CMI-3 Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van kortademigheid bij jongeren (0-15)?

A

Acute luchtweginfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van kortademigheid bij ouderen (>64)?

A

COPD en hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de alarmsymptomen bij kortademigheid?

A

Cyanose (Centraal: saturatie >80%, blauwe lippen en tong. Perifeer blauwe extremiteiten), hemoptoë, hulpademhalingsspieren, intercostale trekkingen, afwezig ademgeruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de gradaties van MRC-score (Medical research Council Score)

A

Graad 0: Geen last van kortademigheid
Graad 1: Kortademigheid bij zware inspanning
Graad 2: Bij haasten (vlak terrein) of helling oplopen
Graad 3: Langzamer dan anderen mensen of stoppen op eigen tempo
Graad 4: Na 100m of enkele minuten stoppen
Graad 5: Te kortademig om huis uit te gaan of tijdens aan-/uitkleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bevindt oedeem zich bij linker- en rechterharthelft falen?

A

Links: longen
Rechts: perifeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zorgt infectie van de bronchiaalboom tot kortademigheid?

A

Slijmproductie en oedeem leiden tot een kleinere diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie: Orthopneu

A

Het kortademig worden in liggen positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt gemeten met de Lewis-Borst-Molhuijsen methode en wat is normaal

A

De CVD en normaal is kleiner dan R-4 (halsvene collabeert 4cm van referentiepunt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan hartfalen bij een normaal ECG uitgesloten worden?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke labtest wordt gedaan voor aantonen hartfalen?

A

NT pro-BNP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke labtest wordt gedaan bij het verdenking embolie?

A

d-dimeer (product wat vrijkomt bij afbraak fibrine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

X-thorax is niet nuttig bij aantonen COPD en Astma. Wel bij decompensatio cordis. Welke 3 kenmerken van hartfalen zijn zichtbaar op de röntgen?

A
  • Toegenomen hart-thorax ratio
  • Kerly lijnen
  • peribronchiaal oedeem

Normale röntgen sluit hartfalen niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe komt het dat kinderen gevoeliger zijn voor respiratoire problemen dan volwassenen?

A
  • Ademhalingsspieren minder krachtig
  • Compliantie van de thorax is hoger
  • Kleinere diameter van de luchtwegen
  • Immatuur afweersysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar wordt de normale ademhaling in de hersenen gereguleerd?

A

De medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar wordt de ademhaling perifeer gereguleerd?

A

Chemoreceptoren in de carotiden

Mechanoreceptoren in diafragma en skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leeftijd: Ademfrequentie / hartfrequentie

A
<1: 30-40 / 110-160
1-2: 25-35 / 100-150
2-5: 25-30 / 95-140
5-12: 20-25 / 80-120
>12: 15-20 /  60-100
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn bij auscultatie de 4 soorten bijgeluiden?

Wat zijn de oorzaken

A

Rhonchi: Vernauwde longwegen (polyfone rhonchi bij difusse obstructie, monofone rhonchi bij lokale obstructie) (laagfrequent: slijm)

Crepitaties: discontinue bijgeluiden, met explosief karakter. (grote luchtwegen: grove crepitaties) (kleine luchtwegen: fijne crepitaties).

Slijmgeruisen (rochelen)

Pleurawrijving: “voetstappen in sneeuw”. Pleuritis (zeldzaam bij kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe klinkt percussie bij pneumothorax?

A

Hypersonoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de oorzaak van paroxismale nachtelijke dyspnoe?

A

Linkszijdig hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Symptomen Laryngitis subglottica (pseudokroep)

A
  • Rinitis gevolgd door heesheid en blafhoest
  • Subfebriele temp, inspiratoire stridor
  • tussen 6 maanden en 5 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Symptomen Epiglottitis

A
  • H. influenzae type B
  • Ongevaccineerd: 2 tot 4 jaar
  • Snel progressief, toenemende dyspnoe, inspiratoire stridor
  • Hoge koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Symptomen Tracheïtis, tracheobronchitis

A
  • Bacteriële infectie

- Blafhoest, stridor, hoge koorts en algehele malaise

23
Q

Symptomen aspiratie Corpus Alienum

A
  • (sub)acuut

- Inspiratoir (hoog), expiratoir (laag)

24
Q

Symptomen Asthma bronchiale

A
  • Expiratoire dyspnoe, piepen en hoesten

- Verlengd expirium, ademgeruis kan verminderd zijn

25
Q

Symptomen Pneumothorax

A
  • Peracuut

- Verzwakt ademgeruis, geen bijgeruisen, sonore percussie

26
Q

Symptomen Longparenchymverlies

A
  • Dyspneu afhankelijk van ernst

- Verminderde gaswisseling op alveolair niveau

27
Q

Symptomen Atypische pneumonie, RSV (respiratoir syncitieel virus)-bronchiolitis

A
  • Niet productieve hoest, dyspnoe en tachypnoe
28
Q

Symptomen Longembolie

A
  • Zelden bij kinderen
  • Acute dyspnoe met hemaptoë en pleurapijn
    of
  • droge hoest en geleidelijk toenemende dyspnoe
29
Q

Symptomen Typische Pneumonie

A
  • Dyspneu, tachypneu en neusvleugelen

- Koorts, pijn bij zuchten, buikpijn

30
Q

Symptomen Hyperventilatie

A
  • Vooral meisjes in (pre)puberteit
  • Dyspnoe, duizeligheid, paresthesiën, pijn op de borst
  • Geen afwijkingen bij auscultatie
31
Q

Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van een anafylaxie?

A
  • IgE gemedieerde voedselallergie
  • Insectenbeet
  • Medicijn
  • Latex
32
Q

Wat zijn de 3 typen pneumonie?

A
  • lobaire pneumonie
  • atypische pneumonie
  • aspiratie pneumonie
33
Q

Bijkomende symptomen bij een atypische pneumonie kunnen informatie geven over de verwekker. Wat is de verwekker bij elke klacht?

  • Huidafwijking (exantheem)
  • Conjuctivitis
  • koorts, dyspnoe en waterige rhinitis
A
  • m. pneumoniae
  • chlamydia trachomatis
  • virale verwekker
34
Q

Diagnostiek pneumonie kinderen:

Het is een klinische diagnose, bloedkweek laat over het algemeen weinig zien. X-thorax kan worden gedaan bij twijfel. Wanneer wordt er aanvullend onderzoek gedaan? En wat houdt dit aanvullende onderzoek in?

A

Bij kinderen die 3 keer totaal x-thorax bevestigende pneumonie hebben gehad, of 2 keer x-thorax bewezen in een jaar.
De afwijkingen steeds op dezelfde plek: CT of bronchoscopie
Bij wisselende locaties: systemische afwijkingen verdacht (CF of PCD)

35
Q

Wat is de behandeling van pneumonie bij kinderen? Is dit bij zuigelingen hetzelfde?

A

Orale antibiotica. Amoxicilline de voorkeur.

Bij zuigelingen wordt AB systemisch gegeven.

36
Q

Wat wordt gegeven bij infecties met m. pneumoniae en chlamydia trachomatis

A

Macroliden

37
Q

Wat is bronchiolitis? Wat is de meest voorkomende verwekker?

A

Virale infectie van de onderste luchtwegen (vooral bij zuigelingen en jonge kinderen)
Meest voorkomende verwekker is RVS (50-90%).

38
Q

Hoe ontstaat bronchusobstructie bij bronchiolitis?

A

Door toegenomen mucusproductie, necrose van bronchusepitheel en oedeem

39
Q

Wat zijn mindere voorkomende verwekkers dan respiratoir syncytieel virus bij bronchiolitis?

A

Humaan metapneumovirus, para-influenza virus, influenza virus, adenovirus, enterovirus, rinovirus, coronavirus, humaan bocavirus.

40
Q

Wat wordt gezien bij patiënten met COPD wanneer we kijken naar de Tiffenaeu-index en X-thorax?

A
  • Tiffeneau-index (FVC/FEV1) <0,7

- X-thorax: Afplatting diafragma koepels en vernauwde longvaten

41
Q

Met welke aandoening komt COPD het meest in combinatie voor?

A

Linker hartfalen

42
Q

Beschrijf COPD

A

COPD is een chronische ontsteking wat leidt tot beschadiging/vernietiging van het longparenchym. Het gevolg hiervan is overinflatie en een verminderde elasticiteit van de long. Het is een permanente obstructie van de onderste luchtwegen.

43
Q

CRB-65 is een puntensysteem voor de ernst van de pneumonie en hoe iemand behandeld kan worden. Waar staat het voor? Bij welk aantal punten welke plaats van behandelen?

A
Punt bij: 
Confusion of new onset
Respiratory rate (>30 per minuut)
Bloodpressure (<90/>60 mmHG) 
65 jaar of ouder

Nul punten, buiten ziekenhuis behandelen waarschijnlijk
1 punt, met sprake hypoxemie of comorbiditeiten in ziekenhuis
2 punten, altijd ziekenhuis

44
Q

Wat zijn kenmerken van interstitielë longaandoeningen? (8 kenmerken)

A
  • Normale tiffeneau index
  • VC verlaagd
  • TLC verlaagd
  • verminderde CO diffusie
  • Chronische kortademigheid
  • niet productieve hoest
  • trommelstokvingers
  • crepitaties basis long
45
Q

Welke medicijnen kunnen door receptor activiteit ook leiden tot dypsnoe?

A
  • niet-selectieve betablokkers
  • aspirine
  • NSAID
46
Q

Wat zijn de vier mechanismen voor dyspnoe?

A
  • Luchthonger
  • Gevoel van ademarbeid
  • Strak gevoel op de borst (bronchospasmen)
  • Stimulatie C-vezels in de longen door stuwing van de longcapilairen
47
Q

Bij luchthonger is er sprake van chemoreflex-activiteit. Waar zitten de perifere chemoreceptoren en waar de centrale chemoreceptoren?

Waar reageert welke chemoreceptor op?

A

Perifeer: Glomus caroticum en aortaboog
Centraal: Hersenen

Perifere chemoreceptoren: hypoxie
Centrale en perifere chemoreceptoren: hypercapnie

48
Q

Wat stimuleert sterker de chemoreceptoren wat leidt tot luchthonger? Hypoxie of hypercapnie?

A

Hypercapnie

49
Q

Welk hersenonderdeel (anders dan het ademcentrum) is betrokken bij lucht honger? Wat zien we bij mensen met een laesie op deze locatie?

A

De insula anterior. Bij luchthonger neemt de doorbloeding toe. Bij een laesie mist het gevoel van luchthonger

50
Q

Wat zijn de drie opties bij het behandelen van luchthonger? (Hoe wordt dit bewerkstelligd?)

A
  • Arteriële bloedgaswaarde herstellen (toedienen zuurstof of onderliggende longziekte behandelen)
  • chemoreceptoren onderdrukken (in palliatieve setting, wordt gedaan met morfinomimetica. Opletten: bij metabole acidose worden receptoren ook gestimuleerd, dus ook behandelen)
  • longinflatie bevorderen ( met bijvoorbeeld betasympathico mimeticum (salbutamol))
51
Q

Wat voor soort souffle is er aanwezig tussen de eerste en tweede harttoon? Wat zou de oorzaak kunnen zijn?

A

Systolische souffle, bij mitralisklep insufficiëntie of een aortaklep stenose

52
Q

Wat voor soort souffle is er aanwezig na de tweede harttoon? Wat zou de oorzaak kunnen zijn?

A

Diastolische souffle, bij mitralisklep stenose of een aortaklep insufficiënte

53
Q

Hoe zou je het geluid van een aortaklep stenose omschrijven?

A

Crescendo - decrescendo

54
Q

Bij rokers kan nicotinevervangende therapie (NRT) gebruikt worden. Wanneer dit niet effectief blijkt kan farmacotherapie toegepast worden. Welke 3 middelen kunnen worden gebruikt?

A

Varencline, Bupropion, notryptiline (off-label)