Cardiovasculair systeem 3/3 Flashcards
Welke drie typen spierweefsel bestaan er?
Dwarsgestreept, glad en hartspierweefsel.
Waardoor wordt een spiercel omgeven?
Door basaal lamina en daaromheen een dunne laag reticulair bindweefsel.
Welke drie typen dwarsgestreept spierweefsel zijn er en waar komen deze typen voor?
Rode spieren –> rugspieren.
Witte spieren –> oogspieren.
Intermediare spieren –> spieren met eigenschappen van rode en witte spieren.
Waar bestaat een myofibrilin uit?
Uit een dik filament, myosine. Uit een dun filament, actine.
Het dunne filament bestaat uit actine filamenten, maar ook uit twee andere eiwitten; welke?
Tropomyosine en troponine.
Troponine bestaat uit 3 sub-units, welke en wat is hun functie?
TnT –> bindt aan tropomyosine.
TnC –> bindt Ca2+-ionen.
TnI –> verhindert interactie tussen actine en myosine.
Wat is de M-line, H-zone, A-band, I-band en Z-line?
M-line: het midden van een myosine filament.
H-zone: de zone van de M-line waar myosine nog geen contact heeft gemaakt met actine filamenten (licht op microscoop).
A-band: het gehele myosine filament plus de plek waar myosine contact maakt met actine-filament.
I-band: Het actine filament minus het deel wat contact maakt met myosine.
Z-line: verticale actine filamenten.
Wat houdt de sliding filament theory in?
Contractie ontstaat wanneer een spiervezel een impuls krijgt die een bepaalde reactie in de sarcomeren stimuleert. De impuls zorgt ervoor dat het hoofd van myosine zich richting de actine filamenten bewegen. Zo trekt myosine actine richting het centrum van de sarcomeer. Echter gaat dit niet meteen, want in rust zit er aan het actine filament het eiwitcomplex troponine gebonden die weer aan tropomyosine is gebonden. Hierdoor kan myosine zich niet vastgrijpen aan actine. Wanneer de impuls ontstaat, openen Ca2+ kanalen zich en komt Ca2+ vrij in het sarcoplasma. Ca2+ bindt aan TnC en hierdoor verplaatst tropomyosine zich en ligt het niet meer in de weg.
Noem een aantal eigenschappen van hartspierweefsel:
Unicellulair, cellen zijn in rijen gelegen, Tussen de cellen zitten adherentes, desmosomen en gap junctions. Het heeft een zwak sarcoplastisch reticulum, waardoor Ca2+ van buiten de cel moet komen.
Noem een aantal eigenschappen van glad spierweefsel:
Te vinden in darm, bloedvaten, huid, urinewegen. Unicellulair en spoelvormig. Actine en myosine aanwezig, contractiemechanisme verschilt. Geen sarcoplastisch reticulum –> contractie langzamer.
Watzijn de gevolgen van een vasculaire laesie:
Door een vasculaire laesie ontstaat een verstoring van de bloedvoorziening van het weefsel –> ischemia –> hierdoor te kort aan zuurstof en andere voedingsstoffen –> necrose –> infarct en afsterven van weefsel.
Tunica intima
De binnenkant van een bloedvat, dat bedekt wordt door plaveisel epitheel. Richting de tunica media ligt losmazig bindweefsel dat wordt begrensd door intern elastisch lamina.
Tunica media
Bestaat uit glad spierweefsel en daartussen bevinden zich elastische vezels (collageen) en reticulaire vezels. De tunica media wordt begrensd door extern elastisch lamina.
Tunica externa
Deze laag bevat bindweefsel met collageen. Het kan ook spiercellen en elastische vezels bevatten. Deze laag wordt van bloed voorzien via vasa vasorum.
Vasa vasorum
Vaten in vaten