chapter 3 en 4 Flashcards

1
Q

chromosomen

A

langwerpige structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chromatine

A

diffuus netwerk van chromosomen en ligt verspreid over nucleus. Bevat de dubbele DNA-helix en histonen = nucleosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Histonen

A

positief geladen eiwitten die op negatief geladen DNA binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nucleosoom

A

aantal basenparen + cluster van 8-tal histonen. bij celdeling nog meer in elkaar nestelen -> chromatine vezels gevormd waarin nucleosomen zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diploid

A

lichaamscellen bevatten twee sets van chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

karyokinese

A

genetisch materiaal wordt verdeeld over de twee helften van een cel gevolgd door cytokinese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cytokinese

A

cytoplasma wordt verdeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interfase

A

na een celdeling bevind de cel zich in interfase. Stadia:
1. G1 = onmiddellijk na beëindigen celdeling. intermediaire fase waarin cellen op een bepaald kunnen kiezen om kort of lang in de G0 te komen.
2. G0 = een cel kan in rust gaan en niet verder delen, alles ligt stil
3. S = S-fase waarbij het DNA zal gerepliceerd worden . Start DNA-replicatie
4. G2 = celvolume wordt verdubbeld en DNA gerepliceerd zodat mitose kan beginnen
(in interfase worden centriolen gevormd met daarin spoeldraden dei chromosomen kunnen oppikken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mitose

A

celdeling (verdubbeling genetisch materiaal) kan opgesplitst worden in stadia:

  1. Profase = chormosomen worden gecondenseerd en 2 centriolen worden in het cytoplasma waaruit microtubuli worden gevormd. Chromosomen nog omgeven door eiwitmantel
  2. Prometafase = chromosomen condenseren verder, nucleaire enveloppe wordt afgebroken en centriolen worden aan beide kanten van cel geplaatst, chromosomen worden aan microtubuli gehecht.
  3. Metafase = de chromosomen worden gealigneerd. In meest gecondenseerde vorm, dus zichtbaar.
  4. Anafase = de 2 dochterchromatiden worden gescheiden in de richting van de twee polen
  5. Telofase = de gescheiden chromosomen worden omgeven door nucleaire enveloppes en het cytoplasma wordt ter vorming van 2 dochtercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

meiose

A

halvering genetisch materiaal vermits het tot doel heeft gameten (eicellen en spermacellen) te vormen.
twee celdelingen, eerste en tweede meiotische deling:
Profase 1 = tijdens verschillende stadia worden homolgene chromosomen nadat de chromatide gerepliceerd zijn naast elkaar gepositioneerd, hetgeen synapsis wordt genoemd. Op dat moment kan er door crossing over uitwisseling plaatsgrijpen tussen de homologe chromosomen.
Daarna Metafase 1 -> Anafase 1 -> Telofase 1
De tweede meiotische deling is gelijk aan mitotische deling, waarbij elk paar chromatide van een chromosoom worden gescheiden (Metafase 2 -> Anafase 2 -> Telofase 2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gameten

A

Haploid = ze hebben van elk chromosoom maar 1 (na bevruchting opnieuw een diploide cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spermatogenese

A

gebeurt in teelbal. 2 meiotische delingen van de primaire spermatocyt, waarbij steeds de hoeveelheid erfelijk materiaal en cytoplasma gelijkwaardig wordt verdeeld zodat er 4 spermacellen worden gevormd. proces verloopt gehele leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oogenese

A

Gebeurt in ovarium, twee meiotische delingen, maar hoeveelheid cytoplasma ongelijk verdeeld. Je krijgt een polair lichaampje na deling van de primaire oocyt. Er wordt dan met de secundaire oocyt verder gedeeld en er ontstaat een ootide en een tweede poollichaampje. Er wordt 1 eicel gevormd. er is maar een efficiëntie van 1/4 dat leidt tot een eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

karyotypering

A

geeft een voorstelling van het aantal chromosomen en hun structuur. prakstische uitvoering:
1. cellen worden gekweekt
2. aan delende cellen wordt colchine (vorming spoeldraden verminderen) toegevoegd die mitose in metafase houdt
3. chromosomen in meest gecondenseerde vorm
4. cellen laten opzwellen en spreiden over dekglaasje.
5. kleuring en fotografische verwerking
centromeer, 2 telomeren, p-arm (kort), q arm (lang)
nummering is volgens lengte chromosomen: 22 autosomen en 2 gesclachtscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gekoppeld

A

genen liggen op dezelfde chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

recombinatie

A

veroorzaakt nieuwe combinaties als gevolg van crossover

17
Q

crossover

A

uitwisseling van fragmenten tussen 2 homologe chromosomen tijdes de profase van de eerste meiotische deling op plaatsen waar een chiasme (breuken chromatide) gevormd is

18
Q

recombinatiefrequentie

A

aantal recombinanten op het totaal aantal nakomelingen in % -> genetische afstand uitrekenen centiMorgans -> 1 cM = 1 % (nooit meer dan 50 cM)

19
Q

telomeren

A

bevatten structuren die ervoor zorgen dat het DNA niet aangetast wordt door enzymen en dergelijks.

20
Q

metacentrische chromosomen

A

midden

21
Q

submetacentrische chromosen

A

verschoven naar boven

22
Q

acrocentrische chromosomen

A

verschoven naar uiteinden

23
Q

Bandering

A

ontstaat door bepaalde kleuringen, laten toe onderscheid te maken tussen verschillende chromosomen. verhoogde resolutie -> afwijkingen detecteren

24
Q

C-paradox

A

er is geen verband tussen de hoeveelheid DNA en hoe complex een species is.