Business Models Flashcards
Wat is de link tussen Dorminey en de Standaarden
*Standaard 240: De verantwoordelijkheden van de accountant in het kader van een controle van financiële overzichten (FRAUDE)
OVEREENKOMST
1+Accountants maken in de praktijk gebruik van checklists op basis van 240 (niet effectief).
2+Zowel in de standaard als in de paper wordt de management override als een serieuze bedreiging gezien van de anti-fraude werkzaamheden. De standaard typeert dit dan ook altijd als een significant frauderisico
VERSCHIL
1-Fraudedriehoek is opgenomen in de bijlage en in de hoofdtekst worden gelegenheid en druk/stimulans benoemd als frauderisicofactoren, echter wordt rationalisatie niet benoemd. Dit zou opgenomen kunnen worden in de hoofdtekst
2- (WEINIG STURING - AANV WERK) Accountant moet zelf invullen wat voor aanvullende werkzaamheden moeten worden gedaan bij identificeren van fraude/ vermoeden van fraude -> er wordt weinig sturing gegeven. (data analyse en het integraal controleren)
3- Standaard 240 gaat om materiële fraude (maar Dorminey gaat ook om integriteit en de cultuur binnen het management/bedrijf> Dorminey slaat de fraudedriehoek ‘kapot’ en gaat in op het gedrag/de reactie van accountants (Anti-fraud profession’s response))
*Standaard 315: Identificeren en inschatten van jaarrekeningrisico’s
OVEREENKOMST
1+ (CONTINUE BIJSTELLEN) 315 gaat ook in op risicoinschattingswerkzaamheden. In het geval van fraude wordt er bepaald wat de kans x magnitude is om de impact van fraude te bepalen. Zowel de paper als standaard stellen dat het continue bijstellen van de risico-inschattingen kan leiden tot een betere detectie van eventuele fraude.
2+ (OPZET + BESTAAN IB) Voor elk significant risico moet je inzicht krijgen in de IB activiteiten die op dat risico betrekking hebben, dit betekent dat je opzet en bestaan van die IB activiteiten moet onderzoeken. > Standaardrisico’s Management override + Opbrengstverantwoording
Wat is de link tussen Peecher et. al (2007) en de Standaarden?
*Standaard 240: De verantwoordelijkheden van de accountant in het kader van een controle van financiële overzichten (FRAUDE)
OVEREENKOMST
+Indien er een inconsistentie is dan moet hier op geacteerd worden> Wanneer het controlebewijs vanuit meerdere informatiebronnen niet eenzelfde richting op wijst, dan doet de accountant nader onderzoek. Bij de aanvullende werkzaamheden zal de accountant rekening houden met de mogelijkheid van managementfraude
*Standaard 250: Naleving van wet- en regelgeving
OVEREENKOMST
+EBS : omgeving van de entiteit -> welke wet- en regelgeving is van toepassing
- Standaard 315: Identificeren en inschatten van jaarrekeningrisico’s
OVEREENKOMST
1+ inzicht verwerven in de entiteit en haar omgeving (EBS)
2+ Als de accountant nieuwe informatie verkrijgt die niet consistent is met controle informatie dient de accountant de identificatie of inschatting te herzien -> Informatie krijgen uit de drie bronnen dan moet je de risico inschatting herzien
3. risicoinschatting is een itarief en dynamisch proces
4. Cijferanalyses betreft toetsen van verwachtingen -> evidence-driven belief based risk assessment.
VERSCHIL
1- Verwachting opbouwen vanuit de informatiebronnen komt niet terug in de standaard of hoe dat samengaat met Evidentiary Triangulation -> Ik zou dit niet veranderen omdat dit te veel sturing geeft aan de standaard.
Wat is de definitie van een significant risico volgens 315? En volgens 315.28, waar dient de accountant rekening mee te houden bij het beoordelen of risico’s significant zijn?
Definitie significant risico (315.4):
Een geïdentificeerd en ingeschat risico op een afwijking van materieel belang waaraan, op grond van oordeelvorming van de accountant, tijdens de controle bijzondere aandacht moet worden besteed.
Voor elk significant risico moet je inzicht krijgen in de IB activiteiten die op dat risico betrekking hebben, dit betekent dat je opzet en bestaan van die activiteiten moet onderzoeken.
1) Frauderisico’s
2) Risico’s die verband houden met significante ontwikkelingen op economisch/boekhoudkundig/etc, gebied.
3) Complexe transacties
4) Schattingsposten (subjectiviteit)
5) Significante transacties met verbonden partijen
6) Ongebruikelijke significante transacties (buiten normale bedrijfsvoering)
De materiële risico’s moeten worden ingeschat op twee niveaus, namelijk:
1) financiële overzichten (vb. fraude, management overide of controls)
2) Beweringen mbt transactiestromen, saldi en toelichtingen (beweringenoverzicht: A129)
De risico’s op het niveau van de jaarrekening als geheel (algemene risico’s) hebben meestal gevolgen voor meerdere beweringen (bijvoorbeeld risico op management override). Dit is vooral van belang bij de inschatting van risico’s als gevolg van fraude.
COS 315 verdeelt de beweringen in drie hoofdcategorieën:
1) Stromen - beweringen over transactiestromen en gebeurtenissen tijdens de controleperiode;
2) Standen - beweringen over eindsaldi op balansdatum;
3) Presentatie en toelichting - beweringen over de presentatie van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen.
COS 320 geeft zelf geen definitie van materialiteit, maar zegt dat de verslaggevingsgrondslagen deze in het algemeen als volgt beschrijven:
1) Afwijkingen zijn materieel als ze redelijkerwijs van invloed zijn op de economische beslissingen die gebruikers nemen op basis van de jaarrekening;
2) Een afwijking kan niet alleen materieel zijn qua omvang, maar ook alleen al qua aard;
3) Omdat hun individuele behoeften te zeer kunnen verschillen, wordt de materialiteit gebaseerd op de gemeenschappelijke behoeften van de totale groep gebruikers.
-> Afwijking wordt van materieel belang geacht als het invloed heeft op economische beslissing gebruiker + gemeenschappelijke behoefte staat voorop en niet individuele gebruiker
Het bepalen van de materialiteit is een kwestie van professionele oordeelsvorming ; de accountant heeft een perceptie van de behoefte van de gebruikers.
De accountant mag aannemen dat de gebruikers:
1) een redelijke kennis hebben van financiële verslaggeving en met een redelijke mate van toewijding de financiële overzichten bestuderen.
2) begrijpen dat finaciële overzichten wordt opgesteld en gecontroleerd volgens materialiteitsniveaus.
3) de onderzekerheid erkennen van schattingsposten en toekomstige gebeurtenissen
4) redelijke economische beslissingen nemen op basis van de informatie.
Oftewel: Je mag uitgaan van redelijk verstandige gebruikers. Je mag aannemen dat ze een redelijke economische bagage hebben en begrijpen dat de jaarrekening niet 100% betrouwbaar en nauwkeurig is.
Definitie uitvoeringsmaterialiteit (320.9)
+ Triviaal
Uitvoeringsmaterialiteit = het lagere materialiteitsniveau, waarbij de waarschijnlijkheid wordt teruggedrongen tot een aanvaardbaar laag niveau dat de niet ondekte fouten en de niet-gecorrigeerde fouten de materialiteit gaan overstijgen.
De uitvoeringsmaterialiteit moet lager zijn dan de jaarrekeningmaterialiteit.
Uitvoeringsmaterialiteit: het bedrag of bedragen die door accountant op lager niveau dan materialiteitsniveau voor fin. overzicht als geheel wordt gesteld om totaal nietgecorrigeerde en niet-gedetecteerde afwijkingen tot passend laag niveau terug te brengen.
Triviaal (CT)
Onbeduidend
De accountant wordt vereist om afwijkingen tijdens de controle te accumuleren, met uitzondering van die welke duidelijk triviaal zijn (NV COS 450).
Peecher et. Al:
- Kernboodschap van het wetenschappelijke concept
________________________________________ - Relatie met de verantwoordelijkheid van een accountant
________________________________________ - Kern van de betreffende regelgeving/standaarden
________________________________________ - Vertaling naar NV COS Standaarden 240, 250, 315 en 320
Peecher et. Al:
- Kernboodschap van het wetenschappelijke concept
De kernboodschap van het artikel is dat auditkwaliteit wordt verbeterd door een strategisch-systeemgerichte aanpak. Dit houdt in dat auditors verder moeten kijken dan financiële gegevens en zich moeten verdiepen in de bedrijfsstrategie, het ecosysteem, de interne processen en risico’s van de cliënt. Een holistische benadering, gericht op het begrijpen van de onderliggende bedrijfsdynamiek, stelt auditors in staat om kritieke risico’s beter te identificeren en daardoor effectievere audits uit te voeren.
________________________________________ - Relatie met de verantwoordelijkheid van een accountant
De strategisch-systeemgerichte aanpak versterkt de verantwoordelijkheid van accountants om professionele scepsis en oordeelsvorming toe te passen. Accountants moeten niet alleen controleren op compliance, maar ook inzicht verwerven in de cliënts bedrijfsmodel, marktrisico’s en bestuurlijke zwaktes. Dit sluit aan bij hun plicht om materiële fouten of fraude op te sporen en een onafhankelijk, goed onderbouwd oordeel te vormen, zoals vereist door beroepsstandaarden.
________________________________________ - Kern van de betreffende regelgeving/standaarden
De kern van relevante standaarden (zoals ISA of NV COS) is risicogebaseerd auditen, waarbij auditors verplicht zijn om:
* Een diepgaand begrip van de cliënt en diens omgeving te ontwikkelen (COS 315),
* Materiële risico’s te identificeren (COS 320),
* Adequate respons op risico’s te plannen (COS 300), en
* Specifieke aandacht te besteden aan frauderisico’s (COS 240) en wet- en regelgeving (COS 250).
________________________________________ - Vertaling naar NV COS Standaarden 240, 250, 315 en 320
Het wetenschappelijke concept vertaalt zich wel in deze standaarden:
* COS 240 (Fraude): De strategisch-systeembenadering verbetert het vermogen om frauderisico’s te herkennen via inzicht in bedrijfscultuur en incentives.
* COS 250 (Wet- en regelgeving): Kennis van de sector en bedrijfsprocessen helpt bij het identificeren van compliance-risico’s.
* COS 315 (Risicoanalyse): Vereist expliciet een analyse van de cliënts bedrijfsomgeving, interne controle en strategie, wat centraal staat in het artikel.
* COS 320 (Materialiteit): Materialiteitsbeoordelingen worden onderbouwd door een strategisch begrip van de cliënts operationele en financiële prioriteiten.
De nadruk op integrale risicobeoordeling en contextueel begrip in het artikel sluit direct aan bij de eisen van deze standaarden, waardoor de wetenschappelijke concepten praktisch verankerd zijn.
Dorminey 2012
1. Kernboodschap van het wetenschappelijke concept
________________________________________
2. Relatie met de verantwoordelijkheid van een accountant
________________________________________
3. Kern van de betreffende regelgeving/standaarden
________________________________________
4. Vertaling naar NV COS Standaarden 240, 250, 315 en 320
Dorminey 2012
1. Kernboodschap van het wetenschappelijke concept
De kernboodschap van het artikel is dat fraude een dynamisch fenomeen is dat begrepen moet worden via geëvolueerde theoretische modellen, zoals de Fraud Triangle (druk, gelegenheid, rationalisatie) en latere uitbreidingen (bijv. Fraud Diamond met “capaciteit”). Het benadrukt dat fraude ontstaat uit een combinatie van individuele, organisatorische en omgevingsfactoren, en dat auditors deze multidimensionale risico’s moeten integreren in hun aanpak om fraudeffectiever te kunnen voorspellen en detecteren.
________________________________________
2. Relatie met de verantwoordelijkheid van een accountant
De evolutie van fraudetheorieën vergroot de verantwoordelijkheid van accountants om proactief frauderisico’s te analyseren en zich te baseren op wetenschappelijke inzichten. Accountants moeten niet alleen controleren op concrete signalen van fraude, maar ook de onderliggende motivaties en structuren begrijpen die fraude mogelijk maken. Dit sluit aan bij hun plicht om beroepsscepsis toe te passen en risicogebaseerde procedures te ontwerpen, zoals vereist door standaarden over fraude (bijv. NV COS 240).
________________________________________
3. Kern van de betreffende regelgeving/standaarden
De kern van relevante standaarden (zoals NV COS 240 en ISA 240) is het identificeren, beoordelen en aanpakken van frauderisico’s tijdens een audit. Dit omvat:
* Het begrijpen van factoren die fraude stimuleren (druk, gelegenheid, rationalisatie),
* Het evalueren van interne controles,
* Het plannen van auditprocedures om materiële misstatements door fraude op te sporen, en
* Het documenteren van risico’s en genomen maatregelen.
________________________________________
4. Vertaling naar NV COS Standaarden 240, 250, 315 en 320
Het wetenschappelijke concept vertaalt zich direct in deze standaarden, met name NV COS 240:
* COS 240 (Fraude): De fraudetheorieën vormen de basis voor het identificeren van risicofactoren (bijv. incentives, zwakke controles) en het ontwerpen van gerichte auditprocedures.
* COS 250 (Wet- en regelgeving): Inzicht in fraude als overtreding van wetten versterkt de focus op compliance-risico’s.
* COS 315 (Risicoanalyse): Het begrijpen van de cliënts bedrijfscultuur, incentives en controles – zoals beschreven in fraudemodellen – is essentieel voor risicobeoordeling.
* COS 320 (Materialiteit): Frauderisico’s beïnvloeden de inschatting van materiële drempels en de reikwijdte van de audit.
De nadruk op multidimensionale fraude-analyse in het artikel ondersteunt de vereisten van deze standaarden, waardoor auditors beter in staat zijn om theoretisch onderbouwde, praktische oordelen te vormen.