College 1: hoofdstuk 1 & 2 Flashcards

1
Q

Kritisch denken
Goed voor analyseren problemen, formuleren complexe zaken en ingewikkelde discussies.

A

Niet blindelings informatie accepteren, maar ga in plaats daarvan zorgvuldig na of er tegen uitspraken of redeneringen iets valt in te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderzoek kritisch denken; Francesko Sizi

A

Francesko Sizi, 17de eeuwse astronoom stelt: Jupiters heeft geen satellieten of manen.
Beredenering: iets wat niet (met het blote ooh) te zien is, bestaat niet.
Galilei: Heeft Jupiters satellieten en manen gezien met telescoop
Beredenering: Zwaartekracht zie je ook niet, maar bestaat wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onderzoek kritisch denken;
Verband doodstraf en moorden Amerika

A

Onderzoek: aantal moorden liep af bij herinvoering doodstraf & op bij afschaffing-> doodstraf is effectief.
Tegenbewijs: Onderzoek data vergelijken met andere staten waar nooit doodstraffen zijn ingevoerd & leverde ongeveer hetzelfde aantal moorden -> doodstraf geen invloed op moorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conclusie
(geldig of ongeldig)

A

Uit redeneringen worden conclusies getrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ongeldige conclusie

A
  • Is deze uitspraak wel waar?
  • Klopt deze conclusie?
  • Valt er echt niet tegen te brengen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opbouw wetenschappelijk artikel

A

Titel
Inleiding
Methode: Hoe en welke manier?
Resultaten: Argumenten
Discussie: Wat kan je erover zeggen?
Conclusie: Redenering waarom onderzoek waardevolle info oplevert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Redenering/argumentatie

A

Bestaat uit minimaal 2 onderdelen;
Standpunt (conclusie) en argument om standpunt duidelijk te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ongeldige redenering

A

Geen goede argumenten (onderbouwing) voor standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Signiaalwoorden
- redenering meerdere argumenten
- onderscheiden argumenten en standpunt

A

Woorden of formuleringen die duidelijk maken dat het gaat om een redenering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dus, derhalve, daarom, daaruit volgt

A

Signiaalwoorden Standpunt (conclusie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Want, omdat, immers, aangezien

A

Signiaalwoorden Argument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Argument/premissie (moet geldig zijn)

A
  • Volgens wie?
  • Welke maatstaf hanteer je?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Feitelijke argumenten
(objectief)

A

Gebaseerd op feiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarderende argumenten
(subjectief)

A

Gebaseerd op meningen en gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly