caput 6 Flashcards
474 copia
copiae v de hoeveelheid; de gelegenheid
475 sermo
sermonis m het gesprek; het taalgebruik
476 vates
vatis m de waarzegger;de dichter
477 voluntas
voluntatis v de wil
478 aureus
aurea,aureum m gouden
479 medius
media,medium m middelste;het midden van
480 obscurus
obscura,obscurum m duister
481 brevis
brevis,breve,brevis kort
482 mortalis
mortalis, mortale, mortalis sterfelijk
483 nobilis
nobilis,nobile,nobilis adelijk;beroemd
484 omnis
omnis,omne,omnis geheel;elk
485 omnes
omnes,omnia;omnium alle
486 tristis
tristis,triste,tristis droevig
487 audax
audax,audax,audacis moedig,overmoedig
488 dives
dives,dives,divitis rijk
489 ferox
ferox,ferox,ferocis woest;uitdagend
490 ingens
ingens,ingens,ingentis reusachtig
491 sapiens
sapiens,sapiens,sapientis wijs;verstandig
492 celer
celeris,celere,celeris snel
493 incitare
incito aanvuren