Chapitre 3-A zinnen Flashcards
1
Q
Tu es en quelle classe?
A
in welke klas zit jij?
2
Q
je suis en cinquième
A
ik zit in de eerste klas.
3
Q
tu as quelles matières le mardi?
A
welk vakken heb jij op dindag?
4
Q
le mardi,j’ai histoire et anglais
A
dinsdag heb ik geschiedenis en duits