Circulatie Flashcards
1
Q
boezem
A
atrium
2
Q
kamer
A
ventrikel
3
Q
aders
A
venen
4
Q
slagaders
A
arteriën
5
Q
grote lichaamsslagader
A
aorta
6
Q
tweeslippige klep
A
mitralisklep
7
Q
drieslippige klep
A
tricuspidalisklep
8
Q
slagaderlijke kleppen
A
arteriële kleppen
9
Q
klep van de aorta
A
aortaklep
10
Q
klep van de longslagader
A
pulmonalisklep
11
Q
de actieve fase of contractiefase
A
systolische fase (systole)
12
Q
de ontspanningsfase
A
diastolische fase (diastole)
13
Q
bloeddruk
A
tensie
14
Q
bovendruk
A
systolische bloeddruk
15
Q
onderdruk
A
diastolische bloeddruk