College 13 Flashcards

1
Q

Wat is agressie?

A

intentioneel gedrag met als doel iemand fysiek of mentaal pijn te doen. Meer dan geweld door de intentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 soorten agressie zijn er?

A

Hostile agression: agressie na het gevoel van boosheid met als doel iemand pijn doen
instrumental agression: Een intentie om iemand pijn de doen, maar het doel is iets anders dan pijn doen (geld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 3 aspecten van het internet die bijdragen aan agressie en leg uit.

A
  1. Motivational (motivatie creëren): Het internet is er altijd, het internet is voor iedereen toegankelijk en je voelt je meer betrokken omdat het interactief is
  2. Disinhibatory(minder remming): Niet gereguleerd, anoniem, wordt niet in de gaten gehouden, contact met gelijken zorgt voor versterking
  3. Opportunity (mogelijk maken): makkelijk bereikbaar, slachtoffer wordt niet gezien, identiteit kan vermomd worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van pesten

A

Een intentionele agressieve handeling of gedrag die wordt uitgevoerd door een groep of individu herhaaldelijk over tijd en tegen een slachtoffer die zich niet makkelijk kan verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de definitie van cyberpesten?

A

Een intentionele agressieve handeling of gedrag die wordt uitgevoerd door een groep of individu herhaaldelijk over tijd en tegen een slachtoffer die zich niet makkelijk kan verdedigen door elektronische vormen van contact te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen online en offline pesten? 7 aspecten

A
  1. afhankelijk van technologische expertise
  2. anoniem en indirect
  3. geen reactie van het slachtoffer
  4. variatie in rol van bijstanders
  5. groter bereik
  6. bijna niet te ontvluchten
  7. je krijgt geen status door het pesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het effect van deindividualisatie op cyberpesten?

A

Iedereen pest dus jij ook maar, je voelt je geen individu maar een deel van de groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is er desinhibitie bij cyberpesten?

A

Je hebt geen remming omdat je niet ziet dat iemand pijn heeft, dus je gaat maar door (flaming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van cyberpesten?

A

Hacken, beschamende dingen posten over iemand, virus sturen, uitschelden, dreigmailtjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 4 interne motieven voor cyberpesten?

A
  1. Wraak
  2. Verveling
  3. Jaloezie
  4. Anders willen zijn (populair willen zijn, erbij horen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 3 externe motieven voor cyberpesten?

A
  1. geen gevolgen zien
  2. Geen confrontatie
  3. Het slachtoffer is anders dan jij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je cyberpesten tegengaan?

A

terugpesten, blokkeren, nee zeggen, berichten niet lezen en verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van trolling?

A

Trolling is een handeling waarbij gebruikers opzettelijk anderen provoceren in een online omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen cyberpesten en trolling?

A

trolling is vaak gewoon om te treiteren, soms instrumenteel. cyberpesten heeft als doel een specifiek persoon of groep pijn te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de definitie van verslaving?

A

Een patroon van gebruik van iets, wat leidt tot een psychologisch effect waarbij je niet meer kunt functioneren zonder dat iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 3 verslavingen online zijn er?

A
  1. gameverslaving
  2. gokverslaving
  3. SEIM, sexual explicit internet material.