Chapter 1 - D/NL (3) Flashcards
1
Q
befreundet
A
bevriend
2
Q
bestimmt
A
zeker, beslist
3
Q
das stimmt
A
dat klopt
4
Q
dass
A
dat
5
Q
die eigenen Daten
A
de eigen gegevens
6
Q
ein anderes Leben führen
A
een ander leven leiden
7
Q
eine gewisse Zeit
A
een bepaalde tijd
8
Q
hoffentlich
A
hopelijk
9
Q
keine Grenzen setzen
A
geen grenzen stellen
10
Q
letztendlich
A
uiteindelijk
11
Q
ohne dass
A
zonder dat
12
Q
schon
A
al
13
Q
senkrecht
A
verticaal
14
Q
ständig
A
steeds, voortdurend
15
Q
unerwünscht
A
ongewenst