld speelt een rol, maar ook de toegang tot gezond voedsel en kennis over zowel voeding als vaccinaties.

45
Q

Wat is de sociale/culturele invloed op hoeveelheid voorlichting en controles bij zwangerschap?

A

cultuur en maatschappij en tijd waarin je leeft bepaalt hoeveelheid controles. In nederland relatief veel monitoring, maar niet altijd zo geweest

46
Q

Waar zorgden wetenschappelijke innovaties binnen de zwangerschap voor?

A
  • echoscopie
  • IVF
    -NIPT test
47
Q

Wat weet je over echoscopie?

A

mogelijk sinds jaren 60, hierdoor meer controle en duidelijkheid over hoe het kind ontwikkeld en of er bijvoorbeeld een tweeling ontwikkeld

48
Q

Wat kan je vertellen over IVF?

A

mogelijk sinds eind jaren 70, hierdoor kan je zwangerschappen voor elkaar krijgen die zonder IVF niet waren gelukt

49
Q

Wat weet je over de NIPT test?

A

Een bloedtest zonder risico voor de foetus. Hiermee kan je chromosomale afwijkingen van een foetus opsporen. Inmiddels is dit een gratis optie voor zwangeren

50
Q

Wat zijn de voordelen van zwangerschap innovatie?

A

het maakt veel zwangerschappen mogelijk, zorgt ervoor dat je bij het ontdekken van een afwijking nog kan kiezen om de zwangerschap wel of niet door te zetten, ook kan het je juist voorbereiden op de komst van een kindje met een beperking.

51
Q

Welke dilemma’s zijn er bij innovatie in zwangerschappen?

A
  • in hoeverre wil je ingrijpen in de natuur? (bijvoorbeeld geslacht kiezen van een embryo (mag niet maar zou technisch kunnen)
  • Het stelt je voor een keuze. Hoeveel wil je weten als aanstaande ouder en welke mogelijke consequenties heeft dit? vroegtijdige screening zorgt ook voor stress; soms lijkt een afwijking op te treden en is dit achteraf niet het geval
  • Wie betaald de kosten?
52
Q

Wanneer vindt de geboorte plaats?

A

Ongeveer 38 weken na de bevruchting

53
Q

Wat is de eerste stap bij de geboorte van een baby?

A

het indalen van het kind

54
Q

Wanneer begint de bevalling?

A

wanneer de weeën beginnen

55
Q

Wanneer mag je gaan persen?

A

Bij 10 cm ontsluiting

56
Q

Hoe lang duurt persen?

A

vaak max een uur

57
Q

Hoe lang kan het duren om van de eerste weeën naar 10cm ontsluiting te komen?

A

gemiddeld 14 uur

58
Q

Hoe kan een baby zuurstoftekort hebben bij de geboorte en wat zijn de effecten?

A

Baby kan zuurstoftekort hebben door navelstreng om nek of door te lang in het geboortekanaal te zitten met het hoofd. Hierdoor is er een kans op afwijkingen

59
Q

Wat zijn sociale/culturele invloeden op keuzes en omstandigheden rondom de geboorte?

A

Thuis of in ziekenhuis? In NL veel thuisbevallingen, want in geval van nood snel in ziekenhuis.

Wie is er bij de bevalling? in NL vaak alleen partner en medici, in buitenland soms alle vrouwen uit de familie.

Welke houding neem je aan bij bevalling? hier liggen we vaak op onze rug bij bevalling, terwijl het handiger is om te hurken of op handen en knieën te bevallen

60
Q

Wat maakt de beschikbaarheid tot hulp bij bevallingen ongelijk?

A

Bij ziekenhuisbevalling vaak eigen bijdrage betalen, die niet iedereen zich kan veroorloven

61
Q

Hoeveel procent van de kinderen heeft een te laag geboortegewicht?

A

ongeveer 10%

62
Q

Wanneer spreken we van een kind met een te laag geboortegewicht?

A

als een kind minder dan 2500 gram weegt

63
Q

Wat zijn de oorzaken van een te laag geboortegewicht?

A
  • premature geboorte
  • oorzaak aan teratogenen
  • gewoon pech hebben
64
Q

Welke zwangerschappen hebben een grotere kans op een laag geboortegewicht?

A

tweelingzwangerschappen

65
Q

Wat zijn effecten voor een kind met een laag geboortegewicht?

A

ze zijn gevoeliger voor ziektes, hebben vaak een lagere intelligentie, bijvoorbeeld door niet volledig ontwikkelde hersenen

66
Q

Wat is een belangrijke ongunstige factor bij een premature geboorte?

A

Door couveuse minder ruimte voor binding tussen moeder en kind, hierdoor stress bij zowel ouder als kind.

67
Q

Hoe slapen baby’s?

A

Ze wisselen af tussen REM en non-REM slaap. REM slaap vindt plaats om dingen te verwerken, kind leert heel veel in korte periode.

68
Q

Hoeveel slapen baby’s in het eerste jaar?

A

tot 6 maanden - 16 uur per dag
6-12 maanden - 14 uur per dag

69
Q

Slaapt het kind goed door?

A

nee, kind heeft eigenlijk elke 3 uur voeding nodig

70
Q

Wat zijn sociale/culturele invloeden op keuzes en omstandigheden romdom slaap?

A

plaats van slapen - baby’s bij ouders in bed houden is niet slim, maar gebeurt in veel culturen.

slaaptijden - in Westerse culturen vaak strakke schema’s, in zuiden europa meer go with the flow, kind slaapt wanneer het moe is.

Er zijn verschillende manieren om naar het in slaap vallen van je kind te kijken:
1. Laten uithuilen = kind moet zelf leren om in slaap te vallen, hier hoort huilen bij
2. Bij kind blijven totdat het in slaap valt, waardoor het kind niet hoeft te huilen

71
Q

Waarom is het slim om je kind in de eerste 6 maanden op je kamer te houden?

A

Nabijheid zorgt voor een veilig gevoel voor de baby, ook kan je sneller opmerken als er iets niet klopt, waardoor wiegendood voorkomen kan worden

72
Q

Hoe gedraagt een baby zich als deze wakker is?

A

Alert

73
Q

Wanneer huilt een baby?

A
  • honger, pijn, moe
  • vooral in namiddag/avond
  • piek na 6-8 weken, dan krampjes
74
Q

Hoe kan je een baby troosten?

A

wiegen, strelen, drinken, dragen, afleiden en inbakeren

75
Q

Wat is de oei ik groei theorie?

A

een theorie over 10 mentale sprongen/regressieperioden in de eerste 20 maanden van het kind. De aannames hierbij zijn dat sprongen plaatsvinden op voorspelbare momenten, sprongen beginnen met hangerigheid, huilerigheid en humeurigheid. Na de moeilijke periode heeft het kind nieuwe interesses en is het zelfstandiger

76
Q

Waarom kunnen we de oei ik groei theorie niet helemaal serieus nemen?

A

Uit onderzoek blijkt dat de sprongen echt niet precies op dezelfde momenten plaatsvinden.

77
Q

Wat is de hoofdvoeding tijdens het eerste jaar van een kind?

A

melk, het zou goed zijn om dit tot het 2e jaar te blijven geven

78
Q

Waarom is flesvoeding soms nodig?

A

prematuren kunnen slecht melk uit tepel zuigen en moeders van moeilijke bevallingen hebben soms moeite met het op gang brengen van de melkproductie

79
Q

Wanneer wordt vaste voeding geleidelijk geïntroduceerd?

A

na 4 tot 6 maanden

80
Q

Wat is baby led weaning?

A

Het aanbieden van voedsel aan een kind in stukken, waardoor deze het zelf kunnen afhappen.

81
Q

Wat zijn sociale/culturele invloeden op keuzes en omstandigheden binnen verzorging en opvoeding?

A
  • verdeling zorg tussen ouders (afhankelijk van verlogmogelijkheden), dit zorgt voor verschillen tussen de wijze waarop een ouder een band vormt met het kind
  • kraamzorg = hier kraamzorg, in andere landen hulp van familie of zelfs geen hulp
  • kinderopvang = wie zorgt voor het kind? In veel culturen moeder thuis. Je kan ook voor kinderopvang kiezen of je kind onderbrengen bij familie.