College 1 aantekeningen flashcards

1
Q

Wat is bewust opvoeden?

A

denken op de lange termijn, dit kan het beste met de Thomas Gordon methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom voeden we als mensen op?

A

Omdat het nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 noodzaken zijn er voor opvoeden?

A

Een biologische noodzaak en een sociaal culturele noodzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de biologische noodzaak van opvoeden?

A

Als we een kind niet beschermen en verzorgen, gaat het dood. Als je een kind verzorgt kan het zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de sociaal-culturele noodzaak van opvoeden?

A

We hebben het als mensen nodig om te leren van onze opvoeders. We leren van hun kennis en ervaringen en doen dit door voor- en nadoen en door communicatie. Dit doen andere diersoorten ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is socialisatie?

A

Het eigen maken wat normale gedragingen zijn en wat de verwachtingen zijn die de omgeving van je heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden sociale rollen gevormd?

A

Door bepaalde dingen die van je worden verwacht in een bepaalde situatie.(Als opa en oma op bezoek zijn ben je beleefd en behulpzaam en gedraag je je op een bepaalde manier, als ze weer weg zijn is je rol misschien weer anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noemen we het aannemen van een bepaalde sociale rol?

A

role taking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe leren we deze sociale rollen aan?

A

door de processen van imitatie en distantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is imitatie?

A

het nadoen van gedrag van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is distantie?

A

Het checken of we het gedrag goed uitvoeren. Als je een nieuwe sociale rol aanleert, heb je een idee over hoe dit zou moeten, maar je kijkt ook naar anderen hoe zij het doen. Hierdoor leer je een bepaalde sociale rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaald ons gedrag?

A

door biologische aanleg, door imitatie en door wat je zelf met deze informatie doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is role making?

A

De mens is open van nature, we hebben wel een omgeving die ons wat vormt, maar we hebben hier zelf ook een bepaalde keuzevrijheid in. We kunnen een eigen draai geven aan een rol -> role making = ruimte om zelf invulling te geven aan een sociale rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn andere opties bij het aannemen van een rol?

A
  • een rol verwerpen
  • een rol tijdelijk aannemen omdat dit van je wordt verwacht
  • Liegen over een rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarop ligt de focus bij de conceptuele analyse?

A
  • taalgebruik dat correct is
  • taalgebruik dat courant, gebruikelijk is (geen metaforen)
  • woorden in een paradigmatische vorm - het woord wordt in een context gebruikt waarin er geen discussie mogelijk is over hoe het wordt gebruikt. Het is een onmiskenbaar voorbeeld; de kern of de essentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is opvoeding?

A

Een geheel aan daden, activiteiten en praktijken dat als doel heeft om een kind te ondersteunen in het proces van volwassen-wording.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gebruiken we het woord opvoeding ook?

A

Als woord dat kan slaan op de inhoud van de opvoeding (bijv. religieuze opvoeding) en de vorm van de opvoeding (bijv. autoritaire opvoeding). Het gaat hierbij dus om materiële en immateriële invulling binnen het gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is opvoeden?

A

specifieke (beperkte set van) daden of activiteiten, gericht op beïnvloeding in een gewenste richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn voorbeelden van opvoeden? Waar zijn deze activiteiten op gericht?

A

corrigeren, verbieden, terechtwijzen, aansporen en complimenteren. Het is een specifieke activiteit om ervoor te zorgen dat een kind iets leert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvan is opvoeden een onderdeel?

A

Van het grotere geheel dat we opvoeding noemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn kenmerken van opvoeden?

A
  • intentionele handelingen
  • interactie tussen volwassene en kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn intentionele handelingen?

A

doelbewuste handelingen. Je doet bepaalde dingen om een kind bepaalde dingen te laten doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke discussie is er binnen het intentionele handelen binnen de opvoeding?

A

Is het nodig dat een kind ook echt alles leert wat je wil dat het kind leert. Voedt je ook op als een kind niet leert wat je wilt dat het leert?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de interactie tussen ouder en kind bij opvoeding?

A

de intentionele interactie tussen ouder en kind met het doel het kind groot te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke interactie is er tussen ouder en kind?

A
  • er is tussen ouder en kind een verschil in morele en juridische status. Rechten, plichten en verantwoordelijkheden verschillen. Soms krijgt broer of zus tijdelijk verantwoording over kind, maar juridisch en moreel blijft ouder de verantwoordelijke.
  • paradigmatische betekenis slaat ook op tienerouders. Als tienerouder heb je een morele verantwoordelijkheid tegenover het kind, maar je bent niet juridisch aansprakelijk. (volgens Pauline niet zeker)
  • we moeten onthouden dat een kind geen object is dat beïnvloedt wordt door een ouder. Kind is niet passief. Kind heeft invloed, kind kan iets anders doen dat dat we verwachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de inhoud van opvoeden?

A
  • het moet in de opvoeding gaan om iets dat gezien wordt als waardevol. Als je het als ouder belangrijk vindt dat je kind kan stelen, leer je je kind stelen. Je kan je kind niet echt iets leren wat je zelf niet waardevol vindt. (moreel?)
  • als ouder leer je kind ook dingen die de samenleving belangrijk vindt. Zo leer je je kind regels die belangrijk zijn in de samenleving (verkeersregels en omgangsvormen) (conventie)
  • je leert je kind dingen die verstandig (prudent) zijn. Het is bijvoorbeeld verstandig om je tanden te poetsen. Het gaat niet echt om specifieke dingen waarvoor je specialist hoeft te zijn, maar meer om dingen die je als volwassene nodig hebt. (prudentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is opvoeden volgens Spiecker?

A

een poging om invloed uit te oefenen op de wil van het kind. De ontwikkeling van gezindheden (innerlijke houding) ten aanzien van bepaald gedag, aan de hand van kennis en vaardigheden. We willen niet alleen dat kinderen weten wat ze zouden moeten doen, maar willen ook dat ze dit daadwerkelijk doen.

Hierbij gaat het niet alleen om de richting van het willen, maar ook om de kracht van het willen. Kind moet progezindheid ontwikkelen tegenover positief gedrag en antigezindheid tegen negatief gedrag, en dit met voldoende intensiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het einddoel van opvoeden? Wat proberen we een kind mee te geven?

A

Het einddoel van opvoeden is volwassenheid. We proberen het kind dingen mee te geven waarvan we denken dat hij/zij dit nodig heeft om zich te kunnen gedragen volgens de geldende rechten en plichten. Dit is ook morele verantwoordelijkheid, en het is cultuur onafhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is morele verantwoordelijkheid? Hoe is dat cultuur onafhankelijk?

A

weten wat wel/niet mag, juridisch of ethisch, en daarna willen handelen. Dit is cultureel onafhankelijk, omdat we deze regels in elke cultuur terugzien, dat volwassenen zich moeten gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is volwassenheid?

A

Een beetje willekeurig. In de pedagogische zin hebben we het niet echt over een leeftijd, meer om de wijze waarop iemand in het leven staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een kenmerk van volwassenheid?

A

Een volwassene heeft een relatief stabiele levensoriëntatie. Deze oriëntatie past bij je en mensen kunnen je hierop aanspreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn kenmerken van deze levensoriëntatie?

A
  • door persoon zelf onderschreven, aanvaard
  • niet persé het resultaat van kritische reflectie
  • meestal is oriëntatie niet volstrekt uniek voor jou als persoon. Veel mensen hebben hetzelfde wereldbeeld als jij.
  • het is herkenbaar als jou innerlijke kern. Hierdoor ben je betrouwbaar en doe je niet ineens iets heel anders.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarop is opvoeden gericht?

A
  • het overbrengen en aanleren van gewenste en gepaste houdingen, opvattingen en gedrag (broertje helpen met huiswerk, leidt uiteindelijk tot helpen van anderen)
  • het heden maar ook vooruitkijkend naar de toekomst.
  • het willen en kunnen aannemen van morele verantwoordelijkheid ten aanzien van de eigen keuzes en gedrag. Bepaald gewenst gedrag uit daadwerkelijk uitvoeren. Dit zijn de ‘eigenlijk’ dingen.
  • bij opvoeden streven we naar perfectie, al weten we dat dit niet haalbaar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat biedt de conceptuele analyse binnen opvoeding?

A

Het geeft de gebruiksregels van het concept, maar geeft geen invulling aan de opvoeding

35
Q

Waarom wordt de invulling van opvoeding niet aangegeven door de conceptuele analyse?

A

omdat de invulling verschilt per autonomie, zelfstandigheid, dienstbaarheid, in balans zijn, etc. Dit is afhankelijk van de levensoriëntatie van de ouders (hoop, verwachting, ideel)

36
Q

Wat is ouder, opvoeding of onderwijs?

A

Opvoeding, onderwijs bestaat een paar duizend jaar, in onze vorm nog maar een paar honderd jaar. Opvoeding is ouder

37
Q

Om welke vraag gaat het in het onderwijs?

A

Wat willen we uiteindelijk meegeven aan de nieuwe generatie?

38
Q

Welke keuzes spelen een rol bij welke kennis we willen overdragen?

A
  • Wat is relevante kennis?
  • Wie krijgt onderwijs?
  • Hoe geven we kennis door en waarom zo?
39
Q

Wie is Richard Peters?

A

een van de kopstukken uit de traditie van de conceptuele analyse

40
Q

Van welke 3 kenmerken moet sprake zijn bij education?

A
  1. Iets waardevols leren
  2. het moet op een moreel acceptabele manier gebeuren
  3. Moet leiden tot ontwikkeling en groei (kennis, houding, gedrag)

Education heeft veel te maken met leren

41
Q

Welk onderscheid kan je maken binnen leren?

A

What -> feiten, weetjes, dngen die je gewoon moet leren, in je hoofd moet stampen

how -> hoe voer je iets uit? bijvoorbeeld hoe je moet fietsen.

Why? -> uitleggen, begrijpen. Dit noem je ook wel de hoogste vorm van leren.

42
Q

Waar gaat education om?

A

Om het kunnen leren, het zelf kunnen nadenken en tot een oordeel komen. Ecudation gaat dus niet alleen om feiten en dingen leren uitvoeren, maar ook uitvinden waarom dit zo is, waardoor je er iets van kan vinden.

43
Q

Wat zijn waardevolle dingen om te leren?

A

Kennis en vaardigheden die gezien worden als zinvol in onze samenleving. Dit gaat om zaken die van maatschappelijk belang.

44
Q

Wie zorgt er ook voor dat de kinderen deze maatschappelijk belangrijke dingen leren?

A

school

45
Q

Waarvoor zijn tussenscholen opgericht? (christelijk/speciaal onderwijs)

A

Het maatschappelijk belang van de school botst soms met de persoonlijke overtuiging van de ouders. Door tussenscholen kunnen ouders een school kiezen die het beste aansluit bij hun kind

46
Q

Hoe verloopt onderwijs op een moreel acceptabele manier?

A
  • we moeten recht doen aan de mens als wezen dat kan leren. Ook als een leerling erg moeilijk is, moet je de hoop niet opgeven. Het kind kan leren, veranderen. Het ligt niet vast wie een kind is. je kan proberen hier invloed op uit te oefenen. Bijvoorbeeld door anders te reageren als een kind boos is.
  • We moeten recht doen aan gelijkwaardigheid van leerlingen. Ook moeilijke leerlingen moeten de ruimte krijgen om als gelijkwaardige aangesproken te worden. Ieder kind zou de ruimte moeten krijgen en aangespoord moeten worden om zelf na te denken
  • Je mag een leerling niet zien als instrument om een doel te bereiken dat jij belangrijk vindt. Je mag je leerlingen niet gebruiken om de ouders iets te laten doen bijvoorbeeld.
47
Q

Waarvoor moet je oppassen met jonge kinderen?

A

jonge kinderen zijn heel vatbaar voor de autoriteit van de juf/meester. Jonge kinderen nemen dit vaak gewoon aan en nemen het over. Dit zorgt voor een dilemma. Je kan je als leraar niet altijd neutraal opstellen, je moet een balans zoeken tussen delen wat je belangrijk vindt, maar leerlingen niet direct beïnvloeden.

48
Q

Waar leidt onderwijs toe?

A

tot ontwikkeling en groei. kennis hebben en weten hoe je deze kennis op een goede manier kan gebruiken (kennis, houding en gedrag van leerlingen)

49
Q

Wat is het verschil tussen opvoeding en onderwijs?

A

in onderwijs hebben leraren plicht om alle leerlingen zo goed mogelijk toe te rusten met vaardigheden en houdingen die in het algemeen gezien worden als zinvol en wenselijk.

Bij opvoeding hebben ouders andere rol. Ouders hebben het recht om eigen kinderen in de opvoeding toe te rusten met kennis, vaardigheden en houdingen die zij zelf belangrijk vinden en zien als zinvol en wenselijk. Hier ben je als ouder vrij in.

ouders zijn ook verantwoordelijk voor kleine hoeveelheid kinderen, school voor grote hoeveelheid kinderen

50
Q

Welke 2 visies zijn er over het bespreken van maatschappelijke vraagstukken in het onderwijs?

A

1: school is de plek om kennis te maken met kwesties die spelen in de samenleving. Hier komen immers alle kinderen bij elkaar. Hier horen duurzaamheidsvraagstukken bij. Je kan je gaan afvragen of het nog wel de taak is van de school om dit te leren. Moet het onderwijs hiervoor gebruikt worden.

2: De school moet een vrije plek zijn, los van maatschappelijke vraagstukken en problematiek. We moeten kinderen de school bieden om te oefenen met het omgaan met maatschappelijke vraagstukken. We vallen kinderen niet lastig met de vraagstukken, ze mogen er mee oefenen

51
Q

Wat bedoeld Hannah Arendt met de dubbele pedagogische verantwoordelijkheid van opvoeders?

A
  1. Naar de wereld = Natuur, cultuur en samenleving, menselijk ingrijpen in de natuur → belang van behoud en vernieuwing door nieuwe generatie.
  2. Naar het kind → ontwikkeling van eigen mogelijkheden en talenten. Ook op het gebied van keuzes autonomie, vrijheid van denken en oordelen.
52
Q

Hoe typeert Langeveld opvoeden?

A

als handelen dat bewust verricht wordt om een opvoedingsdoel te bereiken.

53
Q

Is alleen het doelbewust voltrekken van een handeling opvoeding?

A

Nee, ook het doelbewust niet uitvoeren van een handeling is opvoeding (niet ingrijpen bij onverstandige zakgelduitgave, als ouder denkt dat kind hier zelf van gaat leren)

54
Q

Wat is de definitie van opvoeden volgens Diekstra en Van Hintum(2010)?

A

'’opvoeden is iedere invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de ontwikkeling van een kind.’’ deze definitie is niet beperkt op doelbewust gedrag maar heeft ook betrekking op allerlei onbedoelde invloeden

55
Q

Opvoeden gebeurt zowel bij het wel als niet uitvoeren van een bepaalde handeling. Wat betekent dit voor opvoeden?

A

Opvoeden is dus per definitie geen sociaal ‘gebeuren’-begrip. Dat wil zeggen, een begrip dat op alle invloeden betrekking heeft die uitgaan van mensen op kinderen

56
Q

Welke term zou men beter voor de onbedoelde invloed van opvoeden kunnen reserveren?

A

opvoedende werking

57
Q

Waarom is opvoeden ook geen resultaat begrip?

A

er wordt met opvoeden een resultaat nagestreefd, maar om van opvoeden te spreken is het niet noodzakelijk dat het beoogde resultaat ook daadwerkelijk bereikt wordt

58
Q

Wat is de smalle betekenis van het begrip kind?

A

iedereen die de kleutertijd achter zich gelaten heeft, maar nog geen puber is

59
Q

Wat is de brede betekenis van het begrip kind?

A

iedereen die nog niet volwassen is. Kindertijd is periode van geboorte tot volwassenheid

60
Q

Hoe worden bepaalde rechten en plichten aan ouders en kinderen toegekend?

A

op grond van vermeende competenties, of juist op grond van het ontbreken daarvan. iemand met de status van een volwassene wordt geacht bepaalde competenties te bezitten die iemand met de status van een kind nog niet heeft.

61
Q

Staat opvoeden ook voor de interactie tussen opvoeder en opvoedeling?

A

nee, opvoeden staat voor het handelen of optreden van de opvoeder

62
Q

Wat is het opvoedingsdoel?

A

datgene dat tijdens het opvoeden welbewust wordt nagestreefd

63
Q

Welke kenmerken van opvoeden onderscheiden opvoeden van ander doelbewust gedrag?

A
  • het doel dat in opvoeden wordt nagestreefd bestaat uit bepaald gedrag van het kind. Dit kan gaan om bepaalde dingen doen, maar ook om bepaalde dingen laten
  • De omgang met het kind kan op elk moment omslaan in opvoeden. Dit is niet alleen bij het corrigeren van ongewenst gedrag, maar ook bij voorkomen negatief gedrag of als reactie op positief gedrag (volgens langeveld gaat degene die opvoedt er vanuit dat het kind niet uit zichzelf op het goede pad zal lopen of op het goede pad zal blijven, anders zou het niet nodig zijn om het kind op te voeden)
  • Moet opvoeden wordt er een relatief blijvend effect op het gedrag van het kind nagestreefd. Het is de bedoeling dat het kind deze handelingen blijft doen, ook als er niet op gecontroleerd wordt. het kind moet uit eigen beweging de goede dingen doen en verkeerde dingen laten
64
Q

Wat is regelgeleid gedrag binnen de handelingsfilosofie?

A

gedrag dat door normen bepaald wordt.

65
Q

Welke regels spelen in ieder geval een rol bij opvoeden?

A

morele regels

66
Q

Waar moeten we aan denken bij conventies binnen opvoeden?

A

etiquette, omgansvormen, gewoonten, gebruiken, verkeersregels, taalgebruiksregels. Conventies zijn regels uit een andere categorie dan morele regels.

67
Q

wat is het verschil tussen morele regels en conventies?

A

in geval van overtreding van een conventie het verkeerd zijn van de daad van die conventie afhankelijk is. Als de conventie niet zou gelden, dan zou de daad niet verkeerd zijn geweest. Terwijl ingeval van overtreding van een morele regel het verkeerd zijn van de daad niet van die regel afhankelijk is, als de regel niet van kracht zou zijn, zou de daad nog steeds verkeerd zijn.

68
Q

Wat zijn de regels van prudenties?

A

geven aan wat verstandig of juist onverstandig is om te doen

69
Q

Welke soorten regels zijn categorische imperatieven en wat betekent dit?

A

morele regels en conventies. dit zijn regels die ons zeggen wat we moeten doen, ongeacht onze wensen en belangen

70
Q

Welke soort regels zijn hypothetische imperatieven en wat betekent dit?

A

regels van prudentie. Zij schrijven voor wat we moeten doen om te redenen van eigen belang.

71
Q

Met welke 2 normatieve claims gaat opvoeden gepaard?

A
  1. Opvoeder is van mening dat het nagestreefde effect van zijn handelen wenselijk is.
    als zijn ingrijpen succesvol is, dat wil zeggen als het kind daadwerkelijk de beoogde gezindheden verwerft, zal hij dit zien als een verbetering, een vooruitgang of een positieve ontwikkeling (dit betekent niet dat anderen dit ook als wenselijk beschouwen), voor het correcte gebruik van de term opvoeden is alleen de wenselijkheidsclaim van de opvoeder een vereiste.
  2. opvoeden gaat gepaard met een zekere gezagsclaim
    Er is sprake van formeel en inhoudelijk gezag.
72
Q

Wat is formeel gezag?

A

Heeft betrekking op gedrag van mensen. Als een persoon gezag heeft, betekent dit dat hij krachtens zijn functie het recht of de bevoegdheid heeft om te bepalen wat er op een bepaald gebied gebeurt.

73
Q

Wat is inhoudelijk gezag?

A

heeft betrekking op overtuigingen of opvattingen van mensen. Als iemand inhoudelijk gezag heeft, bedoelen we dat hij op grond van zijn kennis het recht heeft of er aanspraak op kan maken dat zijn mening over een bepaald onderwerp wordt geloofd of er in elk geval veel gewicht wordt toegekend in de eigen meningsvorming

74
Q

Wat is een humanistische opvoeding?

A

inhoud: autonomie, kritisch denken, democratisch burgerschap, kosmopolitisme, liefde voor cultuur, sterk milieubewustzijn, liberale sexuele moraal, voorkeur voor gezonde voeding en betrokkenheid bij sport (vaak hockey)

vorm: autoritatief, met een evenwichtige verhouding tussen gezag en vrijheid, met ruimte voor exploratie en zelfexpressie, met open discussies en inhoudelijke gesprekken, bovendien dat alles genderneutraal.

75
Q

Wat is een salafistische opvoeding?

A

inhoud: heteronome grondhouding (regels volgen die een ander heeft bedacht), in het bijzonder overgave aan externe autoriteiten (Koran, de Hadith en gezaghebbende interpreten), loyaliteiten aan het islamitische burgerschap, inclusief een actief streven naar het kalifaat overeenkomstig het ideaal tawhid, een conservatieve seksuele moraal, wantrouwen tegenover de westerse cultuur, alleen voeding die halal is en geen alcoholgebruik

vorm: autoritair, met nadruk op gezag en straf, een dwingende initiatie in religieuze praktijken, zoals vast bezoek aan de moskee, bidden en reciteren uit de koran, duidelijk genderspecifiek.

76
Q

Hoe speelt volwassenheid een rol in opvoeding?

A

Niet alleen is de opvoeder een volwassene, ook is volwassenheid zowel het einddoel als het overkoepelende doel van de opvoeding

77
Q

Wat bepaald of iemand volwassen is?

A

Deze status is niet afhankelijk van de opvoeder, maar van de samenleving of gemeenschap waarin het kind wordt grootgebracht.

Het is een functie van vigerende verwachtingspatronen, dominante morele attituden en wettelijke bepalingen.

78
Q

Wat maakt iemand competent?

A

bepaalde vermogens, capaciteiten of vaardigheden- eigenschappen, kortom die maken dat iemand bepaalde dingen kan

79
Q

Leren salifistische ouders binnen een liberale democratie hun kinderen liberale ideeën?

A

Ja, omdat de kinderen ook verwacht worden om een liberale volwassen status aan te nemen, wel ziet dit er heel anders uit dan bij de humanistische opvoeding, bijvoorbeeld heel andere kijk op seks. Er wordt van de kinderen verwacht dat ze de salifistische moraal volgen, ook als ze vrijheid krijgen.

80
Q

Welk kenmerk van volwassenheid is onbelicht gebleven bij de voorbeelden van humanistische en salifistische opvoeding?

A

Dat volwassenen een relatief stabiele eigen levensoriëntatie hebben. Deze komt vaak overeen met anderen binnen dezelfde gemeenschap. Op deze manier kunnen we opvoeding begrijpen als het bieden van hulp aan kinderen bij de ontwikkeling van een persoon met een eigen levensoriëntatie

81
Q

Welke vorm kan de hulp van ouders aannemen bij het bieden van hulp bij het vinden van de eigen levensoriëntatie van een kind?

A
  • gesloten, massief en dwingend, met name wanneer van het kind wordt verwacht de levensoriëntatie van de opvoeder volledig over te nemen (salafistisch)
  • open, los en ondersteunend, als opvoeder vindt dat kind de ruimte moet krijgen om zelf een levensoriëntatie te ontwikkelen, en hij er alleen voor hoeft te zorgen dat het kind de toerusting verwerft die daarvoor nodig is, bijvoorbeeld door kind naar school te sturen.
82
Q

Wat is het verschil tussen opvoeding en opvoeden?

A

opvoeding = geheel van daden, zich uitstrekkend van vroege kindertijd tot aan volwassenheid

opvoeden = een bepaalde daad (of een cluster van daden

83
Q

Wat is het doel van opvoeden en het doel van opvoeding?

A

opvoeden = gedrag van kind aanpassen aan bepaalde regels
opvoeding = kind ondersteunen op weg naar volwassenheid