chemo hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

welke mogelijke behandeling zijn er voor kanker ?

A
  • chemotherapie
  • radiotherapie
  • hormonale therapie
  • gentherapie
  • immunotherapie
  • radionuclidentherapie
  • radioprotectie
  • oncologische chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke medicatie wordt er gebruikt voor chemotherapie ?

A

cytostatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doet cytostatica ?

A

remmen de cel in 1 bepaalde fase van de ontwikkeling en verhinderen ze op die manier de celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer heb je meer effect met chemotherapie?

A

als het combinatiechemotherapie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is combinatiechemotherapie?

A

verschillende cytostatica combineren die ingrijpen op andere fases van de celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is er belangrijk bij combinatiechemotherapie?

A
  • het gebruiken van producten met verschillende toxiciteitsprofielen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom moet je verschillende toxiciteitsprofielen combineren bij chemo ?

A

omdat het anders te veel belastend is voor 1 bepaald orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke voordelen zijn er om met toxiciteitsprofiel te werken ?

A
  • max aantal kankercellen gedood zonder onomkeerbare schade toe te brengen aan gezond weefsel
  • kans resistentie is kleiner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe bereikte cytostatica het volledige lichaam?

A

cytostatica komt direct of indirect in de bloedbaan terecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarop richt cytostatica zich?

A

op de kankercellen maar ook op de snel delende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is chemotherapie?

A

een complexe , invasieve en toxische behandeling met smalle therapeutische breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke normale lichaamscellen met een snel delende cel worden aangetast door cytostatica ?

A
  • haar
  • nagels
  • slijmvliezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat betekend smalle therapeutische marge ?

A
  • te weinig betekend onvoldoende werking op tumor
  • teveel = onomkeerbare schade en bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvan is kanker het resultaat?

A

diepgaande en complexe functieverstoring van bepaalde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom vermenigvuldigen onze cellen zich in normale omstandigheden ?

A

om de groei en het onderhouden van ons organisme te verzekeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer is er geen controle meer over de vermenigvuldiging van de cel?

A

door een afwijking binnenin de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar is het werkingsmechanisme van cytostatica op gericht?

A

om DNA te verstoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waarom worden er verschillende cytostatica gebruikt ?

A

elke cytostatica werkt op een andere manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke groepen zijn er van cytostatica ?

A
  • antimetabolieten
  • alkylerende middelen
  • antitumorale antibiotica
  • topo isomerase remmers
  • antimiotische middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat doet een antimetabolieten cytostatica ?

A

doden tumorcellen door zich in DNA van kankercel te nestelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat doet alkylerende middelen ?

A

kleven zich vast op DNA strengen van cel en verhinderen hierdoor de celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat doet antitumorale antibiotica?

A
  • sommige ab doden bacteriën andere zijn te toxische om te gebruiken maar kunnen wel gebruikt worden bij kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat doen topo isomerase remmers?

A

eiwit topo isomerase wordt geremd en daardoor geraakt DNA in de knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de taak van eiwit topo isomerase ?

A

DNA strengen mooi kunnen ontrafelen vooraleer de cel aan DNA replicatie kan doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat doen antimiotitische middelen ?

A

blokkeren 1 specifiek bestanddeel uit de celkern waardoor celdeling geremd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke indicatie kan cytostatica hebben?

A
  • curatieve chemotherapie
  • adjuvante chemotherapie
    neoadjuvante chemotherapie
  • palliatieve chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat betekend curatief?

A

genezend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

welke tumoren kunnen curatief behandeld worden ?

A
  • hematologische kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wat wil solide tumoren zeggen ?

A

dat ze niet chirurgisch verwijderd kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat betekend adjuvante ?

A

aansluiting op het vorige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat betekend neoadjuvante ?

A

voorafgaand aan iets anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

welk doel heeft neoadjuvante chemotherapie?

A

tumor makkelijker lokaal te behandelen
- tumor optimaal kunnen verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is het doel van palliatieve chemotherapie?

A

levensverlening te krijgen met een goede levenskwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

waarom wordt chemo toegediend bij palliatieve chemo ?

A

om symptomen ten gevolge van de ziekte te verzachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat is responscriteria ?

A

hoe de tumor reageert op de behandeling van cytostatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

welke responscriteria zijn er ?

A
  • complete remissie
  • partiële remissie
  • stabiele ziekte
  • progressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat betekend complete remissie?

A

volledig verdwijnen van alle meetbare en evalueerbare tumorletsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat betekend partiële remissie?

A

vermindering van meetbare tumorletsel tot minder dan 50%van initiële metingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat betekend stabiele ziekte ?

A

geen partiële remissie maar ook geen toename van letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wat betekend progressie ?

A

toename letsel of verschijnen van nieuw letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

welke bijwerkingen kan je krijgen van cytostatica op korte termijn ?

A
  • allergische reactie
    -myelosupressie
    -anemie
  • leukocytopenie
  • trombocytopenie
    -nausea en braken
  • orale mucositis
  • smaakveranderingen
  • alopecia
  • verandering huid en nagels
  • problemen urine uitscheiding
  • problemen met defecatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

waar kan je als vpk bijwerkingen terugvinden in Vlaanderen ?

A

oncologisch compendium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

welke verschijnselen kan je zien bij een allergische reactie bij chemo ?

A
  • anafylactische shock of symptomen hiervan
  • benauwdheid
  • huidreactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

hoe kan de huiduitslag zich tonen ?

A
  • lichte roodheid tot verheven vlekken over volledige lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

wat kan je preventief doen voor een allergische reactie tegen te gaan ?

A
  • observeren eventuele klachten
  • corticosteroïden toedienen voor cytostatica wordt gegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

welk product geef je bij allergische reactie op cytostatica preventief?

A

corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

wat ga je doen als mensen een allergische reactie op chemo krijgen ?

A
  • arts verwittigen eventueel behandeling stoppen en corticosteroïden toedienen
  • registreren en rapporteren aard + duur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

wat ga corticosteroïden doen na toediening van allergische reactie?

A

de allergische reactie doen afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

waarvoor staat myelosuppressie ?

A
  • onderdrukking van het beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

wat is beenmerg voor weefsel ?

A

snel delend weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

wat groeit er in het beenmerg ?

A

stamcellen groeien uit tot leukocyten , trombocyten , erytrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

wat gebeurd er als cytostatica beenmerg aantast?

A

aanmaak van bloedcellen komt in gedrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

wat is het gevolg van aangetast beenmerg door cytostatica?

A
  • anemie
  • leukopenie
  • trombopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

wat veroorzaakt elk cytostatica?

A

myelosuppressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

waarvan hangt de ernst af van myelosuppressie?

A
  • van de dosis hoe hoger de dosis hoe sterker het beenmerg onderdrukt wordt
  • hematologische nadir
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

wat is hematologische nadir?

A

de dag waarop aantal bloedcellen het dieptepunt bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

wanneer is nadir bereikt na cytostatica?

A

8 a 12 dagen na toediening van cytostatica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

na hoeveel tijd ben je gerecupereerd van cytostatica ?

A

na 3 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

waarom wordt chemo in opeenvolgende kuren gegeven ?

A

zodat pt na toediening cytostatica een periode van rust heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

wat wordt er voor elke chemo kuur bepaald ?

A

hematologisch beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

wat kan de arts afhankelijk van hematologisch beeld beslissen ?

A

of dosis aangepast moet worden of behandeling uitgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

waarom zal anemie bij chemotherapie langzaam ontstaan ?

A

langere levensduur van erythrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

wat zijn de symptomen van anemie?

A
  • vermoeidheid
  • dyspnoe
  • bleke gelaatskleur
  • hartkloppingen
  • koud gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

welke interventies kan een vpk doen bij anemie?

A
  • bloedtransfusie
  • erytopoëtine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

waarvoor staat EPO ?

A

erytropoëtine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

wanneer is bloedtransfusie noodzakelijk bij anemie

A

als het herstel niet spontaan verloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

waarom wordt EPO gegeven bij anemie?

A
  • als groeifactor voor de rode bloedcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

wat is er bij leukocytopenie?

A
  • verlaagd aantal leukocyten in het lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

wat heeft er een belangrijke rol bij afweer van de zv ?

A

neutrofielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

wat is de functie van neutrofielen?

A

directe bescherming geven tegen infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

waar worden neutrofielen aangemaakt?

A

in het beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

hoe noemen ze een te kort aan neutrofielen ?

A

neutropenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

waar is de zv vatbaarder voor tijdens neutropenie?

A

infectie
( opportunistische infecties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

welke infecties zijn typisch voor mensen die cytostaticabehandeling krijgen ?

A
  • huidinfecties
  • oesofagitis
  • pneumonie
  • urineweginfectie
  • septikemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

wat veroorzaakt de opportunistische infecties?

A
  • bacteriën
  • virussen
  • schimmels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

wat kan er ontstaat als de zv geen weerstand meer kan geven tegen de infectie?

A

febriele neutropenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

wat is febriele neutropenie ?

A

dit is koorts rechtstreeks verband houdt met neutropenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

welke complicaties kunnen er optreden bij neutropenie?

A

chemokuur gereduceerd wordt of uitgesteld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

wat is belangrijk bij gebruik van cytostatica bij leukocytopenie ?

A

dat ze infecties zoveel mogelijk beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

welke interventies ga je nemen bij leukocytopenie ?

A
  • educatie en info
  • groeifactoren toedienen
  • vaccinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

welke info ga je geven aan mensen met leukocytopenie?

A
  • hoe voorkomen van infecties
  • hoe ze infectie herkennen
  • hoe handelen als er symptomen zijn van infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

wat zijn groeifactoren ?

A

stoffen die een stimulerende rol hebben bij aanmaak van cellen in het beenmerg normaal maakt het lichaam die zelf aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

wanneer kunnen groeifactoren toegediend worden ?

A

primaire preventie
secundaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

wat kan een risico op infectie verminderen bij chemo ?

A

griepvaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

waar spelen trombocyten een belangrijke rol?

A

bloedstollingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

wat kan er gebeuren bij extreem te kort van trombocyten ?

A
  • spontaan bloedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

waar vinden bloedingen plaats bij een te kort van trombocyten?

A
  • mond
  • neus
  • blaas
  • gastro intestinaal stelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

wat kan er ook over het hele lichaam vormen bij trombocytopenie?

A
  • petechiën of hematomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

wanneer is er een kritieke toestand bij trombocytopenie?

A

minder dan 10000 trombocyten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

welke risico is er bij een kritieke toestand bij trombocytopenie?

A
  • hersenbloeding
  • massieve gastro intestinale bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

welke verpleegkundige interventies ga je nemen bij trombocytopenie?

A
  • trombocytentransfusie
  • goed nadrukken vena punctie
  • zorgen voor zachte defecatie door laxeermiddel
  • menstruatie onderdrukken
  • IM infectie vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

waarom zou je een trombocytentransfusie uitvoeren bij trombocytopenie?

A

risico op bloeding verminderd of bepaalde onderzoeken mogelijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

wat mag je niet doen bij trombopenie?

A
  • temperatuur rectaal meten
  • puncties uitvoeren
  • invasieve onderzoeken uitvoeren
  • gebitsextractie te doen
  • centrale / katheters in brengen /verwijderen
  • aspirine / NSAID toedienen
  • anticoagulantia toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

waarvan is het afhankelijk hoe erg je moet braken ?

A
  • persoonsgebonden
  • soort cytostatica
  • dosis cytostatica
  • hoeveel in centraal zenuwstelsel is terecht gekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

welke vormen zijn er van nausea ?

A
  • acuut
  • vertraagd
  • anticipatoir of psychogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

wat is acute nausea?

A

de eerste 24 u toediening chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

wat is vertraagde nausea?

A
  • 24 u toediening rond
  • 2of 3de dag ergste dag
  • kan 7 dagen duren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

wanneer is het anticipatoir of psychogene nausea?

A

voor start van chemo als reactie op stimuli die verband heeft met de chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

welke interventies ga je nemen als verpleegkundige bij nausea?

A
  • voedingsadvies
  • toedienen medicatie om nausea braken te onderdrukken
  • tijdstip toediening respecteren
  • als geen vocht oraal kan ingenomen worden eventueel parenterale overwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

welke gm zijn er die nausea en braken onderdrukken ?

A
  • litican
  • temesta
  • solumedrol
  • ondansetron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

waarom moet je tijdstip van toediening cytostatica respecteren ?

A

te laat of te vroeg toedienen kan gevolgen hebben voor de zv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

wat is orale mucositis ?

A

ontstekingsreactie van de slijmvliezen in de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

welk gevoel geeft orale mucositis voor de zv?

A
  • pijnlijk
    -branderig gevoel
  • moeilijkheden bij eten , drinken , slikken
  • taai en dik slijm
  • smaakveranderingen
  • smaakverlies
  • gingivitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

waardoor kan orale mucositis ontstaan?

A
  • chemotherapie
  • myelosuppressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

hoe kan je orale mucositis voorkomen bij chemotherapie?

A

door cryotherapie toe te passen tijdens het toedienen van chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

wat is cryotherapie?

A

koudetherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

waarom voorkomt cryotherapie orale mucositis?

A

de bloedvaatjes in de mond gaan in vasoconstrictie door de kou

107
Q

waarom zorgt chemo voor orale mucositis?

A

omdat mondslijmvlies uit snel delende cellen bestaat

108
Q

Hoe komt het dat myelosuppressie zorgt voor orale mucositis?

A

door een te kort aan leukocyten en trombocyten ontstaat er een bloeding en infecties in de mond

109
Q

waarom moet orale mucositis in vroeg stadium ontdekt worden ?

A

om de ernst te beperken en de effectiviteit van interventies te bepalen

110
Q

wat moet er gecontroleerd worden tijdens een mondinspectie bij orale mucositis?

A

tandvlees
wangen
lippen
gehemelte
tong
mondbodem

111
Q

hoe kan je verandering in het mondslijmvlies beoordelen ?

A

door een meetinstrument

112
Q

welke vpk interventies ga je nemen bij orale mucositis?

A
  • geef voedingsadvies
  • ernstige mucositis : sondevoeding overwegen
  • pijnbehandeling
  • gebitsprothese geval van stomatitis
  • 4 / dag mondzorg uitvoeren
  • nystatine
  • lippen vochtig houden met vaseline
113
Q

welke voedingsadvies kan je geven bij orale mucositis?

A
  • zacht smeuïge of vloeibare voeding
  • geen sterk gekruide gerechten of zure of zoute voedingsmiddelen
  • geen harde voeding die slijmvliezen kunnen beschadigen
114
Q

hoe kan je de pijn behandelen bij orale mucositis?

A
  • stomatitis cocktail : verdovend effect 4x/dag
  • ijswater verkoelt / pijnstillend
  • morfine toedienen
115
Q

wat doet nystatine?

A

het is voor schimmelinfecties te voorkomen en te behandelen

116
Q

waarom veranderd de smaak als je cytostatica inneemt ?

A

de impulsen veranderen waardoor smaak niet hetzelfde is

117
Q

waardoor kan verandering in smaak ontstaan ?

A
  • orale mucositis
  • nausea en braken
118
Q

welke smaak krijgt een zv in zijn mond bij smaakverandering?

A

metaalsmaak

119
Q

welke gevolg kan smaakverandering geven ?

A

voedingsproblemen

120
Q

waar worden de impulsen van smaakpapillen doorgegeven ?

A

hersenzenuwen

121
Q

welke verpleegkundige interventies kan je nemen bij smaakverandering?

A
  • vraag welke smaakt zv ervaart : diëtist raadplegen
  • zv voldoende laten drinken
  • zorg voor goede mondhygiëne
  • zv niet forceren voor eten tijdens chemo maar goed te eten tussen 2 chemo kuren door
122
Q

wat is alopecia?

A
  • haaruitval
123
Q

hoe komt het dat alopecia ontstaat?

A

cytostatica heeft effect op aanmaak van haren in de haarfollikels

124
Q

vanaf wanneer treedt alopecia op?

A

3 weken na toediening van cytostatica

125
Q

welke vpk interventies kan je nemen bij alopecia?

A
  • bespreek mogelijkheden om periode van kaalheid te overbruggen
  • pruik kiezen voor toediening van chemo
  • hoofdhuid eventueel scheren voor confrontatie te verminderen
126
Q

hoe komt het dat er verandering in huid en nagels komt ?

A

aanmaak huidcellen verminderd er is minder afweer door een verstoorde bloedaanmaak

127
Q

welke gevaren zijn er bij verandering van huid en nagels?

A
  • decubitus
  • intertrigo
  • hyperpigmentatie van huid
  • verbranding huid aan zonlicht
  • droge huid
128
Q

wat kunnen bepaalde producten veroorzaken bij huid en voet veranderingen ?

A
  • hand voetsyndroom
129
Q

wat gebeurd er bij het hand voet syndroom bij de handen en voeten ?

A
  • gevoelig
  • roodheid
  • zwelling
  • droge huid
  • blaarvorming
130
Q

wat kan voet handsyndroom geholpen worden ?

A

cryotherapie

131
Q

welke vpk interventies zijn er bij verandering van huid en nagels?

A
  • cortisonezalf of dalibourwater aanbrengen
  • stoffen handschoenen dragen
  • nagels niet knippen
  • indien nodig :analgetica
132
Q

wat kan cytostatica zijn voor urine en uitscheidingsproblemen ?

A

nefrotoxisch

133
Q

waar kan de pt last van krijgen in urine en uitscheidingsprobleem na toediening cytostatica?

A
  • anurie
  • vochtretentie
  • oedeemvorming
  • blaaswand beschadigd
134
Q

wat zijn vpk interventies bij urine en uitscheidingsproblemen ?

A
  • observeer urineproductie , kleur , helderheid
  • tijdig symptomen van overvulling of onder vulling door hebben
  • vochtbalans opstellen
  • zyloric om nieren te beschermen
135
Q

hoe kan je overvulling/onder vulling door hebben ?

A
  • dagelijks gewichtscontrole
  • controle oedeemvorming
136
Q

wat wordt er gegeven bij overvulling ?

A

diureticum

137
Q

wat wordt er gedaan bij ondervulling?

A

extra vocht toegediend

138
Q

welke problemen kunnen er zijn bij defecatie bij cytostatica?

A
  • diarree
  • obstipatie
139
Q

waardoor veroorzaakt cytostatica diarree?

A

cytostatica beschadigd het darmslijmvlies

140
Q

wat verloopt er moeilijker bij beschadiging van darmslijmvlies?

A

opname van voedsel

141
Q

waardoor ontstaat diarree bij cytostatica?

A

door onverteerde voedsel dat vocht naar de darm toe trekt en de darmwand prikkelt

142
Q

waardoor kan obstipatie ontstaan bij toediening van cytostatica?

A

cytostatica tast zenuwstelsel van de darm aan

143
Q

waardoor ontstaat obstipatie?

A

doordat de darm lui wordt en de peristaltiek gedeeltelijk weg valt

144
Q

welke vpk interventies zijn er bij diarree?

A
  • aandachtig voor onder vulling ( vochtinname stimuleren )
  • zouten en mineralen toedienen via waakinfuus op voorschrift
  • feceskweek om infectie uit te sluiten
  • antidiarreïcum toedienen
  • huidstreek rond anus verzorgen
145
Q

welke vpk interventies neem je bij obstipatie?

A
  • laxativum toedienen
  • dagelijks vocht inname controleren
  • vezelrijke voeding inname
146
Q

welke bijwerkingen zijn er op korte en lange termijn door cytostatica?

A
  • vermoeidheid
  • invloed seksualiteit en vruchtbaarheid
  • beschadiging van zintuigen en centraal zenuwstelsel
  • orgaantoxiciteit
147
Q

welke invloed heeft cytostatica op seksualiteit en vruchtbaarheid?

A
  • verminderd libido
  • onvruchtbaarheid bij de vrouw
  • onvruchtbaarheid bij de man
148
Q

waardoor is er door cytostatica een verminderd libido?

A
  • angst /stress
  • gevolg klachten van ziekte /behandeling
  • veranderd lichaamsbeeld
149
Q

waardoor kan er onvruchtbaarheid zijn bij de vrouw?

A
  • beschadiging ovaria door chemo
  • chemo kan invloed hebben op oestrogeenspiegel waardoor vroegere menopauze
  • vruchtbaarheid sparende behandeling bespreken als ovaria functie niet herneemt
150
Q

waardoor is er een onvruchtbaarheid bij de man door cytostatica?

A
  • spermatogenese verstoord hierdoor kan onomkeerbare azoöspermie ontstaan
  • voor behandeling kunnen zaadcellen gecollecteerd worden om in te vriezen zodat kunstmatige inseminatie nog mogelijk is
151
Q

wat is azoöspermie ?

A

afwezigheid van zaadcellen in het ejaculaat

152
Q

hoe kan ototoxiteit zich manifesteren ?

A
  • onder de vorm van tinnitus, draaiduizeligheid of volledige irreversibel gehoorverlies
153
Q

wat is het gevolg van beschadiging van conjunctiva in het oog?

A

gevolg de traanklieren onvoldoende vocht produceren , waardoor de ogen droog worden

154
Q

waardoor ontstaat conjunctiva ?

A

door cytostatica ?

155
Q

wat kan het gevolg zijn van beschadiging van conjunctiva?

A

conjunctivitis

156
Q

wat kan er veroorzaakt worden door aantasting centraal zenuwstelsel?

A

perifere neuropathie

157
Q

welke symptomen kunnen er ontstaan door perifere neuropahtie?

A
  • tintelingen in vingertoppen
  • gevoelsverlies
  • ongevoelig worden van de extremiteiten
  • krachtverlies
158
Q

tot wat kan perifere neuropathie leiden ?

A

invaliditeit

159
Q

waar kan je last van hebben als u zintuigen van centraal zenuwstelsel beschadigd worden?

A
  • ototoxiteit
  • oculaire toxiciteit
  • irritatie van retina en lens
  • perifere neuropathie
160
Q

Waardoor komt er beschadiging van de conjunctiva ?

A

door cytostatica

161
Q

waarom zal een arts nooit 2 cytostatica’ s toedienen die hetzelfde toxiciteitsprofiel hebben ?

A

omdat de producten schadelijk zijn voor longen ,hart , lever, nieren en ze willen de belasting zoveel mogelijk beperken

162
Q

wat zijn de meeste problemen bij longtoxiteit ?

A
  • longoedeem
  • longfibrose
  • interstitiële pneumonitis
163
Q

Onder welke vorm komt cardiotoxiciteit voor?

A
  • hartfalen
  • hartritmestoornissen
164
Q

wat is veno occlusive disease ?

A

een ontsteking van de bloedvaten die zorgen voor transport van bloed door lever met een blokkade als gevolg waardoor zuurstoftekort ontstaat in de levercellen en deze beschadigd worden

165
Q

hoe kan levertoxiciteit zich voordoen ?

A
  • geen symptomen dat het alleen zichtbaar is bij labo
  • veno occlusive disease
166
Q

wat moet je weten voor de dosis van cytostatica berekend?

A

lichaamslengte en lichaamsgewicht

167
Q

welke toedieningsmethodes zijn er voor cytostatica ?

A
  • cutaan
  • oraal
  • intra arterieel
  • intrathecaal
  • intra peritoneaal
  • intramusculair en subcutaan
  • intraveneus en centraal veneus
  • poortkatheter
168
Q

welke vorm van cutaan cytostatica toedieningen zijn er?

A
  • zalf
  • creme
  • vloeistof
169
Q

wanneer wordt cutaan cytostatica toegediend?

A

bij opp huidcarcinomen

170
Q

hoe gaat de huid eruit zien bij cutaan cytostatica gebruik?

A
  • jeuk
  • roodheid
  • schilfervorming
  • slechte conditie van de huid
171
Q

welke voorbeelden zijn er van cutane toedieningsmethodes?

A
  • aldara
  • efudix
172
Q

welke vormen van oraal cytostatica zijn er?

A
  • tabletten
  • poeder
  • capsules
  • drank
173
Q

hoe moet de orale cytostatica ingenomen worden ?

A
  • met voldoende water en mag niet aangeraakt worden met blote handen
174
Q

welke voorbeelden zijn er van orale cytostatica?

A
  • hydrea
  • busulfan
175
Q

wat is het doel van intra arterieel?

A
  • een hoge concentratie cytostatica rechtstreeks in de tumor in te brengen
176
Q

waar wordt intra arterieel cytostatica gebruikt?

A

lever en hoofdhals carcinomen

177
Q

hoe wordt intrathecaal ingebracht?

A
  • via directe lumbaalpunctie
178
Q

hoeveel keer prikken ze lumbaal aan bij intrathecaal?

A

meerdere keren gedurende de behandeling

179
Q

Hoe kan je nog de intrathecale ruimte nog bereiken ?

A
  • ommayareservoir
  • rickhamdrain
180
Q

waar ligt het ommayareservoir ?

A

direct onder de huid van de schedel

181
Q

wat is het voordeel van intrathecale toediening?

A
  • cytostaticum passeert niet de bloedhersenbarrière
  • voldoende hoge dosis cytostatica bereikt de hersenen
182
Q

waar wordt intra peritoneaal toegediend?

A

abdomen

183
Q

waarom wordt intra peritoneaal in het abdomen toegediend?

A
  • lokaal hogere concentratie bereikt worden
184
Q

wat is een specifieke vorm van intra peritoneale chemo ?

A

HIPEC - behandeling

185
Q

waarvoor staat HIPEC ?

A

hypertherme intra peritoneale chemotherapie

186
Q

wat kan IM en SC cytostatica veroorzaken?

A

weefselschade

187
Q

hoe wordt cytostatica meestal toegediend?

A
  • intraveneus
188
Q

wat wordt er altijd gebruikt bij een cytostaticum als het iv toegediend wordt?

A

volumetrische gestuurde pomp

189
Q

wat doet een volumetrische gestuurde pomp?

A
  • alarmsignaal geven
  • indien toediening belemmerd wordt
190
Q

wat is het risico van cytostatica via perifere katheter?

A
  • extravasaties
  • flebitis
191
Q

wat zal je plaatsen inplaats van een perifere katheter?

A
  • poortkatheter
  • PICC
  • centraal veneuze katheter
  • hickmankatheter
192
Q

welke katheter plaats je best bij kinderen die cytostatica moeten krijgen ?

A
  • hickmankatheter
193
Q

welke katheter wordt aangeraden voor langere tijd?

A
  • poortkatheter
194
Q

welke onderdelen heeft een poortkatheter?

A
  • aanprikpoort
  • katheteruiteinde bevindt zich in vena cava superior
195
Q

wat is een aanprikpoort?

A

klein reservoir met de bovenzijde een siliconenmembraan

196
Q

hoe wordt een siliconenmembraan nog genoemd?

A

septum

197
Q

hoe kan een poortkatheter geplaats worden ?

A
  • lokale narcose
  • volledige narcose
198
Q

hoe plaatsen ze de poortkatheter?

A
  • kleine incisie wordt ruimte gemaakt voor aanprikpoort te plaatsen
  • de poort wordt op een stevige ondergrond geplaatst
199
Q

waarom wordt een aanprikpoort op een stevige ondergrond geplaatst?

A

om aanprikken makkelijker te laten verlopen

200
Q

hoe is de implantaat zichtbaar na plaatsing?

A

onderhuidse verdikking

201
Q

waar wordt de ( poortkatheter) katheter ingebracht?

A

vena subclavia
vena jugularis externa of interna

202
Q

hoe wordt de poortkather verwijderd?

A
  • door litteken weer open te doen om poort uit de subcutane holte te halen en de katheter uit de vene te verwijderen
203
Q

welke voordelen zijn er aan een poortkatheter?

A
  • frequente venapunctie mogelijk
  • minder kans op extravasatie
  • normale bewegingsvrijheid
  • minder kans katheterinfecties
  • groter volume vloeistof iv toegediend worden
  • minder irritatie bloedvatwand door cytostatica
  • kan langer ter plaatsen blijven
204
Q

wat zijn de nadelen aan een poortkatheter?

A
  • plaatsing door kleine operatieve ingreep
  • risico op infectie in of rond poortkatheter
  • risico op thrombusvorming rond katheter
  • huid moet steeds doorprikt worden
205
Q

wat zijn aandachtspunten bij een poortkatheter ?

A
  • observeren postoperatieve complicatie na ingreep
  • infuusleiding vervangen om 72 u
  • wekelijks verband vervangen of bij vervuiling
  • aanpriknaald wekelijks vervangen
  • juiste naaldlengte gebruiken
  • geen abnormale druk uitoefenen bij inspuiting van medicatie
  • spuit van 10 ml gebruiken
  • weerstand niet verder proberen maar oorzaak opsporen
206
Q

welke complicaties en verpleegproblemen kunnen er zijn bij een poortkatheter?

A
  • mechanische problemen met naald
  • mechanische problemen met poort
  • mechanische problemen met de katheter
  • hematoom
  • infectie
  • chemische occlusie
  • trombotische occlusie
207
Q

wat is accidentele dislocatie ?

A

mechanische problemen met naald

208
Q

wat kan het gevolg worden bij mechanische problemen met de naald?

A

lekkage

209
Q

hoe kunnen ze mechanische problemen met naald voorkomen ?

A
  • voldoende lengte van naald kiezen
  • plaats naald tot bodem van de poort
  • fixeer de naald veilig eventueel met kompres onder de naald en een afdekkend verband
210
Q

welke mechanische problemen met de poort kunnen er zijn ?

A
  • kanteling van poort
  • erosie van de poort
211
Q

wat zijn oorzaken dat de poort kan kantelen ?

A
  • obesitas zv waarbij poort niet rust op prepectorale fascia
  • pocket is te groot
  • poort niet gefixeerd
212
Q

wat kan de oorzaak zijn van erosie van de poort?

A
  • zv is cachectisch
  • poort te opp geplaatst
  • hechtingen te snel verwijderd
213
Q

welke problemen kunnen er zijn met de katheter?

A
  • migratie van de kathetertip
  • ruptuur van katheter
  • pich off van katheter
214
Q

wat zijn de oorzaken van de migratie van de kathetertip?

A
  • katheter is te lang en wordt met lus naast poort gelegd de lus probeert bij het spoelen te strekken
  • kathetertraject is te kort en kan migreren naar een ander bloedvat
  • door braken , niezen , felle hoestbui
215
Q

hoe kan een ruptuur veroorzaakt worden bij de poortkatheter ?

A
  • inspuiten onder hoge druk
216
Q

wat is een pinch off katheter?

A

katheter zit gekneld tussen de clavicula en eerste rib

217
Q

hoe kan een hematoom ontstaan bij een poortkatheter?-

A
  • plaatsing
  • stollingsproblemen
218
Q

hoe ontstaat een infectie bij een poortkatheter

A
  • onsteriele plaatsing poort
219
Q

hoe moet je handelen bij teken van infectie bij een poortkatheter?

A
  • wondcultuur nemen
  • wondzorg van insteekplaats
  • homoculturen afnemen
  • toediening antibiotica
220
Q

hoe ontstaat chemische occlusie ?

A
  • door kristallisatie van 2 gm of door omzetting van vetten tegen wand van de poortkatheter
221
Q

hoe kan een chemische occlusie voorkomen worden ?

A

voldoende spoelen voor en na toediening van medicatie

222
Q

wat is een trombotische occlusie ?

A

trombus ter hoogte van de kathetertip , in de katheter of in de poort is

223
Q

wat is de oorzaak van een trombotische occlusie ?

A
  • irritatie van de vene of doordat lichaam reageert op vreemd voorwerp in de bloedbaan
224
Q

waarvan is de behandeling afhankelijk bij een trombotische occlusie?

A
  • oorzaak
  • plaats van de trombus
225
Q

In welke situatie komt cytostatica vrij?

A

calamiteiten

226
Q

wat wordt er verwacht van een vpk als ze in contact komen met calamiteiten ?

A

hoe ze ermee omgaan als ze in aanraking komen met calamiteiten

227
Q

hoe wordt de omgeving besmet van calamiteiten ?

A
  • cytostatica kan ongecontroleerd vrijkomen en de omgeving besmetten
  • ( urinaal omstoten van besmette zv )
228
Q

hoe geraak je besmet met calamiteiten als persoon?

A

per ongeluk in contact met cytostatica bv spatincidenten

229
Q

hoe beperk je de besmetting van personen als ze in contact komen met calamiteiten ?

A

huid te spoelen onder kraan
ogen spoelen met oogdouche

230
Q

wat bezit een calamiteiten set ?

A
  • middelen om cytostatica op te ruimen
  • antidota voor geval van extravasatie
231
Q

wat zijn algemene interventies voor calamiteiten ?

A
  • verder besmetting van personen te voorkomen
  • verwittig personen van uit de zelfde ruimte
  • vermijd paniektoestand
  • verwittig afdelingsarts
  • vul personeelsrapportblad voor calamiteiten in
  • correct beheer van protocol en inhoud van calamiteiten set
232
Q

welke interventies moet je nemen bij besmetting van een persoon?

A
  • kledij/handschoenen uit en behandelen als risicolinnen : huid onder de kleding ook onder besmet beschouwen
  • huid : spoelen ,zeep , douche
  • ogen : 15 min spoelen
  • verwondingen : geforceerd laten bloeden , spoelen met water nadien en antidotum gebruiken
233
Q

wat zijn de interventies bij besmetting van de omgeving met calamiteiten ?

A
  • ruim besmetting op
  • besmette gebied zo klein mogelijk en betrokken medewerkers zo klein mogelijk
  • ruim op volgens protocol , benodigde materialen en persoonlijke beschermingsmiddelen uit calamiteiten
234
Q

wat gebeurd er met cytostatica als er extravasatie is?

A

cytostatica tijdens toediening onbedoeld buiten de bloedbaan

235
Q

wat kan het gevolg zijn bij extravasatie ?

A

weefselbeschadiging bij hoge concentratie van cytostatica

236
Q

welke 3 groepen zijn er bij extravasatie?

A
  • neutrale middelen
  • irriterende middelen
  • blaasvormende middelen
237
Q

wat zijn normale middelen bij extravasatie ?

A

zorgen normaal voor geen weefselschade

238
Q

wat veroorzaakt irriterende middelen bij extravasatie?

A
  • ontstekingsreactie
  • branderig gevoel
  • jeuk
  • pijn rond insteekplaats
  • geen ulceratie
    = weefsel hersteld
239
Q

wat zijn blaarvormende middelen bij extravasatie?

A
  • geven weefselschade waarbij blaren openkomen en ulcereren
  • ernst kan zo erg zijn dat verminking en functieverlies is
240
Q

welke oorzaken zijn er voor extravasatie?

A
  • malpositie of dislocatie van naald
  • beschadiging van septum
  • disconnectie of ruptuur van katheter
241
Q

welke preventieve handelingen zijn er bij extravasatie?

A
  • perifere toediening cytostatica vermijden
  • geen perifeer infuus prikken bij gescleroseerde vene
  • observeer verschijnselen ven extravasatie bij toediening
  • info zv over klachten
242
Q

waar gaan we geen perifeer infuus prikken voor extravasatie te voorkomen ?

A
  • gescleroseerde vene
  • kleine opp venen
  • venen in elleboog
  • vene aan verlamde zijde
243
Q

welke maatregelen kan je nemen bij extravasatie?

A
  • infuus stop zetten, niet spoelen of flushen
  • naald ter plaatse laten en irriterende stof te evacueren
  • idee van hoelang het product al ingelopen is
  • omcirkel aangetaste zone, eventueel foto
  • lokale verzorging uitvoeren volgens richtlijnen van cytostatica compendium om meest geschikte behandeling op te starten
  • antidotum geven
  • extravasatiekit moet aanwezig zij op afdeling om snel te kunnen handelen
244
Q

wat is cytostatica nog buiten kanker remmen ?

A

kankerverwekkend

245
Q

wie moet cytostatica bereiden ?

A

de apotheek

246
Q

welke ruimte wordt gebruikt voor bereiding van cytostatica?

A

laminaire airflowkast

247
Q

waarom wordt de laminaire airflowkast gebruikt voor bereiding van cytostatica ?

A

in de kast is er een luchtstroom aanwezig die alle vrijgekomen druppels onmiddellijk weg filtert

248
Q

wat draagt de apotheek tijdens bereiding van cytostatica?

A
  • handschoenen
  • overschoenen
  • muts
  • overschort
249
Q

wat moet er beperkt worden in verband chemotherapie?

A
  • afdelingen beperken
  • zo min mogelijk mensen vervoeren met lopend cytostaticuminfuus
250
Q

wat moet er duidelijk vermeld zijn op de cytostatica?

A
  • naam van pt
  • gm + dosis
  • datum en uur van bereiding en eventueel verval
  • bewaaromstandigheden
  • cystostaticamarkering
251
Q

waarom moet de buitenverpakking van cytostatica zo lang mogelijk gesloten blijven ?

A
  • beperkt verspreiding van product bij eventueel lekkage
252
Q

hoe moet transport van vpk post naar zv gebeuren ?

A

in een gesloten transportbak

253
Q

wat moet er op het etiket staat in verband bewaring van cytostatica?

A
  • specifieke aandachtspunten
  • bewaartijd
  • bewaren in kast of koelkast
  • cytostaticalogo op de locatie waar cytostatica bewaart wordt
254
Q

wanneer ga je cytostatica niet toedienen in verband bewaring ?

A

of het de juiste temperatuur is bewaart

255
Q

welke handeling is cytostatica toedienen?

A

C handeling

256
Q

wie mag cytostatica uitvoeren ?

A
  • verpleegkundige die bezit zit van bijzondere beroepstitel
  • vpk met 5 jaar relevante ervaring in oncologie
257
Q

wat moet je steeds controleren bij toediening van cytostatica?

A
  • naam pt
  • naam + dosis
  • vervaldatum
  • toedieningswijze
258
Q

wat moet je altijd aan hebben bij toediening cytostatica?

A

persoonlijke beschermingsmiddelen

259
Q

welk infuus moet je gebruiken voor cytostatica?

A

gesloten infuussysteem

260
Q

hoe lang blijft cytostatica concentratie in het lichaam?

A

tot 7 dagen na chemo

261
Q

wat moet er gemeden worden bij uitscheidingsproducten na cytostatica?

A

contact met uitscheidingsproducten

262
Q

wat is het grootste risico om met concentratie van cytostatica in contact te komen in verband met excretie ?

A

aerosolvorming : bv uitgieten van urine in toilet

263
Q

wat zijn algemene maatregelen bij in contact komen met excretie?

A
  • zv zelf naar toilet gaan
  • mannelijke zv zitten laten urineren
  • toilet 2 x doorspoelen met gesloten deksel
    -reinigen toilet dagelijks met ph neutraal schoonmaakmiddel
264
Q

hoe ga je gecontamineerde excretie afvoeren?

A
  • handschoenen dragen
  • nierbekkens met braaksel afdekken in een lekdichte zak om bij risicoafval te deponeren
  • bedpannen en urinaal direct in wasmachine
  • wegwerpmaterialen moeten in afvalcontainer voor gevaarlijk zh afval gedeponeerd worden
  • urine bewaren 24 u kan beter uitgesteld worden tot na risicoperiode
  • besmet linnen in speciale gele zak
  • morsen besmet excretie als calamiteit en wordt materiaalbesmetting