Chapter 2 Flashcards
the address
het adres
the car
de auto
to accompany
begeleiden (bechelajden)
quite
best wel
to move
bewegen (ik beweeg)
blue
blauw
to stay
blijven (blajfen)
the book
het boek
to do grocery shopping
doen boodschappen
the neighbour
de buurman
to thank
danken
to dance
dansen
the dancing lesson
de dansles
the door
de deur
to drink
drinken
the egg
het ei
terribly / very / extremely
erg
to eat
eten
to cycle
fietsen
the movie
de film
soon
gauw
the luck / happiness
het geluk
the guitar
de gitaar
to like to do, please
graag
hi
ha
the hobby
de hobby
to love
houden van
the house number
her huisnummber
every
ieder
everybody
iedereen (íderén)
to jog
joggen
the postcard
de kaart
the time
de keer
the kitchen
de keuken
the colour
de kleur
the coffee
de koffie
to cook
koken
to cost
kosten