BS 4 Het Bloed Flashcards

1
Q

bloedplasma

A

water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten, vervoert onder meer zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, regelende stoffen en beschermende stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

plasma-eiwitten

A

albuminen, globulinen en fibrinogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rode beenmerg

A

een sponsachtig materiaal in de holte van botten, vooral in de wervels, in platte beenderen en in de uiteinden van pijpbeenderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rode bloedcellen/ erytrocyten

A

zijn kleine ronde schijfjes, die in het midden dunner zijn dan aan de rand, geen celkern. Waardoor ze kort leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bloedplaatjes / trombocyten

A

geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen. Vervullen een functie bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bloedstolling

A

het proces waarbij bloed klontert en hard wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fibrinogeen

A

eiwit, speelt rol bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stollingsfactoren

A

eiwitten die een rol spelen bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

trombine

A

een enzym dat van belang is bij de bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fibrine

A

vormt een netwerk van raden, waartussen de bloedcellen blijven hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bloedserum

A

bloedplasma zonder fibrinogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

witte bloedcellen / leukocyten

A

zijn betrokken bij de afweer tegen ziekte, hebben een celkern, maar geen vaste vorm. Waardoor ze door de wand van haarvaten heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly