College 2 Flashcards
Wat zijn de drie processen die geheugen beïnvloeden?
Encoding (informatie opnemen), storage (informatie bewaren) en retrieval (informatie ophalen).
Wat is het verschil tussen kortetermijngeheugen (STM) en langetermijngeheugen (LTM)?
STM heeft beperkte capaciteit en snellere toegang, terwijl LTM grotere capaciteit heeft en gevoeliger is voor semantische fouten.
Wat zijn primacy- en recency-effecten?
Primacy-effect is dat items aan het begin beter worden onthouden, terwijl recency-effect inhoudt dat items aan het eind beter worden herinnerd.
Welke geheugenstructuren vormen samen het multicomponent werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch?
De fonologische lus, visuospatiële schetsblok, en episodische buffer.
Wat is de functie van de fonologische lus?
Verantwoordelijk voor het kortetermijnopslag van geluiden en spraakgebaseerde informatie.
Wat is de functie van het visuospatiële schetsblok?
Verantwoordelijk voor het kortetermijnopslag van visuele en ruimtelijke informatie.
Wat doet de episodische buffer in het werkgeheugen?
Integreert informatie van het langetermijngeheugen, de fonologische lus en het visuospatiële schetsblok.
Wat is het verschil tussen expliciet en impliciet geheugen?
Expliciet geheugen vereist bewuste herinnering, terwijl impliciet geheugen onbewust is en vaak stabieler.
Wat is priming in de context van geheugen?
Het activeren van gerelateerde concepten door blootstelling aan een stimulus, wat zowel impliciet als expliciet geheugen beïnvloedt.
Wat is het verschil tussen supraliminale en subliminale primes?
Supraliminale primes zijn waarneembaar maar onbewust gerelateerd, terwijl subliminale primes niet waarneembaar zijn.
Waarom zijn impliciete maatregelen soms superieur in reclameresearch?
Ze zijn stabieler en minder gevoelig voor sociale wenselijkheid, vooral bij langetermijn socialisatie-effecten.
Wat is de beperking van het gebruik van alleen expliciete maatregelen bij het meten van reclamesucces?
Expliciete maatregelen kunnen worden beïnvloed door sociale wenselijkheid en geven mogelijk niet de volledige effecten van reclame weer.
Wat is het Google-geheugeneffect (Google memory effect)?
Het fenomeen waarbij mensen minder onthouden omdat ze denken dat ze de informatie later online kunnen opzoeken.
Wat is retroactieve interferentie?
Nieuwe informatie verstoort de herinnering aan eerder geleerde informatie.
Wat is proactieve interferentie?
Eerder geleerde informatie beïnvloedt het leren van nieuwe informatie.