Case Polymeren Flashcards

1
Q

Macromoleculaire stof

A

bestaat uit zeer grote moleculen

(tot zelfs 100.000 atomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Monomeer

A

bouwsteen van de polymeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Polymeren

A

Macromoleculaire stof

opgebouwd uit regelmatig terugkerende monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oligomeren

A

Polymeer met klein aantal structuureenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Repeterende eenheid

A

Kleinste monomeer dat steeds terugkeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Polymerisatiegaad

A

Aantal repeterende eenheden per polymeerketen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Homopolymeer

A

Polymeer uit 1 soort monomeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Copolymeer

A

Polymeer uit 2 verschillende monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Statisch copolymeer

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Alternerend copolymeer

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Blokcopolymeren

A

Komen in blokken voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ent- en graftcopolymeren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Terpolymeer

A

Polymeer uit 3 verschillende monomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Polymeerblend

A

Mengsel van verschillende polymeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lineaire polymeren

A
  • Thermoplasten
  • Relatief zwakke interacties onderling
  • Ketens verstrengelen in elkaar (spaghetti)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lineair vertakte polymeren

A
  • Thermoplasten
  • Vertakte macromoleculen
    • Ontstaan door zijreacties tijdens polymeersynthese
  • Verminderde dichtheid van polymeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beperkt vernette polymeren

A
  • Elastomeren
  • Dwarsverbindingen tussen polymeerketens op covalente basis
    • Cross-links
  • Bekomen door vulkanisatie
    • (bij rubbers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sterk vernette polymeren

A
  • Thermoharders
  • Polymeerketens die onderling sterk verbonden zijn
    • Via overwegend covalente bindingen
    • 3D-netwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Thermoplasten

A
  • Lineair of vertakte structuur
    • Onvernet!
  • Worden zacht bij opwarming
    • Terug hard bij afkoeling
    • Vormvast bij afkoeling
  • Decompositie bij te hoge temperatuur
  • Oplosbaar in solvent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Elastomeren

A
  • Beperkt vernette polymeren
  • Rubberachtige eigenschappen
  • Wordt niet plastisch bij hoge temperatuur
  • Decompositie bij te hoge temperatuur
  • Onoplosbaar in solventen
    • Kan opzwellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Thermoharders

A
  • Strak 3D netwerk van covalente bindingen
    • Sterk vernet
  • Bros
  • Versterkbaar met vulstof
  • Wordt niet plastisch bij hoge temperatuur
  • Decompositie bij te hoge temperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Eigenschappen polymeer gebaseerd op?

A
  • Chemische structuur
  • Vertakkingsgraad
  • Gemiddelde molmassa
  • Molmassa verdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aantalgemiddelde molmassa Mn

A

Aantal moleculen met een bepaalde massa t.o.v. een totaal aantal moleculen

  • ni = aantal fractie (Ni/Ntotaal)
    • Verhouding # ketens van een bepaald soort t.o.v. het totaal # ketens
  • Mi = molmassa van de polymeermolecule met polymerisatiegraad i
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gewichtsgemiddelde molmassa Mw

A

Gewicht van de moleculen met een bepaalde molmassa t.o.v. het totale gewicht

  • wi = gewichtsfractie (Wi/Wtotaal)
    • Verhouding van het gewicht van alle ketens van soort i
  • Mi = molmassa van de polymeermolecule met polymerisatiegraad i
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Monofunctioneel

A

Geen polymeer

CH3-CH2-OH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bifunctioneel

A

Lineair polymeer

n HOOC-C6H4-OH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Dubbele binding

A

Bifunctioneel

Lineair polymeer

n CH2=CH2 → (-CH2-CH2-)n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Trifunctioneel

A

Vernetting mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Radicalaire polymerisatie: Stap 1

A

Initiatie

  • Toevoeging van eev verbinding die radicalen levert
    • Initiator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Radicalaire polymerisatie: stap 2

A

Propagatie

  • Keten groeit door herhaaldelijke toevoeging van monomeren aan het radicaal actief centrum
  • Hele snelle fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Radicalaire polymerisatie: stap 3

A

Terminatie

  • Keten blijft groeien tot eindgroep verdwijnt
    • Bv. door combinatie van 2 groeiende centra -> 1 polymeer molecule
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Anionische polymerisatie

A

Actief centrum is een carbanion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kationische polymerisatie

A

Actief centrum is een carbokation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Coördinatiepolymerisatie

A
  • Stereospecifieke plaatsing van opeenvolgende monomeereenheden langs de polymeerketen.
    • Dankzij bv. Ziegler Natta katalysatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Massapolymerisatie

A
  • Polymerisatie van zuiver onverdund polymeer
  • Polymeersmelt na polymerisatie
    • Verwerken tot korrels
36
Q

Massapolymerisatie: voor-/nadelen

A

+ Geen oplosmiddelen nodig

  • Sterke steiging viscositeit
  • Moeilijke warmteafvoer
37
Q

Massapolymerisatie: Toepassingen

A
  • Bereiding van condensatiepolymeren
    • Bv. nylon
  • Gegoten PMMA
    • Plexiglas
  • Productie van voorwerpen uit plexiharders
38
Q

Solventpolymerisatie

A
  • Monomeer moet oplosbaar zijn in solvent
  • Initiator, katalysator en gevormd polymeer niet altijd oplosbaar in solvent
39
Q

Solventpolymerisatie: voor-/nadelen

A

+ Betere controle polymerisatie dankzij solvent

  • Gevaar voor milieu
  • Extra kostprijs van solvent
40
Q

Solventpolymerisatie: Toepassingen

A
  • Wanneer gevormd polymeer als oplossing wordt gebruikt
    • Anders moet solvent verwijderd worden, wat zeer moeilijk is
  • Lijm, verf, gieten van folie,…
41
Q

Suspensiepolymerisatie

A
  • Goed roeren in water
    • In aanwezigheid van beschermvolloid als suspensiemiddel

  • Monomeer is onoplosbaar in water
  • Initiator lost op in water
  • Polymerisatie gebeurt in elke druppel in suspensie
42
Q

Suspensiepolymerisatie: Proces

A

Proces in elke druppel:

  1. Vloeibaar monomeer
  2. Kleverig deeltje (proces is bezig)
  3. Toevoeging beschermcolloid en hard roeren
    • Coaguleren verhinderen
  4. Vast glasachtig deeltje na proces
  5. Deeltjes afzonderen door filter
43
Q

Suspensiepolymerisatie: voor-/nadelen

A

+ Betere controle polymerisatie

+ Zuiver polymeer (weinig hulpstoffen)

  • > zuiverder PVC dan emulsiepolymerisatie
  • Discontinue bereiding
44
Q

Suspensiepolymerisatie: Toepassing

A
  • Sterk exotherme radicaalpolymerisaties
    • PS, PVC, PMMA
    • Piepschuim
45
Q

Emulsiepolymerisatie

A

Bestaat uit:

  • Dispergerend medium (water, …)
  • Monomeer -> onoplosbaar in water (dm)
  • Initiator -> oplosbaar in water (dm)
  • Emulgator of zeep
    • Oppervlak actieve stof met hydrofiele kop en hydrofobe staart
    • Micelvorming boven bepaalde concentratie
    • Ook monomeerdruppels aanwezig
46
Q

Emulsiepolymerisatie: proces

A
  • Monomeerdruppels + micellen
  • Initiator is opgelost in water
  1. Diffusie van monomeermoleculen uit druppels naar micellen
    • In water: monomeren botsen met initiator
    • Door botsing ontstaan er radicalen
  2. Radicaal treedt micel binnen
  3. Monomeren in micel polymeriseren
  4. Tweede radicaal in micel -> terminatie
  5. Volgende radicaal in cel -> nieuwe polymerisatie
  6. Micellen die polymeer bevaten blijven groeien
    • ​Zo lang vers monomeer wordt aangevoerd
  7. Stabiele emulsie van polymeer in water
    • Deeltjes van 0,1 μm
    • Ook wel latex genoemd
47
Q

Emulsiepolymerisatie: voor-/nadelen

A

+ Dun, vloeibaar reactiemengsel

+ Regelbare reactiesnelheid en ketenlengte

+ Stabiele latex als eindproduct

+ Seeded polymerisation (synthese van ent-copolymeren)

  • Veel hulpstoffen (moeilijk verwijderbaar)
48
Q

Emulsiepolymerisatie: Toepassingen

A
  • Vinylacetaat
  • Chloropreen
  • Styreen-butadieen copolymeer
  • Bereiden als latex
    • Verf, coatings, …
49
Q

Grensvlakpolymerisatie

A
  • 2 monomeren in 2 niet-mengbare oplosmiddelen
  • Polymerisatie treedt op aan grensvlak
    • Gevormde vlies als streng uit systeem
50
Q

Polyethyleen: Formule

A

n CH2=CH2 → (-CH2-CH2-)n

51
Q

Polyethyleen: Eigenschappen

A
  • Zacht
  • Taai
  • Isoleert warmte en stroom
  • Onschadelijk voor gezondheid
  • Smaak- en reukloos
  • Licht
  • Dichtheid hoger → stijfheid hoger
  • Chemisch stabiel
  • Lasbaar
  • Onschadelijk voor gezondheid
  • Sterk
  • Makkelijk te maken
52
Q

LDPE: Eigenschappen

A
  • Lage dichtheid
  • Lineair vertakte ketens
  • Flexibel
  • Polymerisatie:
    • Hoge druk
    • Hoge temperatur
53
Q

LDPE: Toepassingen

A
  • Folie
  • Tetrabrikken
  • Wasmanden
  • Speelgoed
54
Q

HDPE: Eigenschappen

A
  • Hoge dichtheid
  • Stijf
  • Lineair polymeer (niet vertakt)
    • Dichtere pakking van de ketens
  • Verweekt pas boven 125°C
  • Polymerisatie:
    • Lage druk
    • Reactie duurt 1-4 uur
    • Speciale katalysator
55
Q

HDPE: Toepassingen

A
  • Flessen
  • (bier)Kratten
  • Vuisnisbakken
  • Speelgoed
56
Q

Polypropyleen: Formule

A

n CH2=CH-CH3 → (-CH2-CH(-CH3)-)n

57
Q

Polypropyleen: Eigenschappen/Toepassingen

A

Meer temperatuurresistent dan PE

  • Textielvezel
    • Tapijt, trekkabels
  • Speelgoed
  • Scharnieren
    • Zeer goede weerstand tegen herhaald buigen
  • Keukengerei
58
Q

Polyvinylchloride: Formule

A

n CH2=CH-Cl → (-CH2-CH(-Cl)-)n

59
Q

Polyvinylchloride: Eigenschappen

A
  • Zuivere PVC is Hard
    • Zacht door toevoeging weekmakers
  • Technisch hoogwaardige eigenschappen
  • Goede prijs/kwaliteit
  • Lange levensduur
  • Vlamdovend
  • ± Onderhoudsvrij
  • Isolerend
    • elektriciteit, temperatuur, geluid
  • Vele kleuren
  • Zeer resistent
60
Q

Polyvinylchloride: Toepassingen

A
  • Hard PVC
    • Buizen
    • Raamprofielen
    • Kabelisolatie
  • Zacht PVC
    • Vinylbehang
    • Vinylvloerbekleding
    • Kunstleer
    • Tuinslang
61
Q

Polystyreen: Formule

A

n CH2=CH-C6H5 → (-CH2-CH(-C6H5)-)n

62
Q

Polystyreen: Eigenschappen

A
  • Glashelder wanneer zuiver
  • Bros
    • Versterkbaar met mengen met rubber
  • Normaal in schuimvorm
  • Licht
  • Isoleert
  • Makkelijk verwerkbaar
  • Niet giftig
  • Makkelijk recycleerbaar
  • Bestand tegen rotten en schimmels
  • Neemt weinig water op
63
Q

Polyethyleentereftalaat: Formule

A

n HO-(CH2)2-OH + n HOOC-C6H4-COOH →

H(-O-(CH2)2-O-C(=O)-C6H4-C(=O)-)nOH + (2n-1)H2O

64
Q

Polyethyleentereftalaat: Eigenschappen

A
  • Hard
  • Sterk
  • Maatvast
65
Q

Polyethyleentereftalaat: Toepassingen

A
  • Flessen
  • Textielvezel
66
Q

Butadieenrubber: Formule

A

n CH2=CH-CH=CH2 → (-CH2-CH=CH-CH2-)n

67
Q

Butadieenrubber: Eigenschappen

A
  • Goede slijtvastheid
  • Meestal gemengd met SBR of natuurrubber
    • Styreen-butadieenrubber
68
Q

Styreen-Butadieenrubber: Eigenschappen

A

Copolymeer van butadieen en styreen met rubberkarakter

  • Vulkanisatie met zwavel
  • Versterking met roet
69
Q

Isopreenrubber

A

Synthetische kopie van natuurrubber

70
Q

Isopreenrubber: Toepassingen

A
  • Banden voor vrachtwagens
  • Spuitgieten
71
Q

Polymeermatrixcomposieten: Composiet

A

Materiaal uit een continue polymeermatrix waarin een wapeningsmateriaal is aangebracht

72
Q

Polymeermatrixcomposieten: Polymeermatrix

A

Meestal thermoharder

Soms thermoplast

73
Q

Polymeermatrixcomposieten: Wapening

A

Glasvezel, grafietvezel, metaal, keramisch materiaal

74
Q

Polymeermatrixcomposieten: Eigenchappen

A
  • Licht
  • Sterk
  • Corrosiebestendig
  • Schokbestendig
  • Mech eigenschappen bepaald door wapeningsmateriaal
75
Q

Polymeermatrixcomposieten: Toepassingen

A
  • Ruimtevaart
  • Luchtvaart
  • Scheepsvaart
76
Q

Antioxidantia

A

Gaat oxidatie door thermische energie tegen

77
Q

UV-Stabilisatoren

A

Gaat oxidatie door licht tegen

Vangen licht op

78
Q

Warmte stabilisatoren

A

Verhinderen afsplitsing van HCl

Anders verkleuring en degradatie

79
Q

Weekmakers

A

Betere flexibiliteit en verwerkbaarheid

-> Vloeit beter

80
Q

Pigmenten en kleurstoffen

A

Pigmenten: onoplosbaar

Kleurstoffen: oplosbaar

Transparantie is functie vandeeltjesgrootte en materiaaldikte

81
Q

Vulstoffen en versterkingsmiddelen

A

Prijsverlagend en/of verbetering eigenschappen

82
Q

Smeermiddelen

A

smeermiddelen: makkelijker door verwerkingsmachine

antislip zorgt voor betere stapeling gevulde zakken

vernettingsmiddel: x-links in thermoharder

83
Q

Schuimmiddelen

A

Chemische en fysische blaasmiddelen

84
Q

Anti-statica

A

vermijden van statische ladingen

Handig bij folie en tegen oppervlaktevervuiling

85
Q

Brandvertragers

A

Gaan oxidatie tegen bij aanwezigheid van een vlam

86
Q

Alternatieve stoffen

A
  • Zetmeel
  • Cellulose
  • Suikers
  • Melkzuur
  • Organisch afval
  • Algen
  • Plantaardige oliën
  • Micro-organismen
    *